Muziek / Album

Getemporiseerde melodica

recensie: Voicst - 11 11

.

~

De jongens wisten al te verrassen met een nummer op de unsigned-bands-sampler College Radio van het Nederlands Popinstituut en natuurlijk met hun EP Eat the Evidence, maar nu, met het grote werk, houden ze dat verrassingseffect stevig vast. Vanaf het eerste nummer Whatever You Want From Life stap je in de stoomtrein van Voicst en in ben je in no time bij het laatste, dertiende nummer. Gelukkig is er in een ver verleden de repeat-knop uitgevonden zodat het hele energieke proces van voren af aan kan beginnen. Opnieuw een kleine veertig minuten aan onversneden rock, geschoeid op de leest van Foo Fighters, Nada Surf en Weezer.

Concurrentie tussen de songs

De drie Amsterdammers weten op een boeiende manier dertien nummers te brengen, die niet vernieuwend zijn, maar nagenoeg allemaal aan een kritische keuringsdienst getoond kunnen worden. Het drietal vult elkaar perfect aan en houden keer op keer oog voor een pakkende melodie. Je kunt zo ver gaan dat de songs elkaar zelfs beconcurreren. Hoewel Upside en Porn beide niet echt weten te boeien en nergens echt op gang weten te komen, haalt een nummer als Dazzled Kids zonder moeite het fascinerende niveau van de opener. Ook Shut Up and Dance, You Look Like Coffee en Retail 2003 blijven na vijftien luisterbeurten nog steeds overeind, terwijl het laatste nummer, Enjoy the Kickback, na een aantal keer horen aan de klasse van de rest van de plaat ten onder gaat.

Tempo

Het tempo van de liedjes van Voicst ligt steevast op een hoog niveau. Bij het rustige nummer Someone Wake Me, dat erg veel op Road Trippin’ van the Red Hot Chili Peppers lijkt, is er bijvoorbeeld een up tempo baslijntje. And You Taste Like Something’s Wrong doet denken aan een snelle variant van de band Pinback. Ook het meest rustige nummer, de pianosolo How To Put It, kan het gevoel voor tempo niet onderdrukken. Maar nergens wordt het onrustige tempo storend en nergens verveelt de plaat. 11-11 heeft zelfs zo’n houdbaarheidsfactor, dat de band alleen moet afwachten hoe snel het buitenland reageert. Maar dat kan niet lang meer duren.

Film / Films

Samen alleen

recensie: Solas

Je hebt van die termen die haast onvertaalbaar zijn. Het Spaanse woord ‘Solas’ is zo’n woord waar geen precies Nederlands equivalent van is. Het betekent zoiets als ‘eenzamen’, en dan het vrouwelijk meervoud. ‘Eenzame vrouwen’ komt misschien het beste in de buurt. In Solas schetst regisseur Zambrano een portret van twee eenzame vrouwen die beiden teleurgesteld zijn door het leven.

~

Maria (Ana Fernández), een chagrijnige vrouw van 35, is teleurgesteld in het leven. Ze woont in haar eentje in een achterbuurt, drinkt meer dan goed voor haar is en is zwanger van een scharrel die absoluut niet van haar houdt. Wanneer haar vader in een nabijgelegen ziekenhuis opgenomen wordt, komt haar moeder Rosa (María Galiana) tijdelijk bij haar in te wonen zodat zij haar zieke man kan bijstaan. Dat zij dit doet mag al een godswonder heten aangezien haar man haar onderdrukt en als oud vuil behandelt. Hoewel Maria haar moeder bits behandelt, probeert de warmhartige Rosa het leven van haar dochter wat op te vrolijken.

Symboliek

~

De overeenkomst tussen beide vrouwen is dat ze een leven hebben waar je niet jaloers op zou worden. Het grote verschil is de manier waarop ze met tegenslagen omgaan. Solas laat zien dat zowel de vriendelijke houding van Rosa, die haar noodlot met een glimlach accepteert, als de wantrouwende en cynische instelling van Maria beide geen garantie zijn voor een fijn leven. Zambrano biedt slechts één uitweg die de vrouwen behoedt voor dit deterministische doemscenario: de medemens. Waar Maria’s leven door Rosa (let op de symboliek in naam) letterlijk en figuurlijk wordt opgefleurd, gebeurt hetzelfde bij Rosa door het contact met Maria’s bejaarde onderbuurman, Vecino (Carlos Álvarez-Novoa).

