Boeken / Non-fictie

Overleven op 125 gram brood

recensie: Anna Reid (vert. Pieter de Smit) - Leningrad. De tragedie van een belegerde stad, 1941-1944.

Tussen september 1941 en januari 1944 waren de inwoners van Leningrad 900 dagen lang door de Duitsers omsingeld. Oost-Europadeskundige Anna Reid (1965) laat aan de hand van onopgesmukte dagboeken het morele menselijke verval zien dat gepaard gaat met honger.

Voor Hitler was de toekomst van Leningrad zonneklaar. De aan de Oostzee gelegen stad in het noorden van Rusland, het huidige Sint-Petersburg, moest met al haar 2,5 miljoen inwoners van de aardbodem verdwijnen. Maar omdat de Wehrmacht bij de verovering van Kiev en Smolensk zware verliezen had geleden greep de legerleiding, in samenspraak met Hitler, terug op een beproefd recept: uithongering. Hoewel Leningrad nooit viel slaagde de Wehrmacht wel in de laatste opzet. Niet minder dan 750.000 burgers stierven de hongerdood.

Falende autoriteiten
In het Westen is het beleg van Leningrad relatief onderbelicht gebleven. Het leed van Leningrad werd ondergeschikt gemaakt aan het collectieve schuldgevoel om de Holocaust, zo stelt Reid. Dat mag zo zijn, maar een andere verklaring van Reid is plausibeler. De Sovjetautoriteiten hadden na de oorlog geen belang bij een waarheidsgetrouwe geschiedschrijving over het beleg. Het censureren van verhalen over honger, kannibalisme, de slechte evacuatie van de bevolking en de gebrekkige bevoorrading van de stad, pasten niet in het patriottistische verhaal van de Grote Vaderlandse Oorlog. 

Het knappe van Reid is dat ze bestaande taboes wél doorbreekt. Zo is pas sinds 2003 bekend dat de Sovjetleiding volgens ‘Plan D’ alle belangrijke fabrieken, spoorlijnen en elektriciteitscentrales wilde opblazen wanneer de stad zou vallen. Het geeft aan hoe weinig vertrouwen het regime had in een goede afloop van het beleg. Ook de constatering van Russische historici dat Leningrad dankzij het militaire leiderschap van generaal Zjoekov in september 1941 stand hield klopt niet. Recenter onderzoek wijst namelijk uit dat de Duitsers tijdelijk hun aandacht richtten op andere sectoren van het front en daardoor het initiatief verloren.

Svjazi en galgenhumor
De eerste zes maanden van het beleg vormen de hoofdmoot in Reids indrukwekkende boek. Door de zelfs voor Russische begrippen vroeg ingevallen winter van 1941-1942, waarbij temperaturen van dertig graden onder nul geen uitzondering waren, vielen in die periode de meeste slachtoffers. Pas na de totstandkoming van een IJsweg over het Ladogameer in januari 1942 kwam de evacuatie van de bevolking op gang en kon de stad mondjesmaat worden bevoorraad. Toch bleven de rantsoenen ongemeen laag. Alleen mensen met goede contacten (svjazi) in de bedrijfskantine of bij familie waren in staat om het dagelijkse rantsoen brood van 125 gram aan te vullen.

De aanblik van de dood werd een algemeen verschijnsel waarop dagboekschrijvers met galgenhumor reageerden. Soldaten die lijken van de straat moesten halen, hadden het over ‘bloemen plukken’, omdat de gekleurde hoofddoeken van de vrouwen boven de sneeuwhopen goed herkenbaar waren. Het treffendst verwoordde Dmitri Lichatsjov het morele menselijke verval tijdens de massasterfte:

In tijden van honger lieten mensen zichzelf zien, ze gaven zich bloot en lieten alle schone schijn varen. Sommigen bleken geweldige en ongeëvenaarde helden; anderen schoften, schurken, moordenaars en kannibalen. Er was geen middenweg. Alles was echt.

Dat de inwoners van Leningrad nooit uit frustratie over de lage rantsoenen en het incompetente leiderschap in opstand kwamen, komt volgens Reid enerzijds door loyaliteit aan het moederland en anderzijds uit angst voor de Duitsers. Misschien is de verklaring eenvoudiger. In Leningrad was men bezig om te overleven en had men gewoonweg de energie niet om in opstand te komen. Toch blijft het leed van Leningrad voor de hedendaagse mens onvoorstelbaar. Tussen de volle schappen in de supermarkt met kerst zul je na lezing van dit fenomenale boek onwillekeurig aan de honger van de inwoners van Leningrad moeten denken.