Boeken / Fictie

Hilarisch meesterplan valt als brokstukken uiteen

recensie: Dan Rhodes - De prinses en het witte autootje

“Ze hielden op met huilen toen Elton John in beeld kwam. ‘Kijk’, zei Véronique, terwijl ze met een schorre stem van al het snikken naar de televisie wees. ‘Daar heb je Elton John.'” Hij zingt op de begrafenis van Lady Di. Véronique heeft haar met haar ouders’ witte Fiat doodgereden. Wat er precies in de tunnel was gebeurd ziet ze op tv, daags nadat ze lijp van drugs en drank bij haar saaie vriendje is weggereden. “Oh shit,” beseft ze. “Ik heb de prinses vermoord.” Haar autootje blijkt betrokken bij het drama en de autoriteiten starten een klopjacht naar haar vehikel.

De kopzorgen van de jonge Parisienne na haar fatale rit vormen het uitgangspunt van de roman De prinses en het witte autootje . Het is het tweede schrijfsel van Dan Rhodes na zijn zeer goed ontvangen Timoleon Vieta Come Home (2003).

Moordmobiel

~

Het is 1996 als Véronique besluit te breken met haar suffe vriendje Jean-Pierre. Het enige dat hij kan is wiet roken en onzinnig vertellen over de muziek van zijn Sofiaas Experimenteel Broodplank Octet. Flink beschonken en gedrogeerd vertrekt ze met haar trouwe metgezel, de Sint-Bernard César, in de nacht. Eenmaal ontwaakt uit haar roes ontdekt ze dat haar witte Fiat Uno niet zomaar een auto, maar een moordmobiel is.

Verveeld als Véronique is, lijkt ze niet erg aangeslagen door de dood van de prinses. Tijd om stil te staan bij wat ze heeft aangericht is er ook niet, het is immers zaak haar auto zo snel mogelijk te lozen. Ze belt haar vriendin Estelle en samen denken ze een geniaal plan uit. Het lijkt de perfecte oplossing om de Fiat in stukken te zagen, de onderdelen in plastic zakken te steken en deze stuk voor stuk te laten verdwijnen in de vele prullenbakken van Parijs. Tijdens het dagelijkse wandelingetje met César vertrekt Véronique steevast met twee zakken bewijslast van huis.

Glimlach

Hoewel het demonteren de nodige krachtsinspanning en gebroken nagels kost, lijkt het uiterlijk van de Fiat steeds minder op het ‘verdachte vehikel’ dat dagelijks op televisie verschijnt. Er is echter een tweede probleem. Véronique moet haar ouders’ witte autootje vervangen door een ander exemplaar, voordat zij terugkomen van het bezoek aan hun zoon in Afrika. Voor zo’n andersgekleurde Fiat is geld nodig, en dat is nu juist waar het de dames aan ontbreekt. Véronique wringt zich met haar vriendin Estelle in de meest onmogelijke bochten om van de verdachtenlijst te verdwijnen. Dat valt niet mee, zeker niet omdat Françoise zo haar bedenkingen heeft bij de betrokkenheid van haar collega bij de dood van de prinses.

Naast Françoise, die haar kleding nog altijd in 1982 lijkt te kopen, laat Rhodes het verhaal door talloze merkwaardige karakters bevolken. Zo komt de reusachtige oom Thierry elke twee weken langs om zijn duiven vrij te laten, is er een rijke ex-vriend in Londen en de zeer duistere heler Clement. Deze randpersonages moeten de hilariteit van het korte verhaal vergroten, maar er verschijnt niet meer dan een flauwe glimlach op je gezicht.

Dat is nu juist het probleem van Dan Rhodes’ De prinses en het witte autootje. De ingrediënten voor een hilarisch verhaal zijn alom vertegenwoordigd, maar lijken niet uit de verf te komen. Rhodes is een meester in slapstickachtige dialogen, en het plan dat Véronique en Estelle uitdenken is meer dan geniaal, maar daar blijft het ook bij. Rhodes’ boek zorgt voor een flauwe glimlach, maar is geen pronkstuk in je boekenkast.