Eendimensionaal

Naast het aangrijpende verhaal zal Solas je vooral bijblijven om de prachtige acteerrollen. Met name de vertolking van de twee hoofdrollen door Fernández en Galiana is ijzersterk, maar ook Vecino wordt als een onvergetelijke innemende man neergezet. Dat bij een aantal personages één karaktertrek erg dominant is, en dat deze personages daardoor eendimensionaal blijven, is aan de ene kant wel jammer maar het is niet zo storend dat het afbreuk doet aan de film.

Blijf zoeken

Solas vergaarde een indrukwekkend aantal prijzen op filmfestivals, en terecht. Het is een mooie film waarin niets mooier gemaakt hoeft te worden dan het is. Het is een typische film voor het filmhuis: een ontroerend familieportret waarin emotie meer aandacht krijgt dan de actie, waarin personages het plot stuwen in plaats van andersom. Een film over opoffering, het aanvaarden van je lot en over de wetenschap dat geluk altijd om de hoek kan liggen. Als je maar blijft zoeken.

Muziek / Album

De La Soul, you done it again!

recensie: De La Soul – The Grind Date

Niet vernieuwend, wel verfrissend. Het nieuwe album van De La Soul, ondeugend The Grind Date getiteld, borduurt voort op de vrolijk eclectische stijl waarmee de New Yorkse hiphoppers naam maakten. Temidden van het gangbare gangstageweld en klatergoud blijven de veteranen trouw aan zichzelf. Hiermee zet De La Soul zich welbewust af tegen de vluchtige roem van hun collega’s.

~

De naam De La Soul zal bij velen herinneringen oproepen aan lang vervlogen tijden. Vijftien jaar geleden debuteerden Kelvin Mercer, David Jude Jolicoeur en Vincent Mason met het al snel legendarische album 3 Feet High and Rising. Ook wie minder bekend is met hiphop of De La Soul, zal opveren bij het horen van het hitnummer Me, Myself And I. De prettige, onbezorgd klinkende mix van rap, soul en disco op 3 Feet leverde de heren het etiket “neo-hippies” op. Het is een indicatie voor de bijzondere positie die de groep inneemt binnen de hiphop – een wereld die tenslotte geassocieerd wordt met wapens, het harde straatleven, klatergoud en blote borsten.

Opwekkende soul

Alhoewel het tweede album (De La Soul Is Dead, 1991) duisterder was, zijn de heren altijd blijven voortborduren op de sfeer waarmee ze aanvankelijk furore maakten. Inmiddels zijn we aanbeland bij het achtste albumm, en The Grind Date klinkt, hoe gek dit ook mag klinken als het gaat om hiphop-veteranen, verfrissend. De La Soul is in de publiciteit voorbijgestreefd door een hele generatie gangsta’s, en draait niet meer volop mee in het MTV-circuit, maar precies hierin schuilt de verrassende werking van The Grind Date.

Experimenteel

Uiteraard worden de heren hierin bijgestaan door uiteenlopende artiesten. Aardig is de introductie die regisseur Spike Lee geeft op het nummer Church, dat bijna een onvervalste soulkraker genoemd kan worden. Samen met vooral Much More (feat. Yummy) en He Comes (feat. Ghostface) is het één van de meer “vloeiende”, melodieuze nummers waarin Motown lijkt te herleven, en waarin De La Soul haar naam eer aandoet. Het nummer dat het meest duister klinkt is Verbal Clap, maar overheersend zijn de bekende opwekkende loops. Wat uiteindelijk het album als geheel zo sterk maakt, is het feit dat vrijwel elke track een experiment lijkt. Dit is misschien een dooddoener, omdat het experiment een wezenlijk element is van hiphop (zoniet van alles wat zich muziek mag noemen), maar wie niet meer gewend is dan wat aan hiphop en R&B doorgaans op MTV voorbijkomt, zal oren te kort komen bij het luisteren naar The Grind Date.

