Boeken / Fictie

Het grote gat moet gevuld worden

recensie: Edgar Hilsenrath (vert. Elly Schippers) - Fuck Amerika. Bronsky's bekentenis

.

Voor Hilsenrath (1926) lijkt er geen andere manier te zijn om uiting te geven aan zijn donkerste herinneringen dan in cynisme gedrenkt proza. In De nazi en de kapper (2008) presteerde hij het een beestachtige SS’er te laten ontvluchten door hem als zionistische Jood in te zetten bij de opbouw van een nieuw Palestina. Met Fuck Amerika. Bronsky’s bekentenis beschrijft hij opnieuw een werkelijkheid die in extravagantie zijn weerga niet kent.

Onbegrensde mogelijkheden
Edgar Hilsenrath is als twaalfjarige jongen na de Kristallnacht uit Duitsland gevlucht en in Roemenië bij familie terechtgekomen. Vanaf 1941 worden de Joden naar een getto in de Oekraïne gedeporteerd waar hij de loodzware jaren weet te overleven. Na enige omzwervingen trekt hij naar Palestina, later weer terug naar Europa en maakt uiteindelijk de oversteek naar het beloofde land Amerika.

Dat is waar hij Jakob Bronsky opvoert. De Duitse emigrant zonder perspectief, slechts bepakt met de hoop dat het land van onbegrensde mogelijkheden voor hem ook wel een kansje zal hebben. Maar Bronsky belandt, als zoveel emigranten, in een zwerversbestaan met af en toe een dag werk en zonder middelen om een bestaan op te bouwen. Hij verblijft voornamelijk in de grote emigrantencafetaria, probeert zo min mogelijk geld uit te geven en schrijft gedisciplineerd aan zijn grote roman ‘die het gat in mijn geheugen moet opvullen’.

Lichamelijke liefde
De manier waarop Hilsenrath de draak steekt met zijn hoofdpersoon is bijna aanmatigend te noemen. Hij laat Bronsky op alle fronten oog in oog staan met zijn eigen onmacht. De boodschap is duidelijk: de Amerikaanse droom is niet voor iedereen weggelegd en zeker niet voor een arme Jood die nog geen nagel heeft om z’n kont te krabben. Holocaust of geen Holocaust, hier moet iedereen gewoon keihard vechten voor z’n positie. En het draait allemaal om geld.

Bronsky weet telkens weer wat te verdienen zodat hij het hoofd boven water kan houden. Hij is hulpkelner in een restaurant, bezorger van sandwiches of nachtportier aan Park Avenue. Als er ergens iets extra’s te halen valt, vaak op illegale wijze, aarzelt hij geen moment en slaat zijn slag. Groot probleem is dat hij door zijn gebrek aan middelen ook iedere vorm van lichamelijke liefde moet ontberen.

Bronsky, zei ik tegen mezelf, het heeft geen zin om onder het lopen met je pik te spelen. Je hebt een hoop geschreven (…) maar nu heb je een vrouw nodig. Je bent nog een jonge vent. En de mens leeft niet van brood alleen.

Lachspieren
De wederwaardigheden van Jakob Bronsky worden door Hilsenrath op zijn bekende manier opgetekend: volledig gespeend van enige sentimentaliteit. Zelfs de geringste vorm van moraal is niet te vinden in deze niets ontziende geschiedenis. Dat zorgt tegelijkertijd dat de satire ruim baan krijgt en zelfs doorslaat in zeer op de lachspieren werkende situaties. De schrijver onttrekt zich aan de bekende Shoah-literatuur door de meest schokkende episode uit de wereldgeschiedenis te presenteren als een wrange maar vitale tragikomedie.

In dialogen die als een spervuur van kogels door de tekst schieten, kijkt Bronsky terug op zijn leven in Duitsland en in het getto. En vertelt hij over de vorderingen van zijn toekomstige bestseller genaamd De rukker (‘een eenzame man is altijd een rukker’). Het succes dat hij als auteur zal hebben vormt de ultieme droom in zijn hoofd en doet zijn dramatische ervaringen in het land van de grote dromen vergeten.

God houdt van Amerika, want Amerika is zijn akker, een heilige akker (…) Als u geen succes hebt, klaag dan niet Gods akker aan, maar uzelf.