Boeken / Non-fictie

De kern van oorlog blootgelegd

recensie: Dexter Filkins (vert. Maarten Polman) - De altijd oorlog

In De altijd oorlog schrijft Dexter Filkins over zijn ervaringen als oorlogscorrespondent in Irak en Afghanistan. Het resultaat is indrukwekkend en verplichte kost voor iedereen die de situatie in beide landen beter wil begrijpen.

Dexter Filkins is een begrip in de Amerikaanse journalistiek. Hij is oorlogscorrespondent voor The New York Times. In 2002 werd hij genomineerd voor de Pulitzerprijs voor zijn reportages uit Afghanistan. Twee jaar later won hij de George Polk Award voor zijn ooggetuigenverslag van een achtdaags Amerikaans offensief in Irak. In De altijd oorlog, een letterlijke maar minder vloeiende vertaling van The Forever War, staat de Amerikaanse strijd in beide landen centraal.

Chaos

De media berichten dagelijks over de gevechten in Afghanistan. Boeit een boek over de oorlog daar en in Irak dan nog? Het antwoord is ja, en dat is te danken aan een aantal zaken. Ten eerste is Filkins een topjournalist. Bij de proloog is het al raak. Zonder enige inleiding brengt Filkins je middenin een Iraaks strijdtoneel dat even gruwelijk als absurd is. Wat doet het Amerikaanse leger terwijl het tegen de Irakezen vecht? Het laat keiharde heavy metal klinken uit een reusachtige luidspreker. Oorlog is chaos, en Filkins laat je dat pagina na pagina voelen.

Ten tweede dringt Filkins je geen mening of visie op. Zijn missie is om de oorlog te laten zien zoals hij is. Hij is niet pro-Amerikaans, maar neemt het evenmin constant op voor plaatselijke strijders. Dat hij geen partij kiest, maakt dat je als lezer des te harder aan het denken wordt gezet. Over mensen die keihard bezig zijn om te overleven. Over Afghanen en Irakezen die gemarteld zijn en wier familieleden een gruweldood stierven. Filkins sprak met hen, rechtstreeks of via tolken, de een betrouwbaarder dan de ander. Overal laat hij de verhalen voor zich spreken en omzeilt hij de valkuilen van sentiment en sensatie.

Complex

Uit het boek spreekt ook compassie met de jonge Amerikaanse soldaten. Filkins, zelf geboren in 1961, merkt dat veel van hen het leger in gingen zonder enig idee wat hen te wachten stond. ‘Kids’, noemt Filkins deze jonge, veelal laagopgeleide soldaten, die in de oorlog veel te snel volwassen worden.

Eén gebeurtenis brengt zijn band met hen tot een tragisch dieptepunt. De eenheid waarmee Filkins en de Australische fotograaf Ashley Gilbertson reizen, doodt een sluipschutter in een moskee. Filkins en Gilbertson vatten het plan op de dode Irakees te fotograferen, waarop een aantal soldaten wordt opgedragen hen daarbij te beschermen. Eenmaal terug bij de moskee wordt de soldaat die voor Filkins en Gilbertson uit loopt, beschoten en gedood. De reactie van het leger staat haaks op die van de door schuldgevoelens verteerde Filkins en Gilbertson. Dat gebeurt nu eenmaal, redeneert het leger, het is oorlog. Het is een van de meest persoonlijke passages uit De altijd oorlog.

De altijd oorlog toont de individuele, soms schrijnende, consequenties van oorlog. Daardoor is dit boek niet alleen boeiend voor wie meer wil weten over de oorlog in Afghanistan en Irak, maar voor iedereen die wil doordringen tot ‘de oorlog’, waar of wanneer dan ook.