Ouder en wijzer

Geen moordlustig geschreeuw, noch aalglad hedonisme. “No doubt, y’all care anymore about this hiphop man / I mean, how far will you punk motherfuckers go, for fifteen sentences of fame / microwave popcorn ass niggers, / yeah, we give you much more, longevity baby,” klinkt het snerend in Church. De La Soul is dus ouder en wijzer, maar allesbehalve sadder, want “Life is beautiful, it’s just the shit in it that’s fucked up” (The Grind Date). En deze levenswijsheid levert dan opnieuw album op dat lekker alle kanten uitspringt, dat anarchistisch en zomers is. Als referentie is Outkast te noemen. The Grind Date straalt muzikaliteit en plezier uit. Tergend slepende beats en hoekige samples (het zijn de betere nummers: de eerste single Shopping Bags, Days Of Our Lives, Rock Co.Kane Flow, met MF Doom) worden afgewisseld met ouderwetse opgewektheid, zoals in No. In Come On Down heet het terecht: “De La Soul is now back on the map,” en het nummer eindigt met de herhaalde uitroep “De La Soul, you done it again!”, begeleid met een duivels lachje. En zo is het. Als ‘European bonus track’ is opgenomen Shoomp, waarin Sean Paul de loftrompet mag uitsteken over de heren. Een overbodig nummer, niet alleen muzikaal: ze weten het zelf ook wel. Ten slotte is de inlay van de CD geinig vormgegeven als kalender, maar daarop ontbreekt een niet onbelangrijk gegeven: op 7 december treedt De La Soul op in Tivoli in Utrecht.

Film / Films

Hippe haaienfilm té hip

recensie: Shark Tale

Visje Nemo kan opgelucht adem halen en verder zwemmen, want concurrentenfilm Shark Tale haalt het niet bij Finding Nemo. Dreamworks heeft zo krampachtig geprobeerd om nog beter en vooral grappiger uit de hoek te komen dan Disney en Pixar dat het gewoon zielig is. Want wie gelooft dat de twee vissenfilms per ongeluk zo kort na elkaar uitkomen, gelooft in sprookjes.

~

Het lukt Dreamworks sowieso niet zo goed om te concurreren qua animatiefilm. Antz was daar al eerder het bewijs van. Die film was een stuk slechter dan A Bug’s Life. Het zou beter zijn als de filmmaatschappij stopt met na-aperij en zich eens stort op originele ideeën voor een goede animatiefilm. Dan komen we al een heel eind, want de kwaliteit is zeker in huis maar moet nu op de juiste manier gebruikt gaan worden.

Grappenmaker

~

Als we naar Shark Tale kijken, zien we een wel hele hippe film. Zo eentje die het goed doet bij scholieren en daar ook behoorlijk op gericht is, maar die de rest koud zal laten. Neem nou bijvoorbeeld Oscar, de hoofdrolspeler. Hij droomt ervan een held te worden en dat gebeurt ook als hij liegt dat hij een haai heeft omgebracht. Deze vis gaat hip gekleed en praat ook nogal cool. Eigenlijk nogal Prince of Bel Air-achtig; Oscars stem is niet voor niets ingesproken door Will Smith. Hij is de voornaamste grappenmaker in deze film.

Geen indruk

De makers van deze film willen constant dat je schudt met je buik. Dat ligt er zo dik bovenop, dat het gewoon niet grappig meer is. Je kan niet bij elke zin en elke gezichtsuitdrukking blijven lachen. Een mens zoekt meer in een film dan alleen maar humor. Een goed verhaal bijvoorbeeld, en daar ontbreekt het hier nogal aan. De figuren trekken aan je voorbij, zonder echt indruk te maken en vooral zonder dat ze echt je gevoel raken. Oscar weet je dan nog regelmatig aan het lachen te krijgen, maar Lenny, de vegetarische haai met wie hij vriendjes wordt, blijft in het niets zwemmen. Hij komt niet lekker uit de verf, terwijl dat juist in een Shark Tale wel had gemoeten.

Stemmencast

Wat is dan wel gelukt? Waar je naar kijkt, ziet er gelikt uit. De hele onderwaterwereld/grotemensenwereld is mooi en de karakters hebben goeie gezichtuitdrukkingen. Grootste pluspunt is dat Shark Tale beschikt over een geweldige stemmencast. Ik noem een Robert de Niro, Renée Zwellweger, Angelina Jolie, Jack Black, Martin Scorsese en Ziggy Marley. En die stemmen passen ook nog eens zo goed bij de karakters, dat je je afvraagt wat er eerder was bedacht, de stem of de bijbehorende vis. Iedere acteur heeft in ieder geval z’n stinkende best gedaan en dat is niet voor niets geweest. Het trekt het niveau van de film weer wat omhoog. En overigens zijn er ook nog wel originele grappen. In de film zitten een paar aardige verwijzingen naar films als Jaws, The Godfather en Titanic.

Meeliften

Maar Shark Tale steekt zeker niet boven het maaiveld uit. Het is een aardig tussendoorfilmpje, waar je zeker vooraf niet al te hoge verwachtingen van moet hebben, anders ga je nooit lachen. Meeliften op andermans succes is gehaaid, maar dan moet je het wel goed doen!

