Boeken / Fictie

Lezers, geluksvogels

recensie: Amy Bloom (vert. Paul Syrier) - Wij geluksvogels

Sommige mensen kiezen in een boekwinkel simpelweg het dikste boek, vanuit de gedachte dat ze daarmee het meeste waar voor hun geld hebben. Hoewel Wij geluksvogels maar 264 pagina’s telt, zou het zo beschouwd een goede keus zijn. Deze roman moet minstens drie keer worden gelezen voordat hij in een hoofd past.

Het oeuvre van Amy Bloom bestaat uit vier verhalenbundels en drie romans, maar bleef tot nu toe door het grote publiek onopgemerkt. Met haar nieuwe roman Wij geluksvogels (oorspronkelijk Lucky us) bereikt ze voor het eerst de bestellerlijsten in Amerika.

Eva
Eva is twaalf als ze door haar moeder ‘als een zak wasgoed’ bij het huis van haar vader wordt afgeleverd, die haar voorstelt aan haar vier jaar oudere halfzus Iris. Door de ogen van Eva ziet Iris eruit als een filmster en die allereerste indruk bepaalt voor lange tijd de verhouding tussen de twee. Iris verdient geld met concoursen en wil dolgraag actrice worden. Aan Eva heeft niemand ooit gevraagd wat ze wil, en ze groeit op in de schaduw van haar zus.

De maaltijden die hun vader voorschotelt stellen niet meer voor dan blikjes tonijn die boven een bord worden leeg gekieperd, en als ook nog blijkt dat hij Iris’ spaargeld onder haar matras vandaan jat, nemen de meisjes de bus naar het Hollywood Plaza Hotel. Iris werkt hard en krijgt langzaam grotere rollen, terwijl Eva absoluut niets anders doet dan ‘kant-en-klaar eten maken en zich zorgen maken en lezen.’ Naar school gaan is er ook niet bij, en niemand die zich erom bekommert.

Chaos
Bloom geeft haar personages de ruimte, laat ze ademen, alsof ze haar iets leren. Veerkracht, bijvoorbeeld. Want een geluksvogel is Eva allerminst, maar zelfmedelijden kent ze niet. Ze richt haar aandacht op de mensen om haar heen, is zorgzaam en een allesbehalve opstandige, luidruchtige puber:

Op onze laatste dag onderweg werd ik vijftien. Ik wachtte tot iemand het zich zou herinneren en ten slotte, ongeveer halverwege de dag, zei ik tijdens een stilte: ‘O, gefeliciteerd ik’, en Francisco stuurde de auto de weg af. Mijn vader stapte uit en omhelsde mij en mijn zus (…) 

Je hoort het haar zeggen. ‘O, gefeliciteerd ik’.

Er is op bijna elk moment zoveel aan de hand maar in de zinnen die volgen is daar helemaal geen ruimte voor. Het leven gaat snel, het is 1940 en oorlog en chaos, er is weinig tijd voor reflectie of drama. Mensen verhuizen, sterven en hebben geen e-mailadres. Eva neemt het leven zoals het komt, terwijl Iris tevergeefs het leven naar haar hand probeert te zetten.

Brieven
Het boek bevat veel brieven. Mooie, soms onafgemaakte brieven waarvan lang onzeker blijft of ze wel gelezen worden. Als we toch afstevenen op een soort van happy end, krijgt de lezer eindelijk wat ruimte om adem te halen. Tot dat moment zit elke zin zo vol, roept elke beschrijving zoveel op, dat het bijna te wordt. Te goed, zou ik willen zeggen.

Bloom is fantastisch bekwaam in het schetsen van personages, vol mededogen en toch met scherpe blik. Op elke pagina staan mooie zinnen, pijnlijke observaties, maar van doseren is geen sprake. Een prachtige roman, maar met een ernstig overprikkelde lezer tot gevolg. Zoals je soms een kamer binnenkomt waar een verjaardagsfeest al in volle gang is en je de deur weer even dichtdoet. Ademhalen en opnieuw binnenkomen, het boek voor de tweede keer openslaan. Dan is ie nog mooier.