Boeken / Non-fictie

Hoe Deleuze te lezen?

recensie: Ed Romein, Marc Schuilenburg, Sjoerd van Tuinen (red.) - Deleuze Compendium

Hoe weerbarstig kan een filosofisch werk zijn? De geschiedenis van de wijsbegeerte geeft ons veel voorbeelden. Kants Kritik der reinen Vernunft mag lastig genoemd worden en Hegels Phänomenologie des Geistes is nog een graadje erger, maar wie ooit zo overmoedig is geweest een boek van de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1995) ter hand te nemen,  heeft pas echt  kunnen ervaren hoe ontoegankelijk de boeken van filosofen soms zijn. Weerbarstig betekent echter nog niet onbelangrijk. Deleuze heeft op filosofen, kunstenaars, architecten, filmmakers en anderen, grote invloed gehad. Het Deleuze Compendium laat zien hoezeer ook filosofen uit de Lage Landen door deze Franse denker zijn gegrepen.

Gezien de moeilijkheidsgraad van het werk van Deleuze, is een grondig naslagwerk geen overbodige luxe. Daarom mogen we ons gelukkig prijzen met het Deleuze Compendium. De redacteuren hebben gekozen voor een veelzijdige opzet, waardoor iedere geïnteresseerde lezer wel iets van zijn of haar gading vinden kan. De essays uit de eerste twee delen beschrijven de vroege Deleuze en bieden tevens een goed overzicht van zijn belangrijkste theoretische teksten, zoals het beroemde Différence et répétition, het ongehoord moeilijke Logique du sens en de intrigerende studie over Leibniz, Le pli. Het derde deel doet een poging de concepten die Deleuze in zijn werk heeft ‘gecreëerd’ uit de doeken te doen en het vierde deel biedt ten slotte een overzicht van de vele ’toepassingen’ die in zijn werk te vinden zijn rondom literatuur, film, schilderkunst, enzovoorts.

(On)begrijpelijke begrippen
Al is er wel niveauverschil tussen de bijdragen, over de gehele breedte genomen getuigen de essays van grondige kennis van het werk van Deleuze en zijn deze goed en toegankelijk geschreven. Hoewel het Deleuze Compendium heel mooi in de kantlijn aangeeft wanneer er een technisch begrip wordt besproken, blijven deze begrippen vaak onduidelijk. Laat ik een voorbeeld geven uit het inleidende essay, dat goed en verhelderend begint, maar naar het einde toe de welwillende leek toch enigszins in het moeras achterlaat:

Volgens Deleuze en Guattari is een conceptuele creatie alleen mogelijk omdat er gelijktijdig een prefilosofisch immanentievlak of consistentievlak wordt ‘uitgelegd’ dat een ‘doorsnede’ van de chaos vormt en consistentie of ‘realiteit’ aan de virtualiteit verleent.

Dit is een zin die de lezer versteld doet staan. Want wat is een consistentievlak en over welke chaos hebben we het hier precies? Al spoorzoekend door het boek vindt de lezer extra puzzelstukjes die iets ophelderen omtrent deze enigmatische zin. Tegelijkertijd kan hij zich niet aan de indruk onttrekken dat de verbluffende zinsnede die elders in het boek te vinden is – ‘filosofische concepten lijken hiermee op chaotische systemen’ – duidelijk maakt hoe ongrijpbaar de concepten zijn die Deleuze in een ‘wilde en vrije creatie’ het levenslicht heeft doen zien.

Dit betekent ook dat de duisterheid van de begrippen niet zozeer wijst op een gebrek van zijn interpreten, maar in eerste instantie bij Deleuze zelf ligt. Tegen deze achtergrond is het veilig te concluderen dat de vele auteurs van het Deleuze Compendium een gedegen academische prestatie hebben neergezet en veel lijnen uit Deleuzes denken, weten zichtbaar te maken. De vragen die overblijven, kunnen maar op één manier opgelost worden: door Deleuze zelf te gaan lezen.

Hoe Deleuzes werk te nemen?
Na de lof voor dit niet alleen inhoudelijk interessante, maar ook nog eens prachtig uitgegeven boek, rest er nog één vraag: Hoe zou Deleuze zichzelf gelezen hebben? Alle auteurs stellen zich in hun uitleg zeer dienstbaar op aan Deleuzes werk. Een dergelijke trouw is misschien noodzakelijk voor een compendium, maar Deleuze zelf leest heel anders. Sarah Posman laat dit in haar mooie essay zien. Met Deleuzes eigen woorden, beschrijft zij hoe hij teksten las: hij ‘wil “een auteur van achteren nemen” en hem of haar een “monsterlijk nageslacht” bezorgen.’ Mocht het Deleuze Compendium nog iets ontberen, dan is het dit: een wilde, perverse lezing die laat zien hoe ook aan het werk van de meester via zo’n tegennatuurlijke gewelddaad een monsterachtige vruchtbaarheid geschonken kan worden.