Muziek / Concert

Die arme kerel toch…

recensie: Concert Gang of Four

Het hoogtepunt van de funky postpunkgroep Gang of Four ligt alweer zo’n 35 jaar achter ons. Toch verschijnt vanavond een grotendeels jonge band op het podium. De reden is dat met het vertrek van zanger Jon King, zo’n drie jaar geleden, gitarist Andy Gill het enig overgebleven originele bandlid is. Lukt het de groep, beschikkend over een compleet nieuwe stem, om de energie van vroeger enigszins te vangen?

Voordat we daar achter komen, moeten we eerst door het voorprogramma Av Okubo heen. Bij dit Chinese gezelschap vallen het bas- en drumspel positief op, maar daar is alles ook mee gezegd. Met name de zang (af en toe op zijn Kraftwerks vervormd), het goedkope keyboardgeluid, en het zachte inmixen van de gitaar vallen een stuk minder in de smaak. Daar komt bij dat een groot deel van het publiek óf nog niet gearriveerd is, óf zich niet in de buurt van het podium begeeft, waardoor het lijkt alsof de band voor een bijna lege zaal staat te spelen. Het geringe enthousiasme van het beetje publiek dat er wel staat maakt het een wat ongemakkelijk gezicht.

Krakers

Tegen de tijd dat Gang of Four opkomt is het gelukkig beduidend drukker, en ook aan het enthousiasme van het publiek zal het niet liggen. Vanaf het begin is er echter al het een en ander aan te merken op het optreden. Dat zit ‘m vooral in de nieuwe zanger, John “Gaoler” Sterry. Waar de zang van de King altijd hoekig en energiek was, heeft Sterry een totaal andere stijl. Je zou hem een technisch betere zanger kunnen noemen, maar zijn gladdere, meer dramatische vocalen passen eigenlijk beter bij het nieuwe materiaal (dat richting een soort electrorock gaat) dan bij de oude krakers.

Hoewel Sterry’s zang misschien niet ideaal is voor de muziek, is het oude werk van Gang of Four van een niet kapot te krijgen niveau. Met de muzikale uitvoering zit het grotendeels wel snor, en dat merk je in de zaal. Dus zelfs al is er af en toe het gevoel dat je naar een veredelde coverband staat te luisteren, toch komen nummers als ‘Return the Gift’ en ‘Damaged Goods’ mede door het heerlijke gitaarspel van Gill goed uit de verf.

Een magnetron aan gort

Toch is het anderhalf uur durende optreden maar een maf schouwspel. Allereerst is de combinatie van drie jonge bandleden met de 59-jarige Andy Gill, die er stoer tussendoor paradeert, een beetje een vreemd gezicht. Het is echter vooral weer de schijnbaar uit een modeblad gestapte Sterry die opvalt — in negatieve of juist hilarische zin. Het is maar hoe je het bekijkt.

Bij aanvang van het optreden komt hij verveeld over en lijkt hij soms niet te weten wat hij doet, al zal dat een gespeelde nonchalance zijn. Maar naarmate het optreden vordert nemen zijn frustraties toe. Hij zit er kennelijk niet lekker in en heeft constant ruzie met zijn bedrading en microfoonstandaard (“This fucking micstand…“). Dat zijn bierblikje tot zijn ergernis overstroomt kan er dan ook nog wel bij. Meermaals schijnt Gill hem zelfs een kleine peptalk te geven, waardoor het lijkt alsof je naar verliezend voetbalteam staat te kijken. Zo verandert Sterry gedurende de show van iemand met rocksterallures in een gefrustreerd jongetje; het heeft wat meelijwekkends.

Desondanks komt de Gang nog tweemaal het podium op voor een encore, waarbij Sterry bij de laatste keer een magnetron meeneemt en deze met een metalen buis aan gort begint te slaan. Zijn geïrriteerde blik is tekenend voor de hele avond. Als iedereen na een buiging en een bedankje van Andy Gill definitief van de bühne stapt, keert laatstgenoemde zich nog even tot het publiek om met een handbeweging aan te geven wat al duidelijk was: ondanks het aanbod van fantastische nummers was het maar een matige bedoeling.