Boeken / Fictie

Luchtige ironie die zwaar op de maag ligt

recensie: Denis Grozdanovitch (vert. Frans de Haan) - De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen

.

Die luchtige toon is wel vermengd met soms ondoorgrondelijke, zeer Frans aandoende zinsconstructies die zich alinea’s lang voortslingeren. Ook de inhoud is een mengeling tussen luchtige levenslessen en zo abstracte filosofie, dat je je afvraagt of de auteur zelf wel weet wat hij bedoelt.

Hangmat
Heel veel maakt dat eigenlijk niet uit: De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen bestaat uit korte essays van gemiddeld drie, vier pagina’s en is daarmee een boek om af en toe een stukje uit te lezen, wat in te bladeren en wat over te mijmeren, liefst languit liggend in een hangmat of onderuitgezakt in een luie stoel bij het haardvuur. Op de wijze dus die Grozdanovitch in zijn boek bepleit: een levenshouding die ‘pluk de dag’ combineert met onthaasting.  

Neem jezelf vooral niet te serieus, schrijft hij bij herhaling. Zoals bijvoorbeeld in het geslaagde ‘De kring van de hermetische dichters’, waarin hij gevraagd wordt een voordrachtsavond van een Chinese ster aan het poëtisch firmament bij te wonen. Van de voorgedragen poëzie snapt hij niets, daar helpt de vertaling geen cent bij. Tot overmaat van ramp wordt hem gevraagd ter afsluiting een aardig woordje te zeggen. Hij weet zich er uit te redden door een verhaal te vertellen dat eindigt met: ‘Het spijt me zeer, maar dichters zijn teleurstellend.’ Het sluitstuk: ‘Iedereen was tevreden, ik ook.’

Montaigne en taoïsme
Grozdanovitch is het sterkst in die stukken waarin hij mensen die zichzelf juist wel serieus nemen, te kijk zet. Hij volgt daarbij het voorbeeld van Montaigne, de grote humanist en essayist uit de zestiende eeuw. Met zichzelf als belangrijkste doelwit en de geschiedenis van de literatuur en filosofie als leidraad, ontdoet Grozdanovitch de mens van al zijn pretenties en luchtkastelen. Niet om hem belachelijk te maken, maar eerder om hem te bevrijden van die loodzware last van de ernst. Dat lucht op!

Wat die kunst van het bijna-nietsdoen nu precies inhoudt, wordt niet helemaal duidelijk. De essayistische vorm van Montaigne vult Grozdanovitch met een inhoud geïnspireerd op het taoïsme. Je mee laten voeren in de loop der dingen, niet te veel verlangen en geen energie verspillen aan onnutte zaken; soms vraag je je af hoe Grozdanovitch denkt dat er brood op de plank komt. Natuurlijk moeten we het niet zo serieus nemen; niet voor niets verhaalt hij ook van een jonge kunstenaar die lijkt te leven op een dieet van liefde en inspiratie – tot blijkt dat hij onderhouden wordt door een oude aristocraat.

Filosofischdoenerij
Het blijft wringen dat Grozdanovitch, die zo afgeeft op de pretenties van hardwerkende mensen en hermetische dichters, zichzelf herhaaldelijk verliest in zwaarwichtig filosofischdoenerij. Of moet de lezer dat ook opvatten als (ver doorgevoerde) zelfironie? Geen idee, want begrijpen doe ik het niet. Op zoiets kun je Montaigne niet betrappen. Zijn Essays telt zo’n 1500 pagina’s waarvan geen een verveelt, de 270 bladzijden van De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen zijn er eigenlijk honderd te veel.