Theater / Voorstelling

Lofzang op dode moeders

recensie: Smoeder (Mugmetdegoudentand en Bellevue Lunchtheater)

.

~

Twee jaar geleden stierf de moeder van acteur Marcel Musters. Bevriend toneelschrijver Maria Goos stelde voor een voorstelling te maken over hun beider moeders, omdat die vrouwen zo’n enorm stempel hadden gedrukt op hun leven. Goos’ moeder was toen al zeventien jaar dood. Aan zoveel openheid was Musters op dat moment nog helemaal niet toe, hij was van die dood nog lang niet bekomen. Een jaar later had hij echter de onbedwingbare behoefte aldoor over zijn moeder te praten. Zo werd de basis gelegd voor deze voorstelling.

Kaarsje

~

Tussen stapels paperassen, glazen water en mobiele telefoons brandt een waxinelichtje. Een wat misplaatst teken van knusheid temidden van al die rommel op het tafeltje dat het decor vormt. Maar dat kaarsje brandt ook helemaal niet voor de gezelligheid. Maria Goos heeft het ding aangestoken om de sterfdag van haar moeder te gedenken, zo blijkt na verloop van tijd.

Kwetsbaarheid

Smoeder is geen gewoon toneelstuk met een strak omlijnde tekst en twee acteurs die hun personages spelen. Integendeel. Marcel Musters en Maria Goos zetten zichzelf neer, twee mensen die in het theater hun eigen verhaal vertellen. Daarin slaagt rasacteur Musters beter dan Goos. In al zijn onhandige kwetsbaarheid zet Musters zowel de zoon die hij zelf is als het typetje van zijn kettingrokende moeder sterk neer, plus dat van zijn stoere, ruige vader.

Goos is geen toneelspeler, maar Neerlands meest geprezen toneelschrijver. Acteren gaat haar minder makkelijk af, al kan ze wel aardig vertellen. Omdat deze voorstelling zo extreem persoonlijk is, kun je daaraan als toeschouwer geen waardeoordeel verbinden: je wilt het verhaal horen of niet.

Ave Maria

~

Om beurten vertellen ze over hun moeder. Musters brengt daartoe een bandopname mee van zijn Brabantse tantes, de zusters van zijn moeder. Die zingen het oer-katholieke Ave Maria. Onbedoelde ‘side-kick’: tijdens de première van deze voorstelling zong een aantal oudere Brabanders in het publiek het lied spontaan mee, tot hilariteit van de acteurs. Musters komt uit een gezin met vier zoons, ‘de vier musketiers’. Zijn vader was ‘de zingende barkeeper’ vertelt hij, die werkte van Antwerpen tot Amsterdam. Vader voerde tot diep in de nacht zware gesprekken, terwijl hij zijn lever naar god hielp met behulp van grote doses sterke drank. Vader Musters stierf op zijn 49e. Maria Goos is het late nakomertje in een gezin van drie kinderen. Haar vader stierf toen ze elf was.

Accent

Musters schetst zijn moeder: de ene arm over de borst gekruist, terwijl de andere hand de onderlip dubbelvouwt. Die houding, gecombineerd met een zwaar Tilburgs accent, neemt Musters aan als hij zijn moeder speelt. Goos’ moeder zat altijd wijdbeens, de ellebogen op de knieën: “Niet te veel willen, niet te veel verwachten, want dan kan het alleen maar tegenvallen.” Goos zet er het dialect van Breda tegenaan en speelt zo haar moeder. Het al te bescheiden motto luidt: “Bij ons lukt nooit niks.”

Persoonlijk

Herkenbaar in hun verhalen zijn anekdotes en irritaties: waarom is je moeder onvervreemdbaar je moeder? Waarom is ze lief, maar soms ook een loden last? Daarover gaat deze komische maar vooral zeer persoonlijke voorstelling. Die in de slotfase zowaar de waterlanders opwekt, als Marcel Musters zegt dat hij zo veel van zijn moeder hield.

Smoeder is een lunchvoorstelling, alleen te zien in Bellevue in Amsterdam tot en met 24 oktober 2004.

Kunst / Expo binnenland

Expressie tot in het precieze

recensie: Overzichtstentoonstelling Hans Hartung

De in Frankrijk wonende Duitse kunstenaar Hans Hartung (1904-1989) was een van de Europese vertegenwoordigers van het Abstract Expressionisme in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dit jaar is zijn honderdste geboortejaar, wat voor het Haags Gemeentemuseum reden was om een expositie van deze bijzondere schilder te organiseren.

