Boeken / Non-fictie

Decennium van uitersten

recensie: Duco Hellema - Nederland en de jaren zeventig

Het heersende beeld van de jaren zeventig is een decennium dat in alles verschilt met de activistische jaren zestig  van Provo en de Maagdenhuisbezetting. Onterecht, vindt Duco Hellema. In zijn gedegen handboek blijkt Nederland in de jaren zeventig een politieke achtbaan.

Hellema, Utrechts hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen, opent zijn boek met een persoonlijke noot. Als babyboomer en voormalig lid van de Communistische Partij Nederland maakte hij veel van het beschrevene zelf mee. Daarbij hield hij er soms naïeve gedachten op na, biecht Hellema op. Persoonlijker wordt Nederland en de jaren zeventig niet. Maar tussen de regels door klinkt het harde ontwaken na een, in retrospectief, misschien ‘naïef’ idealistisch decennium.

Burgerlijke ongehoorzaamheid
Hellema beschrijft een land dat in de jaren zeventig in een ‘politieke stroomversnelling’ raakte. Het wijdverspreid maatschappelijke engagement dat vaak is toegeschreven aan de jaren zestig, kwam volgens hem in de jaren zeventig pas echt tot bloei. Medezeggenschap en democratisering, sociale rechtvaardigheid en emancipatie waren daarbij terugkerende eisen.

De aantallen waren vaak indrukwekkend. Er ontstonden duizenden organisaties, comités, centra, werkgroepen, die zich met een heel spectrum van maatschappelijke kwesties bezighielden. Met grote regelmaat bleken grote aantallen vakbondactivisten, ambtenaren, studenten, scholieren, vrouwen, jongeren en buurtbewoners bereid te zijn de straat op te gaan.

<em>Verkiezingsposter Pacifistisch Socialistische Partij (1971)</em>

Verkiezingsposter Pacifistisch Socialistische Partij (1971)

Krakers en de vrouwenbeweging konden daarbij bogen op aanzienlijke maatschappelijke steun. In zekere mate gold dat zelfs voor leden van de terroristische Rote Armee Fraktion (RAF) die in Duitse gevangenissen in hongerstaking gingen.

Illustratief voor die wijdverspreide opstandigheid, was de situatie rond Bouke Kalma; lid van de Pacifistisch Socialistische Partij en met een hoge functie bij de Rotterdamse politie. Bij een demonstratie tegen de ‘dreigende negatieve ontwikkelingen in de Duitse rechtstaat’, eind 1977, wekte hij de suggestie de RAF te steunen. Het Ministerie van Justitie vroeg burgemeester André van der Louw (Nieuw Links) daarop Kalma te schorsen. Van der Louw weigerde en hield het bij een berisping. Dit tot ongenoegen van het Ministerie, maar ook Kalma was boos. Hij diende zijn ontslag in en eiste (tevergeefs) een schadevergoeding voor de zo goedbedoelde berisping. Door burgerlijke ongehoorzaamheid versoepelden uiteindelijk zelfs regels en ordehandhaving, concludeert Hellema in de slotpagina’s van zijn boek.

Ook kreeg Nederland in de jaren zeventig voor het eerst te maken met binnenlands terrorisme. Hellema maakt daarom een duidelijk onderscheid tussen sociale bewegingen (vrouwenrechten, betere arbeidsomstandigheden) en gewelddadige acties. Want hoewel veel geweld – de Molukse acties uitgezonderd – uit het buitenland overkwam (RAF, Palestijnse activisten), vielen in Nederland verhoudingsgewijs meer doden dan in menig ander West-Europees land.

Conservatieve reactie
Niet alleen links politiseerde in de jaren zeventig; ook partijen rechts van het midden roerden zich. Het plaatst de progressiviteit van het decennium in een ander daglicht. Zo bleef zelfs in 1973, voorafgaande aan het progressieve Kabinet Den Uyl, de electorale winst van links beperkt. Dit maakte deelname van de confessionele KVP, PPR en ARP aan een coalitie met PvdA en D66 noodzakelijk. De aanvankelijk succesvolle pogingen van de PvdA om de confessionele partijen uiteen te drijven, leidde er uiteindelijk toe dat zij de krachten bundelden in het CDA. Daarmee was het startschot voor de Christendemocratische dominantie van de jaren tachtig gegeven.

Hoe is deze overgang van een progressief decennium naar de harde, neoliberale jaren tachtig te verklaren? Dat is een van de grote vragen van het boek. Deels, zegt Hellema, werden de politieke voorkeuren van een groot deel van het electoraat verkeerd begrepen. Zelfs CDA’er Dries van Agt was, na zijn succesvolle verkiezingscampagne van 1977, verrast door de breed gevoelde afkeer van een overactieve staat in het algemeen en van de PvdA in het bijzonder. Hoewel de PvdA er met de winst vandoor ging, had Van Agt een nieuw kiezerspotentieel ontdekt waar later ook Wiegels VVD aanspraak op zou maken. De neoliberale regeringen die in veel Westerse landen de macht overnamen, reageerden op economische malaise maar vooral ook op de ‘verpolitiseerde rol van de overheid’, stelt Hellema.

De functie van de staat, op zowel sociaal-economisch als cultureel gebied, werd in de loop van de jaren zeventig in toenemende mate inzet van politiek meningsverschil en conflict.

Ook conservatieven en liberalen mengden zich toen in het debat over de rol van de staat in het maatschappelijk leven.

Handboek
In een reeks thematische hoofdstukken en subhoofdstukken komen in Nederland en de jaren zeventig alle politieke ontwikkelingen uit de roerige jaren zeventig in detail aan bod. Van de progressieve golf die in verschillende vormen over Nederland sloeg, tot de reacties die deze opriep. In een genuanceerd maar volledig betoog plaatst Hellema de situatie in Nederland naast vergelijkbare ontwikkelingen in het buitenland. Het is jammer dat het boek, op een mooi protestpanorama op de omslag na, geen beeldmateriaal bevat. Dit terwijl er zoveel mooie foto’s en posters uit die jaren voor handen zijn. Een uitgebreider register had de handzaamheid bovendien geen kwaad gedaan. Niettemin is dit uitstekende handboek de komende jaren waarschijnlijk vaste kost in de collegebanken van cursussen over dit tijdvlak.