Boeken / Fictie

Weinig nieuws

recensie: Bernard Dewulf - Blauwziek

Nieuwsjagers, u bent afgedwaald van het rechte pad. Keer terug op uw schreden en surf naar nu.nl of de site van NOS Teletekst. GeenStijl.nl mag natuurlijk ook. Hoe dan ook: scheer u weg. Dit is namelijk geen nieuwsbericht. Hier geen schokkende beelden van vechtende milities, gebombardeerde wijken en mediagenieke kinderlijkjes. Bernard Dewulf mag zijn bekendheid dan vooral te danken hebben aan zijn journalistieke werk voor het Vlaamse dagblad De Morgen, in zijn vrije tijd houdt de columnist/redacteur zich met totaal andere zaken bezig. Dewulf is dichter. In zijn tweede bundel Blauwziek bezingt hij zacht het wonder van de kunst.

Jawel, geachte nieuwsconsumenten (bent u daar nog?), bij de duizenden bommen en granaten die de talloze nieuwsredacties dag in dag uit voor ledigheid behoeden, wordt er in het angstige westen zo nu en dan ook nog gedicht. Door Bernard Dewulf bijvoorbeeld. En alhoewel zijn productie niet bijzonder groot is – sedert zijn ‘vroege ontdekking’ in de jaren tachtig publiceerde Dewulf slechts één bundel – is zijn poëtische werk niet onopgemerkt gebleven. De debuutbundel Waar de egel gaat (1995) werd alom geprezen en in Vlaanderen zelfs gelauwerd met de zogenoemde Debuutprijs. En nu is er na jaren van poëtische stilte dus Blauwziek. Opnieuw heeft Dewulf de tijd gevonden om zijn eigen allerpersoonlijkste overwegingen in zangerige zinnen te beitelen.

Zo hebben wij bestaan,
altijd in het naderen

ving iets te zingen en zingend
te ontbreken aan.

Koel

De bundel Blauwziek bestaat uit een viertal cycli, Langzaam oog, Naderingen, Winterhuis en Blauwzieke badkamer, waarin Dewulf zich laat kennen als een weemoedige kijker, een teruggetrokken eenling die vergeefs tracht de wereld buiten te sluiten. Dat doet hij in bedachtzame verzen. In Blauwziek is iemand aan het woord die gelaten het onmogelijke probeert.

Terwijl ik het zit op te schrijven,
geen andere vraag zie dan het kijken,
komt er traag beweging in het huis.
Nooit wil het bij kijken blijven.

Rainer Maria Rilke (1875 - 1926)
Rainer Maria Rilke (1875 – 1926)

In navolging van de Tsjechisch/Duitse dichter Rainer Maria Rilke (1875-1926) betoont Dewulf zich in zijn gestileerde en nergens exuberant kolkende poëzie een hartstochtelijk koele beschouwer. Vooral de kunst heeft zijn belangstelling. Zoals Rilke met scherpe blik zijn onderwerpen in woorden wist te fixeren, zo tracht ook Dewulf het schilderachtige beeld in taal te wekken. Dit komt vooral tot uiting in de laatste cyclus van de bundel, waar Dewulf de schilder Pierre Bonnard een dialoog laat aangaan met zijn model en vrouw Marthe Bonnard. ‘Zie, de vrouwvriendelijke verf / aan zijn klauw, / Hij aait mij als een prooi’, laat de dichter Marthe zeggen. Als model, zo wil Dewulf ons duidelijk maken, is een vrouw nog slechts een object.

Zodra het licht in de kamer komt
En vraagt om zijn hand
Vouw ik mij in onze laken om

Van vrouw naar vorm

Bips

Dewulfs gedichten maken nieuwsgierig naar de schilderijen die als katalysator dienden voor zijn poëtische erupties. Tegelijkertijd roept zijn procédé de vraag op of de talige probeersels van de dichter het ook zonder deze kunstwerken kunnen stellen. Welnu, dat kunnen ze. In Blauwziek zijn meerdere memorabele regels te vinden die een eendimensionale beschrijving van olieverf en canvas verre ontstijgen. Bijvoorbeeld in het gedicht Pin-up, waar Dewulf een schilderij van Vincent Geykens bezingt: ‘Hier is een vrouw gebouwd / met afbraakmateriaal van idealen.’ Of in het gedicht over het Bonnard-schilderij Grand nu jaune: ‘Nooit was er iets mooiers te zien. De uren dat zij / niet verging, klaarlicht veinzend onsterflijk ding.’

Pierre Bonnard, <i>Hurkend naakt in kuip</i>
Pierre Bonnard, Hurkend naakt in kuip

Ook in de andere cycli van zijn bundel weet Dewulf zo nu en dan de juiste toon te treffen, bijvoorbeeld in Zoontje slaapt, waar hij, balancerend langs de afgrond van de sentimentaliteit, een slapend kind beschrijft. Of in Derrière, waarin hij ongegeneerd een bips laat deinen ‘als zwierf het nergens / dan aan mij voorbij.’

Kort en goed: Dewulf laat in Blauwziek zien dat poëzie een vrijstaat is waar de hoe dan ook onontkoombare dagelijkse werkelijkheid gesublimeerd kan worden tot een hoger weten. Blauwziek is een gelaagd poëtisch universum dat in al zijn onvermijdelijke vergeefsheid op zichzelf kan bestaan, los van alle artistieke katalysatoren en de bloedige trivialiteiten waarmee de journalist Dewulf zich in zijn dagelijkse werkzame leven geconfronteerd ziet.

Splinterbom

En dan, in het laatste gedicht van de bundel, lijkt Dewulf zijn journalistieke inborst opeens niet langer te kunnen verbergen. Plotseling breekt de actualiteit de bundel binnen, zoals eerder al de kunst en de muziek hun onmiskenbare sporen in Blauwziek nalieten. Bommen en granaten slaan in waar de tot het poëtisch universum van Dewulf verleidde lezer het allang niet meer verwacht had

Ik zie een doffe dag een doodstille explosie
mijn amandelboom een splinterbom op papier
in de barbaarse bloeitijd van een of ander 2004.

Even lijkt de balans van de bundel verstoord; de teruggetrokken dichter lijkt de zuigkracht van de wervelende actualiteit op de valreep toch niet te hebben kunnen weerstaan. Maar schijn bedriegt: het is niet de nieuwswaardige werkelijkheid van het dagelijkse tv-journaal in een barbaarse bloeitijd die de gehypnotiseerde lezer genadeloos bij de kladden grijpt. De amandelboom die ons als een splinterbom in het gezicht uiteenspat blijkt bij nadere lezing te vinden op het schilderij Amandier en fleur van Pierre Bonnard. De splinters van deze bom – de soms overrompelende kracht van de beeldende kunst – hebben dichter én lezer al eerder in de bundel getroffen. Want Dewulf laat er in Blauwziek geen onduidelijkheid over bestaan: het is de kunst, en niet de vluchtige actualiteit, die hem werkelijk beweegt. Weinig nieuws dus, in de stille muziek van Bernard Dewulf.