T1958-3

Het Abstract Expressionisme was voornamelijk een Amerikaanse stroming, met action painters Jackson Pollock en Willem de Kooning als twee van de beroemdste exponenten. Ook in België, Denemarken en Nederland werd er vlak na de Tweede Wereldoorlog driftig op los geëxperimenteerd, met name door de Cobra-groep van onder andere Karel Appel en Asger Jorn. In de rest van Europa werd verder niet echt gezocht naar innovatie in de schilderkunst. In Frankrijk waren het de kunstenaars die onder de noemer Abstraction Lyrique bezig waren met vernieuwing. Hans Hartung was een van de belangrijkste kunstenaars van deze stroming die in haar schilderijen probeerde om zo direct mogelijk uitdrukking te geven aan gevoelens.

Voorschetsen

Het hoofdthema van de tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum is wat dat aangaat eigenlijk heel vreemd. De kunstenaars van de Abstraction Lyrique wilden zich zo direct mogelijk uitdrukken. Uit de restanten van zijn atelier blijkt echter dat Hans Hartung juist van al zijn schilderijen voorschetsten maakte. Op de tentoonstelling zijn hier meerdere voorbeelden van te zien. Hartungs schilderijen hangen samen met vrijwel identieke voorschetsen. Van sommige voorschetsen zijn zelfs meerdere uiteindelijke versies op doek gemaakt. ‘Hoogtepunt’ van deze ontdekking zijn een aantal onvoltooide schilderijen met de getekende omtrekslijnen van de vormen die op de schetsen te vinden zijn. De papieren schetsen van Hartung zijn wel expressief en direct neergezet, maar bij de schilderijen is de kunstenaar kennelijk uitermate precies te werk gegaan.

Vroege abstracte expressie

T1962-E34

Er is bij Hartung geen sprake geweest van een lange weg naar abstractie toe, zoals bij Kandinsky of Mondriaan. In de jaren dertig schilderde Hartung al abstracte en expressieve schilderijen, die qua vormentaal wat aan Paul Klee en Miró doen denken. Hartung was hiermee een zeer vroege voorloper van de abstract expressionistische stijlen. Al bij deze vroege werken maakte hij gebruik van schetsen. Toch zijn deze en ook latere schilderijen niet vrij van expressie. Hoewel de schilderijen gekopieerd zijn van de schetsen, zijn ze niet altijd precies nagemaakt: er zijn elementen weggelaten, toegevoegd of veranderd. In de penseelvoering is Hartung niet precies geweest, waardoor de vormen nog wel een zekere spontaniteit hebben.

Tweede Wereldoorlog

Een andere openbaring is dat het werk van Hartung puur om de kunst draait. Terwijl het Abstract Expressionisme om emoties draait, zijn er volgens de museumteksten in de werken geen politieke of persoonlijke statements terug te vinden. Dit ondanks dat Hartung in de Tweede Wereldoorlog had gevochten en daarbij zelfs een been was verloren. Toch is het maar de vraag of er daadwerkelijk geen enkele expressie is terug te vinden. Een aantal naoorlogse schilderijen, zoals T1946-22 en T1946-23 (Hartung gebruikte een code om zijn werk te benoemen), is beslist donkerder, depressiever en chaotischer dan het vooroorlogse werk.

Expressie en licht

T1974-R1

Pas in de jaren zestig gaat Hartung direct op doek werken. Deze verandering komt deels door nieuwe materialen, zoals acrylverf, en instrumenten die hij gebruikte om in de verf te krassen, zoals harken en wissers, waardoor heel beweeglijke schilderijen ontstonden. Door bijzonder gebruik van donkere en lichte kleuren lijken de schilderijen licht uit te stralen. Deze techniek blijft Hartung gebruiken tot de jaren zeventig. In deze periode gaat hij werken met egalere achtergronden, wat het werk niet ten goede komt: het wordt er erg vlak van. In de jaren tachtig keert Hartung terug naar zijn bijzondere kleurstellingen, waarmee hij tot aan zijn dood in 1989 schilderijen maakte.

Hartung de architect

Naast de tentoonstelling van de schilderijen is een kleine expositie te vinden over drie huizen die Hartung voor zichzelf heeft ontworpen. Opmerkelijk hieraan is de stijl, die heel erg op die van de Bauhaus-architecten lijkt: functioneel en minimalistisch met allemaal rechte lijnen. Inspiratie kwam van de architectuur van Spaanse boerderijen. In deze tentoonstelling leren we ook meer over de schilderijen van Hartung, bijvoorbeeld dat hij ze altijd omdraaide in zijn atelier en nooit in huis ophing, omdat hij ze dan wilde verbeteren. Verder is er een compleet onverstaanbare en niet ondertitelde video te zien, waarin een medewerker van Hartung vertelt over de totstandkoming van het laatste huis.

