Boeken / Fictie

Overgebleven schuld

recensie: Alexandre Jardin (vert. Arthur Wevers) - De edelmoedigen

.

Jean Jardin, de opa van Alexandre, was de rechterhand van Pierre Laval, premier in de Vichy-regering. Zodoende maakte hij deel uit van de Vichy-top, ook op 16 juli 1942, toen de Franse politie duizenden joden arresteerde en ze opsloot in het Vél d’Hiv. De edelmoedigen is een bittere veroordeling van het gedrag van niet alleen Jean Jardin, maar ook dat van zijn zoon Pascal, de vader van Alexandre, en van de gehele familie Jardin. Volgens Alexandre hebben de Jardins jarenlang ‘de werkelijkheid buiten de deur gehouden’ en de familie ten onrechte voorgesteld als een verzameling ietwat vreemde, maar beminnelijke persoonlijkheden.

De weerzinwekkendste daden
In een stuk voor The Guardian schrijft Jardin overvallen te zijn door de heftige kritiek op zijn boek. Verschillende historici vinden dat Jardin zijn opa een veel grotere rol toedicht dan hij in werkelijkheid had en hekelen het gebrek aan nieuw bewijs in zijn boek. Hij had er niets aan kunnen doen, zeggen zij; hij wist, of had kunnen weten, wat het lot van de joden van het Vél d’Hiv zou zijn, zegt Alexandre, en had moeten weigeren mee te werken.

Als lezer is het lastig om te oordelen over de validiteit van de kritiek die Jardin over zich heen heeft gekregen: daar moet je eigenlijk historicus voor zijn. Daar ligt de grootste kracht van De edelmoedigen – uitdrukkelijk een roman – dan ook niet. Wat vooral indruk maakt is het effect dat zijn afkomst op Alexandre Jardin heeft gehad. Al vanaf zijn adolescentie leest hij boeken over de psychologische processen achter oorlogsmisdaden en probeert hij zijn opa te rijmen met de misdadiger. Hij komt tot de conclusie dat in principe fatsoenlijke mensen ‘bij de weerzinwekkendste daden betrokken kunnen raken wanneer ze in een context belanden die een andere betekenis aan hun daden geeft.’ De vraag blijft of Alexandre zijn opa kan vergeven.

De lucht van de schande
Hoewel Alexandre zelf niets te verwijten valt, voelt hij zich bezwaard, zelfs besmet door de daden van zijn familie en hun houding tegenover de slachtoffers van de oorlog. Het is pijnlijk om te lezen hoe dit op hem drukt en hoe hij voor zijn gevoel de keuze moet maken tussen eerlijk zijn tegenover zichzelf en trouw blijven aan de Jardins. Zijn familie heeft nooit de verantwoordelijkheid genomen: hij voelt zich verplicht om dat wel te doen. Zo bezoekt hij het terrein van het inmiddels afgebroken kamp in Beaune-la-Rolande, voor veel Franse joden een tussenstop op weg naar concentratiekampen in het oosten. Ontroerend en indrukwekkend.

[…] ik bleef daar staan, bezeten door een herinnering die niet de mijne was, een schuldgevoel dat niet direct op mezelf betrekking had en een schaamte die mijn familieleden niet eens voelden. Hoe kun je dit verleden ooit begraven als niemand er zich verantwoordelijk voor voelt? Daarom heb ik mezelf gedwongen om de onzichtbare gebouwen te zien, om denkbeeldige uitkijktorens te bouwen, die te bemannen met de spookgestalten van Franse politiemannen en om het gehuil te horen van de moeders die zo hard hebben geschreeuwd toen ze van hun kinderen werden gescheiden. Ik wilde dat de genen van [Jean Jardin], die in mijn eigen pupillen zaten, alles verdroegen wat niet waargenomen was. Dat mijn neus dit oord opsnoof. Dat zijn longen, door de mijne, de lucht van deze schande inademde.