Boeken / Non-fictie

Die goede, oude tolerantie

recensie: Amy Chua (vert. Mieke Hulsbosch) - Wereldrijk voor een dag

In Wereldrijk voor een dag, een wel heel vrije vertaling van Day Of Empire, gaat auteur Amy Chua na hoe de echte supermachten zijn ontstaan en hoe ze, vaak verrassend snel, weer ten onder gingen. Haar verklaring is wat ongewoon en zelfs een tikkeltje klef te noemen.

Chua, hoogleraar aan Yale Law, is niet geïnteresseerd in de ‘gewone’ grootmachten uit de geschiedenis, zoals Griekenland dat bijvoorbeeld ooit was. Nee, haar interesse gaat uit naar de echte hypermachten; rijken die er op een bepaald moment in slaagden zowat de ganse wereld onder de knoet te houden. Daartoe rekent ze onder meer het keizerrijk van de Romeinen, het Groot-Mongoolse rijk en zelfs het Nederlandse wereldrijk. Immers, zo stelt de auteur, ‘vandaag de dag wordt vaak vergeten dat de Nederlanders ooit aan het hoofd stonden van het grootste zeehandelsrijk ter wereld’.

Tolerantie

Haar motivatie om dit vuistdikke boek te schrijven is de vaststelling dat ’tot op heden niemand het zeldzame verschijnsel heeft geanalyseerd van hypermachten, het opmerkelijk geringe aantal samenlevingen – nauwelijks meer dan een handvol in de hele geschiedenis – dat zo’n buitengewone militaire en economische macht wist te vergaren dat ze in feite de wereld beheersten’.

Meteen doet de auteur daarbij haar centrale these uit de doeken: elke hypermacht uit de geschiedenis had en heeft zijn grootmacht te danken aan een pluralistische en tolerante ingesteldheid – waarmee ze meteen ook de link legt met haar eigen geschiedenis, meer bepaald de warme manier waarop haar Aziatische familie destijds werd ontvangen in de Verenigde Staten. Omgekeerd is volgens haar de verbrokkeling van een hypermacht het gevolg van racisme en intolerantie. Haar boek is dan ook een onverdoken oproep naar Amerika toe, de huidige hypermacht die flink opschuift richting intolerantie en verstarring.

Browsen

Chua’s uitgangspunt klinkt weinig wetenschappelijk en zelfs prekerig (verdraagzaamheid als cement van de samenleving), maar ze komt er verbazingwekkend goed mee weg. Op een doorgaans niet-belerende, vlotte manier ‘browst’ ze door de wereldgeschiedenis en houdt daarbij halt bij de verschillende superrijken die er zijn geweest. Telkens stelt ze daarbij vast dat de hypermachten stonden en vielen dankzij tolerantie – interculturele huwelijken, machtsposities voor ‘vreemdelingen – zonder daarbij uit het oog te verliezen dat het er ook niet altijd zo verdraagzaam aan toeging. Zo was Genghis Kahn een bijzonder wreed heerser:

Bovendien waren de Mongolen in de strijd volledig genadeloos. Ze goten gesmolten zilver in de ogen en oren van hun vijanden en doodden trouweloze vrouwen door hun lichaamsopeningen dicht te naaien.

Maar het gaat Chua niet om absolute verdraagzaamheid, die een illusie is, maar om ‘relatieve’ verdraagzaamheid, het openstaan voor andere etnische eenheden en godsdiensten.

Wereldrijk voor een dag is een aangename geschiedenisles die het aandurft openlijk optimistisch te zijn, waar een vergelijkbaar werk, Ondergang van Jared Diamond, bol staat van het doemdenken. Het enige waar lezers misschien over zullen struikelen is die wat onhebbelijke Amerikaanse gewoonte om het altijd maar te hebben over ‘Amerika, het land van de kansen’.