Nieuw inzicht

Het Gemeentemuseum biedt een zeer complete en nog vrij grote overzichtstentoonstelling van het werk van Hartung. Het enige dat jammer is, is dat uit de belangrijkste periode, eind jaren veertig-begin jaren vijftig, verhoudingsgewijs niet zo veel werk te zien is. Er lijkt meer werk te zijn uit de jaren zestig tot 1989, terwijl dit minder interessant is. Het architectuurgedeelte hangt er wat verloren bij. De insteek van schetsen en uiteindelijk werk is wel heel interessant en maakt dat deze tentoonstelling de bezoeker nieuw inzicht geeft in deze bijzondere kunstenaar.

Muziek / Concert

Muziek zoals muziek bedoeld is

recensie: Motorpsycho Presents: The International Tussler Society

De Noorse band Motorpsycho kan al jaren bogen op een uitstekende reputatie. Uitstekende albums volgen elkaar op en live zijn de Noren een ware sensatie. De diversiteit die de band op haar albums tentoonspreidt, hebben een verder vervolg gekregen. Met een paar bevriende muzikanten presenteert Motorpsycho The International Tussler Society waarmee ze muziek spelen die ze zelf graag horen. Country & western en folk. Zeg maar cowboymuziek.

~

Onder de titel Motorpsycho Presents: the International Tussler Society brachten de heren onlangs de tweede Tussler-plaat uit en natuurlijk doen ze wat ze het liefste doen: spelen. Vrijdag 8 oktober deden ze dat in een volgepakt Vera Groningen. Want Groningen houdt van de sympathieke Noren. En zij van ons.

Enthousiast

~

Gezien de albums van de Tussler Society viel het gehalte aan folk en country eigenlijk nogal mee. Veelal ontaardden nummers in lange uitgesponnen stukken die eerder aan southern rock – a la Lynyrd Skynyrd – deden denken dan aan echte westernmuziek. Het instrumentarium bestond uit banjo’s, een lapsteel, twee drums, gitaren en een contrabas. De heren hadden er overduidelijk zin in: er werd gegrapt over softdrugs en drankgebruik. Ieder bandlid kondigde wel een keer een nummer aan of hield een kort praatje met het publiek. Er werd een keer kort gepauzeerd maar er werd vooral erg lang gespeeld: ondanks dat het optreden stipt om tien uur begon, werden de vroege uurtjes gehaald.

Blanke pit

Alle liedjes handelen – naar eigen zeggen – over drank. De Tusslers brengen op geheel eigen wijze een prachtige ode aan westernmuziek en haar thema’s; naast drank het outlawbestaan, de mooie dames en de road. Het is deze identificatie die voorop staat en het hart vormt van het gezelschap. De Tussler Society bracht vrijdag een mix van eigen liedjes en covers. Nummers van de Allman Brothers en The Grateful Dead werden met veel respect eigen gemaakt. Ze mogen het doen omdat alle nummers met evenveel liefde en enthousiasme behandelen worden. Exemplarisch hierbij was de drummer die naar voren komt, een gitaar omhangt en zegt dat dit de eerste keer wordt dat hij gaat zingen, behalve dan onder de douche. De wars van arrogantie is prachtig: “This is one of the best songs I know” – niks geen absoluta, het gevoel staat voorop.

Vanuit het hart

Het publiek pikte de vibe perfect op, er werd gedanst en geheupwiegd en bovenal geluisterd. De zaal liep naar verloop van tijd wel een weinig leeg maar dat zal wel aan de laatste treinen gelegen hebben. Veruit het grootste deel van het publiek heeft het concert helemaal uitgezeten en kon niet anders concluderen dat dit een heerlijke avond muziek was. Muziek vanuit het hart, zoals het bedoeld is.

Film / Achtergrond
special: Hyperrealisme in hedendaagse films

Jezus in Hollywood

Recente Hollywoodfilms als Troy, The Passion of the Christ en The Matrix brengen grote historische en filosofische thema’s aan de man in de vorm van megaproducties, met behulp van de nieuwste digitale technologieën. Wat is nu de waarde van dergelijke ‘realistische’ vertellingen? Een essay over het verschil tussen ‘homerisch realisme’ en ‘bijbels realisme’ en realisme, oppervlakkigheid en diepzinnigheid in de hedendaagse film.

