Boeken / Strip

Amerikaans striptalent gebundeld

recensie: Diverse auteurs - Mome #1 en #2

De Amerikaanse uitgeverij Fantagraphics windt er op haar website geen doekjes om: de vierjaarlijkse bloemlezing Mome zou de beste nieuwe striptalenten bij elkaar brengen. Dit komt nogal pretentieus over en schept verwachtingen. Zeker als daar nog bij komt dat Mome aantrekkelijk zou moeten zijn voor zowel de liefhebber van comics als die van hedendaagse literatuur. Mome moet dus niet alleen de liefhebber van de betere strip, maar ook de lezer van het betere verhaal weten aan te spreken.

Elke uitgave van Mome bevat werk van dezelfde elf auteurs. Sommige daarvan hebben een vervolgverhaal gemaakt voor Mome, andere verhalen staan op zichzelf. Het nadeel van de vervolgverhalen is dat je alle uitgaven moet lezen wil je een beetje kunnen begrijpen waar het over gaat. Bovendien moet er als lezer heel wat geduld worden opgebracht als je wilt weten hoe het zal aflopen. De meeste anthologieën, zoals dit soort verzamelingen van strips meestal genoemd worden, bevatten verhalen met een duidelijk einde – waarbij het dus eigenlijk niet uitmaakt welk deel van de anthologie je leest.

De dochter van…

Scene uit: 'Life with Mr. Dangerous' van Paul Hornschemeier
Scene uit: ‘Life with Mr. Dangerous’ van Paul Hornschemeier

Bij een snelle blik op de diverse auteurs in Mome valt één naam onmiddellijk op: Sophie Crumb. Jawel, de dochter van de legendarische striptekenaar Robert Crumb. Je herkent ook gelijk de tekenstijl; dezelfde ronde vormen, gedetailleerde, bijna karikaturale gezichten en verhalen over mensen aan de zelfkant van de samenleving. De mensen waar Sophie Crumb over schrijft zijn echter punkers en kunstenaars in de Lower East Side van New York, niet de hippies, oude mannetjes en rondborstige dames waar vader Crumb om bekendstaat.

Een andere opvallende auteur is Anders Nilsen, een parttime kok en striptekenaar uit Chicago. Nilsens werk valt op omdat het zo anders is dan de standaard strips. Nilsen maakt geen gebruik van kaders en zijn figuren zweven tegen een gefotografeerde achtergrond. De hoofdpersoon of een ander figuur in de strip begeeft zich dus niet in een decor, maar lijkt te zweven op de pagina. In Mome #2 is Nilsen nog minimalistischer te werk gegaan en heeft hij alleen een stel vierkantjes getekend, die per pagina variëren in grootte en hoeveelheid. De strips van Nilsen zijn erg abstract en meer te vergelijken met het werk van moderne kunstenaars. Je moet er langer naar kijken om het verhaal te ontdekken en te begrijpen. Nilsens tekenstijl springt er het meest uit in de bundels.

Paranoia en absurditeiten

Scene uit: 'Overpeck' van David Heatley
Scene uit: ‘Overpeck’ van David Heatley

Qua verhaal zijn de meest opvallende strips Overpeck van David Heatley, Life with Mr. Dangerous van Paul Hornschemeier en 221 Sycamore Ave van John Pham. Alledrie zijn het vervolgverhalen. Het kleurrijk en vloeiend getekende Overpeck springt er uit vanwege de absurde inhoud. De strip gaat over een klein dorpje met de raarste kinderen ooit. Een meisje loopt constant naakt rond omdat ze denkt dat ze een eend is, een ander meisje vindt alleen maar een luisterend oor bij een geestelijk gehandicapt leeftijdsgenootje en een groep jongens is wel erg veel bezig met seksualiteit.

Life with Mr. Dangerous van Paul Hornschemeier is een van de verhalen in Mome die erg doen denken aan Ghost World en andere strips van Daniel Clowes, toevallig ook een van de bekendste stripmakers van Fantagraphics. Zowel de tekenstijl als de ’traagheid’ van het verhaal hebben veel weg van Clowes’ werk. In Life with Mr. Dangerous wordt de gedachtengang van een jonge vrouw gevolgd. Ze is bang voor onbekende mannen en heeft een overbezorgde moeder. Feitelijk gebeurt er niks in de strip, maar toch is er sprake van een onderhuidse spanning. Waar komt die bijna paranoïde angst voor mannen vandaan, waarom is de moeder zo bezorgd? Als lezer ben je razend benieuwd waar de bedenker van de strip naartoe aan het werken is.

