Boeken / Fictie

Een indrukwekkende roman die niet voldoet

recensie: A.F.Th. - Het schervengericht

Waar het literaire megaproject Homo Duplex zal eindigen laat zich vooralsnog raden. Maar met Het schervengericht heeft schrijver Adri van der Heijden, zich noemende A.F.Th., een buitengewoon goed geschreven roman afgeleverd die zich onafhankelijk van de romancyclus laat lezen.

In de nacht van de negende augustus 1969 vermoordden leden van Charles Mansons sekte de zwangere actrice Sharon Tate. Tate was de vrouw van regisseur Roman Polanski, die enkele jaren later gearresteerd zou worden wegens seks met een minderjarig meisje. Op deze historische gegevens baseerde A.F.Th. (van der Heijden) zich voor zijn nieuwe roman Het schervengericht. Ook voor diegene die weinig van deze geschiedenis afweet, wordt duidelijk dat A.F.Th. zich vrijwel geheel aan de feiten heeft gehouden. De achtergrond en het verloop van de fatale gebeurtenissen zijn getrouw in het verhaal verwerkt. Niet volgens de feiten is de ontmoeting tussen Polanski en Manson in de Amerikaanse gevangenis Choreo, een ontmoeting die het grootste deel van het boek in beslag neemt. Net als in het eerdere deel van de romancyclus Homo Duplex, De movo tapes, voert A.F.Th. de oude Griekse god Apollo op. Die is druk doende op kwaadaardige wijze een aantal grote menselijke tragedies te organiseren. In Het schervengericht heeft de god voornoemde geschiedenis op zijn geweten, incluis het tot stand brengen van Charles Mansons sekte.

Shakespeare en John Lennon

Hun beider namen noemt A.F.Th. in de roman niet. Ter bescherming van hun privacy heten Manson en Polanski in de gevangenis Scott Maddox en Remo Woodehouse. Die bescherming hebben ze hard nodig, de bajesklanten zouden het een eer vinden een van deze twee iets aan te doen, maar A.F.Th. heeft nog een goede reden om in zijn roman het gebruik van de echte namen te vermijden. De twee kleine heren moeten gezamenlijk de vloeren van Choreo schrobben, een gesprek is onvermijdelijk. Woodehouse gaat dan bij Maddox op zoek naar het waarom van zijn daden. De fictie vult daardoor het meest intieme en ingrijpende van de werkelijkheid in: de verwerking, ook jaren later nog, van het verlies van een innig geliefde vrouw en nog ongeboren zoon. Een verlies dat zich niet zomaar laat beschrijven in naam van een ander, een verlies ook dat zich eigenlijk helemaal niet laat beschrijven. Dat A.F.Th. toch een poging onderneemt, kenmerkt Het schervengericht, en ook de gehele Homo Duplex reeks in wording. Hier is een schrijver aan het woord die het onmogelijke nastreeft.

Het zijn twee welbespraakte personen en dat geeft hun wat voorzichtige conversatie precies de kracht, vaart en aantrekkelijkheid die nodig is er pagina’s lang over te lezen. Bovendien is er de rol van de Griekse cipier Agraphiotis, waarin Apollo herkend wordt, die de roman nog meer virtuositeit geeft. Ondanks de duizend pagina’s, het geringe aantal (zich voor spanning lenende) gebeurtenissen en de dialoog tussen twee gevangenen als hoofdbestanddeel, kost het geen enkele moeite Het schervengericht snel uit te lezen. Alleraardigst is het om te lezen hoe Apollo John Lennon een tekst van Shakespeare toespeelt, die deze verwerkt in het liedje Hurly Burly, om vervolgens de enige bestaande opname van de song aan Manson toe te spelen, zodat die zich persoonlijk geroepen voelt de wereld een rassenconflict in te helpen.

Eenzame minuten

Fraaie dialogen kunnen echter niet verhinderen dat de taallawine die Het schervengericht is ook teleurstelt. De personages bestaan meer uit taal dan in literatuur onvermijdelijk is. Hoe de twee schoonmakers ook om elkaar heen draaien, elkaars gedachten verkennen, een echt doordringen tot een menselijke kern blijft uit. Exemplarisch is bijvoorbeeld de door Woodehouse opgeworpen vraag aan Maddox of hij zich “naar analogie van Christus” als een verlosser beschouwt. Voor Woodehouse is het “een blasfemische opluchting” dat hij Maddox inderdaad kan vergelijken met Jezus, “een banaal goeroetje, dat met fanatieke blik en loze welbespraaktheid een stel volgelingen wenste te imponeren”. Een interessante gedachte wellicht, maar de vergelijking wordt vervolgens tot vervelens toe herhaald, in vele varianten. Maddox kan geen zwabber vast houden, of hij zet zich in kruisigingstand. Maddox is louter verwijzing, niet alleen naar Jezus, maar ook naar Hitler en Manson zelf natuurlijk. Iets te spitsvondig ook voor een gek, blijft hij een schematisch figuur.

Dat geldt eigenlijk ook voor Remo Woodehouse, tot het moment dat de roman overgaat in een reconstructie van minuut tot minuut van de moordpartij zelf. In de isoleercel, daar belandt omdat hij Maddox naar de keel vloog, verbeeldt Woodehouse de slachtpartij op zijn vrouw en vrienden alsof hij er bij was en beleeft hij de gebeurtenissen ook vanuit het perspectief van zijn ongeboren zoon. Het is een aangrijpend verslag van een gebeurtenis waar het cliché van wil dat er ‘geen woorden voor zijn’. Het is een gedurfde, en bijna geslaagde poging van A.F.Th, maar ook hier blijft vooral de taal opzichtig het werk doen. Enigszins pompeus noemt Woodehouse de stervende minuten van zijn zoon “de eenzaamste twintig minuten uit de geschiedenis van de mensheid”. Het is vreemd, een zo indrukwekkende roman, zo briljant geschreven ook, die toch niet voldoet. Maar wie streeft naar het allerhoogste, moet ergens een keertje struikelen.