La mala educación

Erich Auerbach maakt in zijn standaardwerk Mimesis: de weergave van de werkelijkheid in de westerse literatuur (1946) een onderscheid tussen twee soorten realisme: homerisch en bijbels. Hij gebruikt dit onderscheid als grondschema voor zijn verkenningen over realisme in de westerse literatuur. Kort samengevat redeneert Auerbach als volgt. De homerische vertellingen kenmerken zich door eenduidigheid van gebeurtenissen en karakters, die tezamen een ‘a-historische’ werkelijkheid vormen. Hierin is geen plaats voor psychologische diepte of een historische ontwikkeling van identiteiten. Op het niveau van de representatie komt dit tot uiting in gelijkmatige en gedetailleerde, ‘letterlijke’ beschrijvingen, waarin alles even dichtbij staat. Auerbach noemt dit ‘gelijkmatige belichting’: er bestaat geen hiërarchie in betekenis of belang van mensen of dingen; alles wordt naar de voorgrond gebracht en dus gelijkmatig belicht. Daarbij worden gebeurtenissen zonder hiaten aan elkaar geregen. Deze oppervlakkigheid is bovendien een eigenschap van de (materialistische) karakters zelf: ‘Ze zijn geheel doortrokken van de vreugde in het zintuiglijke bestaan, hun hoogste streven is het om ons dat te doen beseffen.’

Hiaten in de Bijbel

Troy

Het laat zich nu raden: het bijbelse realisme is in alles het tegenovergestelde hiervan. In plaats van zintuiglijkheid draait het in de Bijbel om betekenis. Bijbelse verhalen vragen om een actieve interpretatie van de lezer; de meerduidigheid van haar verhalen wordt in de hand gewerkt door de suggestieve werking van het onuitgesprokene, van verborgen motieven. De lezer mag zijn eigen geweten laten spreken. Licht en donker wisselen elkaar af, details worden overgeslagen of zijn van minder belang voor ‘de moraal van het verhaal’. De verhalen vertonen dan ook hiaten, die echter geen afbreuk doen aan de uiteindelijke betekenis(sen), maar veeleer juist de ruimte daaraan geven.

Hollywood = homerisch

Slecht nieuws dus voor diegenen die in de homerische helden, en in het bijzonder in Odysseus, de eerste waarlijk moderne, gekwelde, diepzinnige individuen zien. Maar vanwaar deze uitwijding? Het gaat hier tenslotte over film – en wanneer we onze gedachten kortsluiten, dan kan de conclusie alvast luiden: Hollywood = homerisch, arthouse = bijbels. Laat ik duidelijk zijn: zo is het. Maar er zijn nuances.

Glimmende lijven

Wanneer we, uitgaande van dit grondschema, enkele hedendaagse films de revue laten passeren, schiet Troy als eerste te binnen. Zelfs wie deze film niet gezien heeft, kan zich een voorstelling maken van dit gelukkige huwelijk tussen homerische verteltechnieken en Hollywoodmentaliteit. Blikkerende wapenen, van de olijfolie glimmende lijven, hardop uitgesproken (zo niet geschreeuwde) quasi-diepzinnigheden: Troy is één onophoudelijke stroom van dergelijke details, één en al ‘voorgrond’ of oppervlakkigheid. Ironisch genoeg zou je dus kunnen zeggen dat Troy trouw blijft aan Homerus en aan de historische werkelijkheid van zijn karakters! Op deze vermeende historische waarheidsaanspraak heeft Auerbach gelukkig een kritisch antwoord: de Hollywood-versie volgt hierin slechts het procédé van de homerische vertelling, die niet zozeer uit is op feitelijke ‘waarheid’, maar op een waarheidseffect. Een effect dat precies bewerkstelligd wordt door de overdaad aan details en indrukken. De daadwerkelijke ironie schuilt hier in het gebruik van digitale technologie. Een mogelijke verdienste hiervan is immers dat beelden realistischer gemaakt kunnen worden, maar in het geval van Troy dragen visuele effecten niet bij aan ‘waarheid’, maar aan een waarheidseffect.

