Boeken / Non-fictie

De fiets als kapstok voor een boel gebabbel

recensie: David Byrne (vert. Joost Mulder) - Op de fiets

David Byrne is misschien het meest bekend als de jongen met de iets naar voren stekende onderkaak die jarenlang de leadzanger van het Amerikaanse New Wave–bandje Talking Heads was. Pscyho Killer, qu’estce que c’est. Papapapa Papapa. Talking Heads bestaat al twintig jaar niet meer, maar David Byrne is nog altijd alive and kicking. And bicycling.

Byrne is tegenwoordig kunstenaar, in de breedste zin van het woord. Hij maakt filmpjes, muziek, schilderijen en nog veel meer artistieks en reist daarvoor de hele wereld af. Hij is er kortom maar druk mee. En tussendoor werpt hij net zo makkelijk nog even een joekel van een boek op papier, een soort dagboek waarin hij zijn ervaringen op de fiets beschrijft. Titel: Op de fiets, zo eenvoudig kan het zijn.
Op de fiets is een neerslag van Byrnes ervaringen als recreatieve fietser in alle grote steden van de wereld. Hij moet daar toevallig toch moet zijn voor een tentoonstellinkje, een optreden of gewoon om vrienden te bezoeken. Berlijn, Istanbul, Buenos Aires, Sydney, Londen, ja zelfs Manilla en Buenos Aires doorkruist hij al trappend. Onderwijl noteert hij wat hij denkt en ziet en denkt en meemaakt en denkt.

Als een e–mail van een oude vriend
Het uitgangspunt is de fiets, maar het vervoermiddel is vooral een ‘kapstok’ om allerlei beschouwingen aan op te hangen. Als Byrne door Berlijn een fietsvriendelijke stad trouwens rijdt, gaan zijn gedachten natuurlijk terug naar de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens beschrijft hij in het kort de werkwijze van de Stasi in de DDR om uiteindelijk verstrikt te raken in een monoloog die hij begint met de vraag of gerechtigheid eigenlijk een vervaldatum heeft. Aan het eind van het kopje beantwoordt hij die vraag als volgt:

 

Kan iemand ooit beweren ergens echt inheems te zijn? In de meeste gevallen niet, volgens mij. En misschien ligt daar op de een of andere manier wel het antwoord?

 

Huh?

Het lezen van Op de fiets is als ergens gaan fietsen waar je de weg niet kent, zonder dat je weet hoe lang het gaat duren en wat de weersvoorspellingen zijn. Soms gaat Byrne pagina’s lang door over een stel hippe kunstenaars die in, pak ‘m beet, een buitenwijk van Buenos Aires naam hebben gemaakt door ingewikkelde stellingen te bouwen. Heeft de schrijver een lunchafspraak met een muzikant in Sydney, dan nodigt hij de lezer uit om op zijn bagagedrager te springen en aan tafel aan te schuiven. Op dat soort momenten is Op de fiets als een email van een vriend die je jaren niet gezien hebt en die in tien regels zijn levensloop probeert samen te vatten.

Bespiegelingen
Wanneer Byrne daadwerkelijk beschrijft wat hij meemaakt in die verre landen, op zijn fietsje, krijg je zin om Byrne achterna te fietsen, zomaar ergens heen en dan maar zien wat je tegenkomt. Helaas volgen op die passages paginalange beschouwingen over het mensdom en het heelal, de toekomst van de planeet en het verkeersprobleem; belangwekkende zaken, mits behandeld door een kenner.

In één opzicht is Op de fiets wel geslaagd en dat is als pleidooi voor de fiets als vervoermiddel. De fiets als fitnessapparaat was al bekend in de literatuur, maar dat onze trouwe tweewielers misschien wel de redding voor vele fossiele brandstoffen slurpende steden kunnen zijn, is een opbeurende mededeling. De titel zou je daarom het beste op kunnen vatten als een bevel om wat vaker de fiets te pakken.
Maar wat Byrne nu daadwerkelijk wilde met dit boek, blijft duister. Wie een fietsdagboek wil schrijven, stalt zijn fiets niet soms tientallen pagina’s lang in een hoekje. Wie een reisboek voor ogen heeft, gaat op reis en niet slechts op bezoek. En wie een bundel filosofische en geschiedkundige verhandelingen plant, kan de afleidende fietsavonturen beter achterwege laten.