Boeken / Fictie

Het kan niet en toch kan het

recensie: David Veldman - Egidius Donker ra-ra boem-boem

.

Uitgeverijen zijn dan ook vaak nogal huiverig om hun talenten te laten debuteren met een bundel korte verhalen. Die bundels zijn minder ‘marketable’ dan romans en zelden commerciële successen. Toch zijn het juist vaak korte verhalen die veel jonge auteurs op hun memorystickjes hebben staan; iedere amateur met ambitie stuurt immers proza in naar literaire tijdschriften.

Des te interessanter wordt het als een talentvolle schrijver tegen de heersende mening in tóch debuteert met zijn beste kortverhalen. Maartje Wortel deed het bij De Bezige Bij en Janneke van der Horsts Ik weet hoe jongens huilen werd – terecht – zelfs een verkoopsucces. En nu is er dus David Veldman. Op de achterflap laat collega Ingmar Heytze niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de kwaliteiten van de auteur. Hoewel…?

Het literaire universum van David Veldman is een speeltuin voor het onwaarschijnlijke. Veldman trekt de lezer dat universum in met korte, afgemeten verhalen vol licht absurde personages die je niet zou willen zijn – maar alleen al door de uiterst leesbare vertelstijl wil je wel weten hoe het met ze afloopt. Egidius Donker ra–ra boem–boem is een onverbiddelijke pageturner van een rasverteller.

De titel van Veldmans bundel wint meteen al de prijs voor ongemakkelijkste boektitel. Immers, wie in de winkel vraagt naar Egidius Donker ra–ra boem–boem zal toch een lichte gene moeten overwinnen. De bundel bestaat uit vijftien verhalen en in een groot aantal van die verhalen geven verschillende personages meer dan eens acte de présence.

Veldmans universum
Heytzes wervende flaptekst is een fraaie leidraad voor recensenten. Allereerst: het ‘literaire universum’ van David Veldman. Dat is er, zonder twijfel. Veldman beschrijft personages die niet kunnen bestaan en gebeurtenissen die niet kunnen plaatsvinden. Hij doet dat echter met een zwier en een vanzelfsprekendheid die je aan jezelf doen twijfelen: is dit nu mijn universum of dat van Veldman? Dat zal Heytze dan wel bedoelen met die ‘speeltuin voor het onwaarschijnlijke’.

De door de Utrechtse stadsdichter gememoreerde ‘uiterst leesbare stijl’ is inderdaad ook aanwezig. Veldman betoont zich zelfs een stilist, want het is niet iedereen gegeven om de schrijfstijl van een verhaal aan te passen aan de gebeurtenissen. De ‘afgemeten verhalen’ zijn hier en daar echter wat al te veel afgemeten; het gegeven van een verhaal als ‘Het aanzien van Nederland’ (een soort absolute monarch sloopt alle lelijkheid in Nederland en zet er prachtige, architecturale glorie van weleer voor in de plaats) had nog wel wat meer uitwerking verdiend.

Veldmans voorkeur voor ‘licht absurde personages’ is duidelijk. Ook opvallend is dat het met die personages eigenlijk altijd slecht afloopt. Op sommige punten wordt dat wellicht wat teveel van het goede, want de licht absurde personages bevinden zich niet zelden in licht absurde situaties. Toch blijft Veldman die rariteiten goed doseren, wat de leesbaarheid flink bevordert.

Veldman toont met Egidius Donker ra–ra boem–boem aan dat het niet altijd maar romans hoeven zijn waarmee een debutant op de proppen kan komen. Zijn verhalen – in veel gevallen eerder gepubliceerd in verschillende literaire tijdschriften – zijn een welkome afwisseling op al die autobiografische vingeroefeningen. Knap, om zo snel je eigen stem te vinden.