Boeken / Fictie

Poëzie is een konijn

recensie: Dingeman Kuilman - Wrakgenoten

.

‘Ik wil een gedicht schrijven over mijn gestorven vriend, de dichter Gerrit Kouwenaar. Misschien is het niet goed om een gedicht te willen schrijven (…) Een gedicht is een konijn uit een hoed. Een raadsel waar dat konijn vandaan kwam.’ Met deze regels begon Remco Campert zijn wekelijkse column na het overlijden van Gerrit Kouwenaar. Het gedicht is er niet gekomen. ‘Willen en een gedicht schrijven gaan eigenlijk niet samen.’

Aantekeningen
Wrakgenoten is een boekje in twee delen. De gedichten reiken tot ruim over de helft, daarna begint een fors deel ‘Aantekeningen’ die de verklaringen vormen. Het zijn echter die zorgvuldig gecomponeerde aantekeningen die deze bundel interessant maken; niet de gedichten waar het eigenlijk om zou moeten gaan. Kuilman is een dichter die gedichten heeft wíllen schrijven: het konijn uit de hoed heeft hij nooit gezien.

Twee handen klappen en maken geluid.
Wat is het geluid van één hand?

De oude wilg bij de vijver:
zijn spiegelbeeld ruist in de wind.

Deze haast klakkeloos geplaatste regels vormen het gedicht Koan. Ze worden ‘verklaard’ door een tekst over fundamentele twijfel bij de zenleerling, de ondeelbaarheid van de persoonlijke waarneming. Met een fraaie anekdote over Robert Pirsig en J. D. Salinger als afsluiting. Na lezing van de verklaring is het aanvankelijke gedicht uit het zicht verdwenen.

Hooitijd

Waar blijft het blauw wanneer het gras
van groen naar geel verschiet?

Het welft zich over lage velden
en drijft de wolken in het nauw.

Het spiegelt zich in kinderogen
of in de ogen van een vrouw. (…)

In Hooitijd probeert Kuilman een gevoel uit zijn kinderjaren naar boven te halen. Dat begint aardig met een beeld van kleuren op het hooiland en in het nauw gedreven wolken. De spiegeling in de kinderogen is een letterlijke uitleg en waar vervolgens de vrouwenogen vandaan komen is een raadsel. Het is deze geforceerde opzet die het ‘willen’ in dit gedicht – en in deze bundel – zo ergerlijk benadrukt. In de verklaring staat dan weer een prachtig stukje over een zomerse logeerpartij:

In de schroeiende zomerhitte bestuurde ik de stapvoets rijdende tractor. Over mijn schouder zag ik mannen met bovenlijven die blonken van de zon en het zweet. Beurtelings bracht een drietal de hooibalen met één vloeiende beweging van hun hooivork omhoog

En hup, weg is het gedicht.

Ontwerpen
Dingeman Kuilman laat zijn povere gedichten ondersneeuwen door zijn talent voor het schrijven van proza. De alleszins leesbare ‘Aantekeningen’ doen de poëzie volledig naar de achtergrond verdwijnen, terwijl hij juist ervaringen wil delen door ze in eerste instantie te verbeelden in een gedicht. Door het ‘verhelderen van de context, met behoud van de ervaringsruimte bij de lezer’ worden niet de gedichten dichterbij gebracht, maar juist Kuilmans kracht op een ander gebied getoond.

De verklaring voor deze wonderlijke omkering ligt misschien in het feit dat de dichter ‘werd opgeleid als grafisch vormgever’, zoals de achterflap van Wrakgenoten vermeldt. De gedichten zijn als een ontwerp: de beeldende uitkomst van een gegeven vraagstuk of de illustratie van een persoonlijke ervaring. Poëzie is geen demonstratie van iets wat je wilt verbeelden. Poëzie is de verbeelding zelf.