Boeken / Fictie

Een klein verhaal over liefde

recensie: Angi Máté (vert. Anikó Daróczi en Ellen Hennink) - Mamo

Sommige kinderen hebben een moeder, Angica een grootmoeder. Door die mamo kan ze alles. De Hongaarse Angi Máté debuteerde in 2009 met de novelle Mamo, die nu naar het Nederlands vertaald is.

Ongeveer halverwege Mamo zit een kort hoofdstukje waarin de jonge Angica beschrijft waarom we lezen wat we lezen:

Klein was het blauwe huis, klein was de hof, klein was de tastbare wereld om me heen, waarin mijn kleine lichaam mocht bewegen. Daarom zocht ik de dingen vooral bij mezelf en in mijn hoofd.

‘Klein’ is dus het sleutelwoord in deze novelle, uitgegeven door Wereldbibliotheek als een van de eerste delen in een serie. Het is een mooi genre, de novelle, niet zo bekend en geliefd in Nederland; en misschien dat Mamo dat niet zal helpen verbeteren: door de grote hoeveelheid wit en de ruime marges is dit toch meer een uitgerekt kort verhaal dan een ‘echte’ novelle.

Witregel en plot

In een essay in De Revisor, ‘De schoonheid van de witregel,’ schreef wijlen Gerrit Krol over de witregel. ‘Een witregel is dus, veel meer dan andere leestekens dat zijn, een literair en een visueel teken… Daarom, witregels in een boek – het kunnen er nooit te veel zijn.’ Witregels, vervolgt Krol, staan niet alleen tussen de tekst, maar er ook omheen. De marges van een boek zijn op een bepaalde manier ook een witregel. Alle reden, dus, om aan te nemen dat het vele wit in Mamo een functie heeft, een bepaalde boodschap die schrijver en uitgever erin hebben willen leggen.

Er zit weinig plot in Mamo, en al gelijk vanaf het begin is het duidelijk dat Máté niet getracht heeft een boek met een plot te schrijven. Deze novelle is een serie impressies van een jong meisje dat door haar grootmoeder, de mamo uit de titel, wordt opgevoed omdat haar moeder gestorven is. (Vaders zijn opvallend afwezig in het boekje.) Angica groeit op, want richting het einde is er sprake van dat haar ‘nieuwe tanden groeien’. Ook haar oma wordt ouder en, uiteindelijk, ziek.

‘Of te groot, of te klein’

Tot zover de handeling van Mamo. Angica en mamo wonen in een klein dorpje in Hongaars-sprekend Roemenië, straatarm zijn ze, ze hebben alleen elkaar en andere mensen. Het is aandoenlijk om te lezen hoe het meisje de wereld leert kennen: ze probeert te leren en te begrijpen, maar dat doet ze altijd ‘of te groot, of te klein’. Ze begrijpt bijvoorbeeld niet wat een put is, alleen dat een kind erin kan vallen en doodgaan.

Dit zou allemaal tamelijk saai en minimalistisch zijn, ware het niet voor Angica’s taalgebruik. Dat is speels en zo nu en dan onalledaags: bomen ‘worden tot hout’, een huis ’tinkelde en glansde’. Dit soort woorden, niet per se fout of verzonnen, als wel net gek genoeg om op te vallen, vragen van de lezer een zekere traagheid bij het lezen. Schiet te snel over de tekst heen, en je mist van alles.

Compassie en warmte

Daarom ook al dat wit. Een witregel, vindt Krol in zijn essay, suggereert een zekere eenheid in het voorafgegane. Er ontstaan als het ware mini-verhaaltjes in het grotere narratief, waar je als lezer bij stil kunt staan en later naar terug kunt keren. Het is een poging de lezer zich te laten verplaatsen in de jonge Angica en haar manier van kijken: een liefdevolle, kinderlijke blik. Volwassenen haten elkaar, zij heeft alleen compassie en warmte te brengen.

Mamo is niet geheel geslaagd. De plot had origineler gekund, en op het gekozen perspectief valt wat af te dingen (is dit de jonge Angica die vertelt, of een ouder meisje dat herinneringen aan haar jeugd oproept?). Toch is dit een mooi boekje, dat bewijst wat de kracht van een novelle is: een klein, intiem verhaal over grote thema’s als liefde, familie en ouder worden.