Boeken / Fictie

Atlas is visueel feest voor de taalliefhebber

recensie: Jansen, Van der Sijs, Van der Gucht & De Caluwe - Atlas van de Nederlandse taal

Soms lijken prachtig verzorgde boeken vooral bedoeld om af en toe eens in te bladeren, maar vooral om de visite te imponeren. In het geval van Atlas van de Nederlandse taal is het echter aan te raden om het werk ook daadwerkelijk door te lezen.

Atlas van de Nederlandse taal is verschenen in twee edities: een Vlaamse en een Nederlandse. Of, zoals de samenstellers het noemen: team friet versus team patat. In beide atlassen worden 60 thema’s besproken. Daarvan komen 56 onderwerpen in alle twee de werken voor; de overige 4 zijn speciaal voor de Nederlandse dan wel Vlaamse versie geschreven. De Nederlandse uitgave wijdt bijvoorbeeld een hoofdstuk aan het Fries, terwijl er in de Vlaamse versie aandacht is voor de Belgische taalwetgeving. De gemeenschappelijke thema’s worden echter ook op andere wijze ingevuld. Vaak zijn de verschillen klein, soms is het onderscheid groter.

Vlaamse verrassingen

De samenstellers van Atlas van de Nederlandse taal geven als tip om als Nederlander de Vlaamse versie ter hand te nemen, en vice versa. Dat is een goede suggestie. Veel van de feitjes in de Nederlandse editie van de Atlas zullen Nederlandse taalliefhebbers namelijk al bekend voorkomen. De Vlaamse versie biedt wat dat betreft meer verrassingen voor Nederlanders.

Het is interessant om eens een hoofdstuk van beide edities te vergelijken en je te vermaken met de taalverschillen in Nederland en Vlaanderen. Als bijvoorbeeld iets in Nederland nooit zal gebeuren, vindt dat met sint-juttemis plaats; voor een Vlaming is dat wanneer alle bomen even dik zijn. Dergelijke verschillen bieden inspiratie. Welke Nederlander is er nog nooit getuige geweest van een ‘dovemansgesprek’ (dialoog tussen mensen die elkaar niet willen of kunnen begrijpen) of zit af en toe vast op een bepaalde ‘denkpiste’ (denkrichting)? De Vlaamse editie geeft de Nederlandse taalliefhebber allerlei input om zijn vocabulaire te verrijken. Omgekeerd zullen Vlamingen ongetwijfeld de Nederlandse versie kunnen waarderen.

Geen boek, maar een atlas?

Atlas van de Nederlandse taal is een visueel feest. Samenstelster Nicoline van der Sijs stelt het meteen in de inleiding: het gaat niet om een boek, maar om een atlas. Daar passen grafieken, tabellen en uiteraard kaarten bij. Het geheel is prachtig ontworpen en geïllustreerd door Steven Theunis en Stijn Fabri.

Voor een echte atlas is er echter relatief veel tekst in de uitgave te vinden. De samenstellers lijken, ondanks hun keuze voor een atlas, het idee van een boek toch niet helemaal los te kunnen laten. Dat is jammer. Atlas van de Nederlandse taal hinkt daardoor op twee gedachten: enerzijds die van een boek met wetenschappelijke toelichting op de onderwerpen, en anderzijds die van een atlas vol met leuk afgebeelde taalinzichten. In dat laatste is het werk duidelijk het best geslaagd.

Pasopi, endivie

Als vanzelf wordt de aandacht daarom steeds weer getrokken naar alle weergegeven wetenswaardigheden. Dat het Nederlandse woord ‘baas’ succesvol geëxporteerd is naar talrijke andere talen zal bij velen bekend zijn. Maar wist je dat de Denen het Nederlandse ‘andijvie’ hebben geleend (‘endivie’), Japanners van ‘dansu’ (‘dans’) spreken en in Swahili gewaarschuwd wordt met ‘pasopi’ (‘kijk uit’, ‘opletten’)? Van zulke feitjes kun je nooit genoeg hebben en ze vormen de grote kracht van de Atlas.

Of je nu voor de Nederlandse of Vlaamse editie kiest, Atlas van de Nederlandse taal staat garant voor heel wat uurtjes kijk- en leesplezier. Met alle nieuw opgedane kennis kun je vervolgens pas écht indruk maken op je gasten.