Boeken / Fictie

Moeilijk, moeilijk

recensie: Bernhard Schlink - De vrouw op de trap

.

Die vergelijking valt al snel nadelig uit. De ik-persoon uit De vrouw op de trap heeft, net als Bernhard Schlink zelf, rechten gestudeerd. Hij heeft zijn leven geleefd volgens het boekje – succesvol studeren, goede baan, vrouw en kinderen – op een ding na: zijn liefde voor Irene, de vrouw van zijn cliënt Grundlach. Irene echter, gaat ervandoor met de beroemde schilder Schwind, die haar naakt op een trap portretteert wanneer zij nog samen is met Grundlach. Dat leidt tot een zeer vreemde liefdesgeschiedenis. Irene wordt tijdens het schilderen verliefd op Schwind en ze gaat er met hem vandoor, waarop Grundlach, met het EQ van een verliefde puber, het achtergebleven schilderij telkens weer expres beschadigt. Hij geeft Schwind daar de schuld van, zodat die het telkens weer moet repareren. Daarop benadert Irene de advocaat, die al snel verzeild raakt in de strijd om het schilderij en net als iedereen smoorverliefd wordt op Irene, maar zij gebruikt hem om er zelf met het schilderij vandoor te gaan.

Als honden naar een bot 
Deze eerste helft van het boek doet overhaast aan, is ongestructureerd verteld, en dient slechts als een opzet voor de hoofdmoot van de vertelling in de tweede helft. 

Irene, inmiddels al jaren geleden naar Australië verhuisd, wil nog eenmaal al haar mannen bij elkaar zien. Daarom biedt zij het inmiddels beroemde schilderij aan bij een nationaal museum. Alle drie haar mannen merken onmiddellijk dat het verdwenen schilderij weer opduikt en ze komen als brave honden naar het afgelegen eilandje voor de Australische kust, waar zij al die tijd als kluizenaar heeft geleefd.

Schwind en Grundlach hebben vooral aandacht voor het schilderij en de vraag waarom zij Irene niet wisten te behouden. De advocaat daarentegen, wiens vrouw een aantal jaren terug is verongelukt, is de enige met aandacht voor Irene zelf. Hij probeert haar gedurende de korte periode die ze samen kunnen doorbrengen opnieuw te doorgronden. In deze tweede helft van het boek is Schlink op zijn best, met een mooie, ingetogen vertelstijl en het portretteren van twee van elkaar vervreemde mensen.

De vrouw
Die vertelstijl  is wat de roman uiteindelijk tot aardig leesvoer maakt, want van de plot moet De vrouw op de trap het niet hebben. Schlink diept Irenes karakter slechts weinig uit; met name haar zelfzuchtigheid blijft overeind in haar eendimensionale karakter. Dat maakt het moeilijk te verkroppen dat iedereen aan haar voeten ligt. Bovendien ligt het volledig buiten het karakter van advocaat dat hij Irene helpt met het stelen van het schilderij en getuigt het van een ongelooflijke naïviteit als hij denkt dat Irene er daarna met hem vandoor zal gaan. Zelfs blinde liefde maakt die keuze onwaarschijnlijk. Dat Schlink daarbij Irene na haar verhuizing naar Australië als achternaam ‘Adler’ meegeeft, zoals de vrouw uit de verhalen over Sherlock Holmes, getuigt van een hoogmoed die niet gerechtvaardigd is.

Alles is moeilijk en vergezocht in deze roman: de vreemde vierhoeks-verhouding van de betrokken personen, de stugheid van Irene, het geforceerde weerzien na al die jaren. Schlink bezit niet voldoende vertelkunst om alle clichés aaneen te smeden tot een geloofwaardig geheel.