Boeken / Fictie

Geen daden maar woorden

recensie: Atte Jongstra - De avonturen van Henry II Fix

De afgelopen jaren verbleef schrijver Atte Jongstra in een kleine zolderkamer bovenin de Zwolse Sassenpoort, vlak onder het middeleeuwse dakgebint en met uitzicht op de Mastenbroekerpolder. Daar nam hij de inhoud van een aantal kisten door, waarin zich de nalatenschap bevond van ene Henry II Fix, een vergeten Zwollenaar die leefde van 1774 tot 1844. Uit de papieren destilleerde Jongstra een met inkt en veder geschreven avonturenverhaal, met als onlogische held een binnenvetter die alleen bij hoge noodzaak de omwallingen van zijn stad overschrijdt en nimmer tot daden overgaat.

Zelfs wanneer de door hem begeerde weduwe Wilhelmina Wilders hem noodt tot een wandeling net buiten de poorten, ziet hij daar met een doorzichtig excuus vanaf. Henry is dan ook heel anders dan zijn avontuurlijke tweelingbroer Louis, die waar Henry geplaagd wordt door een horrelvoet prat gaat op een bochel. Louis is een typisch voorbeeld van schelm of schavuit. Na een carrière als acteur (foei!) neemt hij deel aan de slag bij Waterloo, waar hij het krijgsgewoel gadeslaat vanuit een kerktoren, intussen de daad verrichtend aan een kersverse weduwe, een manoeuvre die hij in een brief naar het thuisfront in extenso beschrijft: “Vrouw Ross barstte in snikken uit omdat zij meende haar man in de verte te zien sneuvelen. Ik rechtte mijn rug, die gaande het uitzicht bezwaar was gaan maken vanwege de voorovergebogen, ingespannen houding.”

Vader

Louis en Henry hebben de genetische erfenis van hun vader eerlijk onder elkaar verdeeld. De oude Fix leidde een doorsnee burgermansbestaan in de stad die tot op de dag van vandaag de benepen burgerlijkheid hoog in het vaandel voert. Hij is (uiteraard) getrouwd, maar bezoekt voor hetzelfde geld in het geniep een huis van lichte zeden. Wanneer hij zijn jongste zoon daar eens mee naartoe neemt, valt die onmiddellijk zeer romantisch voor de schone Agatha, in het vervolg aangeduid als zijn eerste liefde. Vader reist ook, maar verruimt zijn blik vooral middels een uitdijend rariteitenkabinet, volgens de regelen van de kunst geordend: de vogels naar pootlengte, de bloemen naar vindplaats en zo verder.

Junior voert het leven in de geest nog een stuk verder. De avonturen die hij beleeft mogen die naam eigenlijk niet hebben. Hij wordt tijdens feestelijkheden meegevoerd door dronken orangisten, maar kan – neutraal tot op het bot – vluchten in het huis van een bemiddelde familie. Rode draad is zijn vete met Rhijnvis Feith en diens claque. Zijn openlijk beleden afkeer van de Zwolse dichtervorst leidt herhaalde malen tot vervelende aanvaringen met onder meer boekverkopers, en moet uiteindelijk ook als verklaring dienen van Fix’ obscuriteit: de Feithianen zouden hem uit de geschiedenis hebben gewist. Bezorger Jongstra merkt dan ook met enig recht op, dat Fix net zo goed niet had kunnen bestaan.

Het duel

Een treffend voorbeeld van de enorme kloof die gaapt tussen Fix’ zelfbeeld en de realiteit daarbuiten, is de anecdote van het duel. Op een dag wordt Fix uitgedaagd, nadat hij dronken en wel de inmiddels bejaarde dichter grove onheusheden zou hebben toegediend. Fix weet donders goed dat hij op het bedoelde moment in bed lag, maar laat zich deze kans niet ontnemen. Helaas realiseert zijn opponent zich bij het aanschouwen van zijn tegenstander dat de uitdaging op een misverstand berust en hoe Fix ook op schieten aandringt, Feith laat zich naar huis en bed transporteren, waar hij even later aan natuurlijke oorzaken overlijdt.

Uitermate tragisch is het verhaal van de relatie die hij onderhoudt met de al genoemde weduwe. Zij wil wel, maar hij acht de tijd tot op het allerlaatste moment niet rijp. Zo verstrijken tientallen jaren, met als hilarisch dieptepunt de belasting op het vrijgezellenschap, die op zeker moment wordt ingevoerd. Wilders ziet haar kans, maar Fix wil zich niet door zoiets triviaals laten leiden bij het nemen van een levenswijzigende beslissing en schuift het voorgenomen huwelijk voor de zoveelste keer op de lange baan.

Wat Jongstra bij elkaar plakte en knipte uit de nalatenschap – inclusief vele verhelderende illustraties, een inleiding, nawoord, dankwoord en veel noten – is het meeslepende verhaal van iemand die heel graag wil, maar niet kan. Fix is een vertegenwoordiger van de leisure class, hij heeft geld en vult zijn dagen met studie, een bezigheid die zou hebben moeten uitmonden in uitvindingen en publicaties, waar natuurlijk niets van terecht komt – al was het alleen maar door de tegenwerking van de Feithianen. Ondanks het feit dat de teksten een eeuw of twee oud zijn, treft het relaas de moderne lezer vol tussen de ogen. Zo vergaat het ons immers allemaal: al ons streven wordt uiteindelijk sneven. Een universeel thema, tot leven gewekt in iemand waar wij ons allemaal in kunnen herkennen. Het is ook een prachtig tijdsbeeld: Fix leefde in roerige tijden, maakte de overgang mee van Republiek via Fransen tot Koninkrijk, maar ook allerlei minder hemelbestormende ontwikkelingen gingen niet aan Zwolle voorbij. Het zijn de consciëntieus opgetekende details die het boek uittillen boven het niveau van zomaar een kroniek. De hele wereld waarin hij leefde komt tot leven, met als middelpunt en navel zijn woonplaats aan de IJssel, die hij in één van zijn vele projecten opwerpt als zetel van een wereldomvattende volkerenbond, met het Zwols als universeel esperanto. Het is die discrepantie tussen de hoog verheven plannen en de dagelijkse gang van zaken die het boek een aangename spanning verlenen en tot een waar leesavontuur maken.