Boeken / Fictie

Ik weet van niets

recensie: Anne Borsboom - Otto

Als we deze recensie aan Otto zouden hebben overgelaten, dan had hier niet veel meer gestaan dan: ‘Dag meneer, dank u beleefd. Ik moet nu gaan anders kom ik te laat.’ Dan had u trouwens even goed geweten waar dit stuk over ging als Otto zelf. Otto heeft namelijk Alzheimer.

Otto is niet alleen Alzheimerpatiënt, maar ook letterlijk het lijdend voorwerp in Anne Borsbooms gelijknamige debuutroman. Borsboom publiceerde eerder poëziebundels, waaronder Brussels kant. Otto zag in 2001 al het levenslicht, maar is nu in een geheel herziene uitgave opnieuw uitgebracht.

Verpleging

Otto is negenentachtig en getrouwd met de veel jongere Mara. Hij wordt thuis verzorgd door drie privéverpleegsters die elkaar wekelijks aflossen. Een van die verpleegsters is Carien, aanvankelijk een vriendin van Mara. Ondanks het feit dat Carien over geen enkele ervaring in het verpleegsterswerk beschikt, heeft ze aangeboden voor de sympathieke Otto te zorgen. Al snel blijkt dat Mara niet zo vriendelijk is als Carien in eerste instantie dacht. Ze besluit voor Otto te blijven zorgen ondanks het vervelende gedrag van Mara.

Aan de hand van de belevenissen van Carien krijgen we als lezer een goed beeld van de ingewikkelde situaties die een ziekte als Alzheimer met zich mee brengt. Op tragikomische wijze wordt het verval van Otto weergegeven. De ‘goede’ momenten van Otto geven hoop en zorgen voor een glimlach op je gezicht. De slechte momenten laten je echter beseffen hoe confronterend deze ziekte kan zijn. Maar goed of slecht: Borsboom vertelt het allemaal met veel liefde en respect voor de patiënt, wat misschien voortkomt uit een persoonlijke verbondenheid met het onderwerp. Borsboom schreef Otto als in memoriam voor een man met Alzheimer met wie ze zelf korte tijd heeft gewerkt.

Alledaags

Naarmate het boek vordert neemt ook het verval van Otto toe. En hoe verder Otto achteruit gaat, hoe beter de onervaren Carien met de situatie om leert gaan. In eerste instantie heeft ze geen idee hoe ze met Otto en de ziekte om moet gaan:

Ik vond Alzheimer raadselachtig. De ene dag gaf Otto de indruk dat hij niet lang meer zou leven, dan verzette hij geen stap, was hij somber en zo afwezig dat niets tot hem leek door te dringen. Een dag later was hij weer springlevend en liep hij vrolijk en in zichzelf keuvelend door het huis.

Maar gaandeweg wordt haar omgang met Otto steeds beter en krijgen vreemde voorvallen door haar rustige benadering haast iets vanzelfsprekends:

Terwijl ik de bloemen in het water zette, hoorde ik een geluid achter me dat niet alledaags was: Otto had zijn katheterslangetje tevoorschijn gehaald en plaste in de prullenmand. Toen ik het klemmetje weer vastgemaakt had zei hij: ‘Dag lieve moeder, het smaakte lekker. Ik ga nu mijn handen wassen.’ Daarna liep hij naar de badkamer om de daad bij het woord te voegen.

Kwetsbaarheid

De rust van Carien en haar liefde voor Otto, de sympathieke Otto zelf en de voortsluipende moordenaar Alzheimer, het alledaagse optimisme en het onderhuids sluimerende verval, het meedogenloze egoïsme van Mara: allemaal elementen die Otto tot een zeer geslaagd verhaal maken over de kwetsbaarheid van de Alzheimerpatiënt. Dit is niet alleen het verhaal van de lieve Carien, de symphatieke Otto of de egoïstische Mara. Dit is het verhaal van een ziekte die door haar grilligheid zowel vertwijfeling en boosheid als sympathie en liefde oproept.

Otto gaat over hoop, liefde, verval en wanhoop. Grote thema’s die Borsboom op een alledaags niveau aan de lezer voorschotelt, waardoor Otto nooit pompeus of sentimenteel wordt. Juist door de bijna klinische benadering van het onderwerp, besef je soms pas later hoe ingrijpend sommige gebeurtenissen in het leven van een Alzheimerpatiënt moeten zijn. De schrijfster slaat precies de juiste toon aan voor een onderwerp dat eigenlijk niet uit te leggen valt. Want als zelfs de patiënt niet weet wat hem overkomt, hoe kunnen wij dan ook maar even denken dat we hem wel snappen?

Wat zegt u mevrouw, ben ik gevallen? Ik denk dat u het verzint om zomaar wat te zeggen, want ik weet van niets.