Boeken / Non-fictie

Heel erg mens blijven

recensie: Bas Heijne - De betovering van de wereld

‘[Een] mens wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken,’ volgens Bas Heijne in zijn Huizingalezing. Hij sprak over magisch denken, over betoveren, over ethiek.

In december was het aan filosoof en essayist Bas Heijne om de jaarlijkse Huizingalezing te geven. ‘De betovering van de wereld’, noemde hij zijn voordracht. Eerder werd deze lezing, vernoemd naar Nederlands meest bekende historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga, verzorgd door nationale en internationale sprekers zoals Harry Mulisch, Susan Sontag en Joseph Brodsky. Dat prestigieuze gezelschap legt de lat hoog.

Heijne begint zijn betoog bij een schilderij van Pieter Breughel de Oude, ‘De val van Icarus’, ook wel ‘Landschap met de val van Icarus’ geheten. Het is een eigenaardig, multi-interpretabel schilderij, waar W.H. Auden in 1938 nog eens een extra laag bij heeft aangebracht. Wat zien we? Icarus is al gevallen, de arme jongen ligt zelfs al in het water – alleen zijn spartelende beentjes zijn nog te zien. En niemand doet er wat mee, niemand lijkt om deze dode te geven. Een deel van Breughels schilderij siert de voorkant van het boekje van Heijnes lezing, waar dit detail goed te zien is.

Onttovering

Het is, aldus Heijne, niet helemaal duidelijk wat Breughel met dit schilderij beoogde: gaat het om wat Auden erin zag, namelijk dat lijden vaak onopgemerkt blijft? Of wilde Breughel laten zien dat wat Icarus ook doet, de wereld gewoon door draait? Dat lijkt Heijne logischer: in een door God gestuurde wereld hebben de daden van individuen weinig zeggingskracht.

Dan keert Heijne zich tot een essay van de Duitse socioloog Max Weber, Wissenschaft als Beruf. Hierin analyseert Weber het ‘lange, duizenden jaren durende “intellectualiseringsproces” … – van een wereld die geheel en al beheerst wordt door magisch denken, naar een wereld die zuiver rationaal wil zijn.’ Deze rationalisering heeft er voor gezorgd dat de berekening, de rationale calculatie van de wetenschap voorop is komen te staan.

Onze omgeving moet beheerst worden. De waarheid kan ontdekt worden. Zo verdwijnt God uit de wereld, en met hem gaat de magie of het magisch denken. Wij zijn ons brein, onze biologie; dat soort werk. Ons leven is ‘onttoverd’, noemt Weber dat. Mensen kunnen zichzelf en hun wereld maken door deze grondig te bestuderen en in kaart te brengen.

Verbondenheid en mythes

Er is echter een einde aan Webers intellectualiseringsproces, aldus Heijne. Er is een grens, en ‘die grens heet de mens.’ Deze mens ‘wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken.’ Heijne geeft een aantal aanstekelijke voorbeelden, waarin natuurwetenschappers hun observaties vermengen met subjectieve waarderingen en ze evalueren. Het uitpluizen van iemands DNA wekt niet alleen bij Oprah Winfrey diepe gevoelens op van verbondenheid en solidariteit met een Zuid-Afrikaanse stam aan wie ze pardoes een school schenkt. Dit product van de verbeelding wijst Heijne ook aan bij hoogleraren en onderzoekers. Uiteindelijk is de mens ‘nog heel erg mens gebleven.’

Misschien is de wereld wel nooit helemaal onttoverd geweest. Mythes zijn nooit verdwenen. Sprookjes zijn tegenwoordig niet meer alleen voor kinderen, schertst Heijne in een bespreking van de Spider-Man-films van Sam Raimi en de Batman-trilogie van Christopher Nolan. De realistische superheld is een mens die tegelijkertijd ook een held is. Het is niet helemaal duidelijk wat deze films in Heijnes betoog moeten bewerkstelligen. Zijn betoog wordt er te onrustig van en Heijne leunt te veel op het grote gebaar – zo doet hij zeker Nolans films geweld aan.

Terug naar Icarus

Heijne komt terug bij Icarus. We moeten het leven niet als gegeven beschouwen, ‘maar als iets wat ons is gegeven’, een geschenk. Dit opent de ruimte voor een ethische reflectie op wat we doen: ‘naast de vraag “hoe ver kunnen we gaan?” moet de vraag “hoe ver willen we gaan?” gesteld worden.’ Dan zal Icarus misschien weer naar de zon vliegen, en wederom vallen, maar de angel is er uit.

Icarus is dan een held die grenzen verlegt, die de hemelen bestormt, maar tegelijkertijd is hij ook hoogmoedig, en gaat hij ten onder aan zijn eigen weigering grenzen te stellen. Uiteindelijk lijkt het Heijne daar om te gaan: grenzen stellen aan wat we met z’n allen willen, kunnen doen. Hij richt zich niet tegen de botte wetenschap en het rationalisme an sich, maar aan het gebrek aan reflectie en bezinning die deze twee vaak met zich meebrengen. Dat, en het betoverende idee van een betoverde wereld, maakt zijn essay de moeite van het lezen zeker waard.