De laatste echt opvallende strip is 221 Sycamore Ave, net als Overpeck een absurde strip. De titel 221 Sycamore Ave verwijst naar een adres waar een aantal eigenaardige personages woont. Zo is er een geestjongen waar iedereen tegen praat maar die zelf niks zegt, de hardwerkende en alles vergetende Mildred Lee en de bijna gepensioneerde leraar Hubbie Winters. Qua tekenstijl heeft 221 Sycamore Ave veel weg van het werk van Chris Ware (bekend van o.a. Acme Novelty): gedetailleerde omgevingen, grappig getekende hoofdfiguren en minimalistisch kleurgebruik.

Geen stripidols

Mome moet niet gezien worden als een talentenjacht voor aanstormende striptekenaars. Fantagraphics heeft een aantal tekenaars, die het al goed deden in de underground, de kans geboden om door een breder publiek gelezen te worden. Dit levert inventieve nieuwe verhalen op zoals de hierboven beschreven strips, maar ook het soort verhaallijnen dat iedere striplezer ondertussen kan dromen. Desondanks bevat Mome eigenlijk geen echte missers. De tekenaars die aan het blad meewerken zijn allemaal lang genoeg bezig om te weten hoe ze een goede strip moeten maken.

Scene uit: '221 Sycamore Ave' van John Pham
Scene uit: ‘221 Sycamore Ave’ van John Pham

Het is opvallend hoeveel van de strips uit Mome autobiografisch zijn. Jeffrey Brown beschrijft hoe een tekenaar omgaat met een writer’s block en een deadline, Jonathan Bennet ziet op straat een stapel oude platen staan en heeft een strip gemaakt over hoe hij na veel omwegen eindelijk aan de platen kwam, en Gabrielle Bell blijkt geen zin te hebben in verjaardagen. Alle drie de auteurs staan in de underground stripwereld bekend om hun autobiografische verhalen van hoog niveau.

Verstoorde familieverhoudingen

Aangezien er pas twee delen zijn verschenen van Mome, is het nog even afwachten of alle auteurs het hoge niveau vast kunnen houden. Overigens bevat elke Mome een interview met een van de elf tekenaars waarin dieper ingegaan wordt op werk en leven. Dit levert net dat extra beetje diepgang. Als lezer kom je meer te weten over de tekenaar en zie je zijn werk vaak ook in een ander perspectief. Zo vertelt Gabrielle Bell in Mome #2 dat ze eigenlijk altijd meer geïnteresseerd is geweest in films en boeken dan in comics. Bell vindt dat de meeste comics de nadruk teveel leggen op de tekening en te weinig op het verhaal. In het interview in Mome #1 legt Paul Hornschemeier een link tussen zijn eerdere werk en zijn verhaal in Mome. Hieruit blijkt dat verstoorde familieverhoudingen eigenlijk in al zijn stripverhalen centraal staan.

Fantagraphics heeft hoog ingezet met Mome en tot dusver wordt er aan de hooggespannen verwachtingen voldaan. Het is inderdaad een bloemlezing van relatief onbekend striptalent. Toch kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij het idee dat liefhebbers van literatuur Mome ook zullen waarderen. Voor de meeste mensen zijn strips en literatuur twee aparte gebieden die niet met elkaar te vergelijken zijn. De recente ‘verstrippingen’ van literaire werken als bijvoorbeeld De Avonden en Broze Stad hebben al geprobeerd deze grens te laten vervagen. Voorlopig zal het echter zo blijven dat mensen bij strips allereerst denken aan superhelden en Donald Duck, en pas in de tweede plaats aan een creatieve combinatie van tekeningen en tekst. Dat strips op dezelfde manier gewaardeerd kunnen worden als literatuur en een plaatsje verdienen in het culturele spectrum, dat bewijzen deze twee delen van Mome in ieder geval wel.