Boeken / Fictie

Zieltjes winnen in de kou

recensie: Bernard du Boucheron - Slangenkoers

Slangenkoers is het verhaal van een Scandinavische priester die er in de veertiende eeuw op uitgestuurd wordt om in een gruwelijk koud gebied voorbij IJsland, dat het al vijftig jaar zonder bisschop heeft moeten stellen, weer wat christendom te brengen. En om tevens hard op te treden tegen ketterij, ongeloof en ontucht.

Na een maandenlange bootreis, waarbij sommige zeelui uit wanhoop hun eigen, bevroren hand afhakken, belandt het gezelschap uiteindelijk op het eiland Nieuw Thule. Daar treffen ze een paar honderd mensen aan, die door ziektes zijn verminkt en door hongersnood worden geteisterd. De eilanders houden er nogal barbaarse gewoonten op na: als de oudjes niet meer van nut zijn wordt hen de ogen uitgestoken, waarna ze het ijs worden opgejaagd. De priester doet enkele goede werken, maar treedt ook met harde hand op door af en toe iemand dood te laten geselen. En dat is niet het enige waarmee hij zich langzamerhand gehaat maakt.

Moeizame leeservaring

~

Slangenkoers is geen vrolijk verhaal, en dat komt vooral door de barre omstandigheden. Storender is echter dat Bernard du Boucheron er een vrij stroeve schrijfstijl op nahoudt: een soort quasi veertiende eeuws schrijven dat het verhaal een zweem van authenticiteit moet verlenen, maar dat lekker doorlezen verhindert.

Deze gewoonte, overgenomen van onze voorouders, en op enkele dalen in IJsland na, in onbruik geraakt nadat de heilige Reverianus de dienst bij de prinses van Gonzaga had verlaten, behelsde aanvankelijk dat de kap om het hoofd te bedekken dieper werd gemaakt om er het haar in te kunnen doen, hoofdzakelijk dat van vrouwen.

Gelukkig zijn er ook veel passages die vlotter lezen, maar de leessnelheid wordt te vaak geremd door dit soort lange en omslachtige zinnen.

Ook wisselt Du Boucheron nog wel eens van perspectief zonder de lezer in te lichten. Zo beschrijft hij hoe de kapitein en zijn mannen, die de priester naar het hoge Noorden hebben gebracht, op zoek gaan naar nederzettingen waar al lang geen contact meer mee is geweest. Ze komen vast te zitten in het ijs. Vervolgens geeft de auteur het gesprek weer van twee mannen, waarvan je denkt dat ze bij de kapitein horen, maar als de kapitein de volgende ochtend wakker wordt en ontdekt dat drie van zijn mensen zijn afgeslacht, kun je niet anders concluderen dan dat dit het werk van eskimo’s moet zijn geweest. Misschien had de lezer dit kunnen weten, omdat de mannen zich op sleden voortbewegen, maar verwarrend zijn dit soort onduidelijke perspectiefwisselingen wel.

Bandeloosheid?

~

Een ander punt van kritiek is dat de mensen die dit ijskoude en onherbergzame gebied bevolken – een wonderlijk mengsel van christenen, dwergen en paria’s – niet echt tot leven komen. Ze blijven nogal eendimensionaal, omdat we alles zien door de ogen van de priester. Je hoort ze niet praten en je weet nauwelijks wat er in hun hoofden omgaat.

Bovendien worden niet alle pretenties waargemaakt. De op de achterflap beloofde ‘bandeloze’ taferelen (“Kan de priester zelf de vleselijke verleidingen weerstaan?”) blijken reuze mee te vallen, want seks is in die gruwelijke kou wel het laatste waar je aan denkt. Als een ‘pariavrouw’ de priester opbiecht dat ze zwanger van hem is, trekt ze haar kleed uit en toont zich naakt aan hem, wat de priester niet onberoerd laat , – en nu komt het – “ondanks de viezigheid, de bloedslierten en de stank van de armoede die dit lichaamsdeel tot zoiets treurig maakte.” Niet iets om opgewonden van te raken.

Het boek slaagt er overigens wel in om de hartverscheurende kou en de ontberingen goed weer te geven. Dat levert indrukwekkende beelden op, zoals die van een zeeman die huilend van de honger met zijn handen een gat in het ijs probeert te maken, op zoek naar vis, om uiteindelijk wat bloederige stompjes over te houden. Voor mensen wier koudste ervaring niet verder reikt dan een bevroren pakje vissticks, kan dat knap schokkend zijn. Om van het kannibalisme en de talloze amputaties die in het boek beschreven worden nog maar te zwijgen.