Boeken / Fictie

Tot ons zwijgen een houten paal werd

recensie: A.P.E. Veraar - Zinkgaten

Sommige debutanten scoren gelijk een acht met hun eersteling. Anderen halen eerst een mooie zeven, maar maken duidelijk dat je ze goed in de gaten moet gaan houden. Dat laatste is ook het geval met A.P.E. Veraar.

Veraar (1985) zit duidelijk vol ideeën, maar die komen in wisselende kwaliteit op papier terecht. In haar eerste gedichtenbundel Zinkgaten staat evenwel een aantal sterke, behoorlijk ‘affe’ gedichten die het hoofd van de lezer laten borrelen. Veraar heeft bovendien oog voor beelden die blijven hangen. Het gedicht ‘Stockholm-syndroom’ bijvoorbeeld, over een vroegwijs kind dat moedwillig meegaat met een kinderlokker, besluit ze met:

[A]ls we eindelijk bij je vrijstaande huis
met geluiddichte kelder zijn aangekomen
laten we dan samen geheimen maken

En dan beloof ik je
dat ik nooit iemand zal vertellen
over je verzameling opgezette dieren

Spanningsvelden
De thematiek van Zinkgaten wordt sterk bepaald door de dreiging dat zekerheden weg zomaar weg kunnen vallen. Een van de afdelingen in de bundel heeft ook die titel. De afdeling bestaat uit een korte reeks van vier gedichten, waarvan de eerste opent met:

Ik had nooit gehoord van zinkgaten
maar het blijken gaten in de grond te zijn
die plotseling ontstaan
en waarin je zomaar kunt verdwijnen

Er wordt ’s nachts gepiekerd over de mogelijkheid dat er hoogteverschillen tussen huis en stoep ontstaan. (Saillant detail: Veraar woont in Groningen, waardoor de reeks nog opvallend actueel wordt ook.) De volgende ochtend wordt de ‘ik’ begroet door de krantenjongen, en concludeert dan opgelucht:

Er zijn weinig plaatsen op de wereld
waar een mens zich veilig waant
hoeveel geluk heb je dan in je eigen straat
begroet te worden door zo’n heel normale jongen

Tussen deze twee ‘polen’ ontstaat een fijne spanning. Toch bekruipt het gevoel dat de uitwerking wat scherper had gekund. In ‘Stockholm-syndroom’ weet Veraar immers op een veel kleiner oppervlakkig een minstens zo indringende juxtapositie en spanningsveld neer te zetten.

Belofte
Veraar mist vaker net nog een beetje scherpte. Soms wordt bijvoorbeeld een achterliggend gevoel net te expliciet benoemd, terwijl dat eigenlijk beter ongezegd had kunnen blijven. In het titelloze slotgedicht staan bijvoorbeeld de erg fraaie regels ‘[we reden door] tot ons zwijgen / een houten paal werd / het prikkeldraad / het gras daaronder / een modderplas een koe / die zo leeg naar ons staarde’. Dat beeld blijft bij, omdat dat het zwijgen zo tastbaar maakt. Daar staat dan een passage tegenover als ‘de sporen afdrukken / bleken van ons gedeeld / verleden dat achter / in onze kelen bleef steken getuige / ons zwijgzaam samenzijn’. Na ‘steken’ is de strofe eigenlijk al af; dat de wij-personen zwijgen was al eerder duidelijk gemaakt. Dat er een verder ongedefinieerd verleden is waardoor er gezwegen wordt is niet zo interessant, waardoor het wat overbodig wordt.

Zinkgaten is al met al een prima debuut, met bovendien een aantal fraaie, memorabele gedichten. De bundel laat zien dat A.P.E. Veraar een belofte is, die, als ze nog wat verder rijpt, tot heel mooie dingen in staat zal zijn.