Liters bloed

The Passion of the Christ

Misschien valt er meer te verwachten van een andere recente historische film, en wel één met bijbelse pretenties: The Passion of the Christ. Reeds vóór de première laaiden hierover discussies op, die geen misverstand laten bestaan over de plaats die deze film inneemt in Auerbachs schema. Mel Gibson mag Jezus dan wel zachtjes in het Aramees zijn wijsheden laten prevelen, en hem bovenal laten zwijgen – daarbuiten is de film vooral een oefening in eenduidigheid en zintuiglijkheid, inclusief historische controverse (‘de Joden hebben het gedaan!’). Vanwege de eenduidige focus op ‘vlees’ zou de stijl van de film zelfs pornografisch genoemd kunnen worden. Deze focus wordt nog van de nodige glans voorzien door digitale effecten. Het is dat de beste man maar vijf liter bloed te vergieten had (die dan ook uiterst zorgvuldig over de meer dan twee uur durende film zijn uitgesmeerd), anders waren we op nog veel meer getrakteerd. Geen moment van Jezus’ martelgang wordt ons bespaard; een kras staaltje van wat Auerbach een ‘vertelling zonder lacunes’ noemt, een karakterisering die hij juist niet voor kenmerkend acht voor bijbelse verhalen (en inderdaad: in de Bijbel zelf bestaan verschillende lezingen van het kruisigingsverhaal). The Passion of the Christ laat niets te duiden over, en doet hiermee onrecht aan de kracht van de Bijbel. Psychoanalytici mogen dan wel beweren dat hoogtevrees (lees in deze context: ‘dieptevrees’, of ‘oppervlakkigheid’) in feite een heimelijk verlangen om te springen uitdrukt, maar de filmexegeet die in Gibsons werk een verborgen diepte kan ontdekken, moet van goeden huize komen.

Hyperrealisme

The Matrix Reloaded

De verleiding is groot hieruit te concluderen dat filmmakers en publiek tegenwoordig slechts uit zijn op zinnenprikkeling, en zich wentelen in oppervlakkigheid. De banale conclusie moet inderdaad luiden dat dit opgaat voor deze en andere Hollywoodproducties. Kort noem ik hier nog de Matrix-trilogie: films die bulken van de filosofische thema’s, maar waarin elke diepgang teniet gedaan wordt door het homerische realisme. Schijnwerelden, allerhande dilemma’s, en zelfs een God-figuur worden hierin ‘letterlijk’ afgebeeld met behulp van het nieuwste op het gebied van digitale technologie. De term hyperrealisme is hier op zijn plaats.

Simpele vertellingen

Om toch vrolijk, maar even banaal te eindigen, wijs ik je nog op enkele recente ‘bijbelse’ arthouse-films. Zo is 21 Grams, met haar ‘springerige’ (Auerbach) vertelstructuur, een perfect voorbeeld van bijbels realisme. De duisterheid, het zwijgen, en de onuitgesproken zaken staan hier in dienst van de wezenlijk ethische (zo men wil: morele) thema’s van de film, die daarover geen definitief uitsluitsel wil geven. Merk hierbij op dat de kerk zelf ook grote rol speelt in het verhaal (wat doet denken aan Almodóvars nieuwste, La mala educación, waarvoor dezelfde opmerkingen gelden). Maar het kan ook andersom. Films als The Virgin Suicides en Schulze gets the blues kenmerken zich door een hoge mate van homerisch realisme, zonder echter oppervlakkig te zijn. Het zijn gedetailleerde en relatief ‘simpele’ vertellingen, die desondanks uitdrukking geven aan een zekere ‘leegte’. Het gevoel van onbehagen in de reële, zintuiglijke wereld wordt er door de regisseurs niet dik bovenop gelegd, maar voltrekt zich vooral in de kijker zelf. In die zin zijn deze films veel bijbelser dan The Passion of the Christ. Laat Hollywood zich dus liever beperken tot het verfilmen van Homerus, en laat het reflecteren op de oppervlak van de werkelijkheid over aan filmers als Inárritu en Sofia Coppola.

Muziek / Album

De oude tovenaar doet het weer

recensie: Tom Waits - Real Gone

De verwachtingen waren torenhoog gespannen. Na het absolute meesterwerk Mule Variations uit 1999 en de twee projectalbums Blood Money en Alice (2002) ligt de nieuwe Tom Waits in de winkel. Real Gone is de naam. De man die de inspiratie voor de eerste helft van zijn creatieve leven uit de whiskyfles haalde, heeft sinds elf albums een andere muze: vrouw Kathleen Brennan die alle nummers op Real Gone medeschreef en -componeerde. Maar verwacht geen Paul McCartney-achtige softe gezinspop. Waits lijkt steeds verder door te slaan naar minder ritme, minder structuur en meer georganiseerde chaos. Waar het familieleven al niet goed voor is.

~

Aanzetten hiertoe waren al duidelijke te horen op Mule Variations maar zijn op deze plaat veel verder doorgevoerd. Waits heeft eens gezegd dat slechte muziek goed kan klinken als het van ver door je keukenraam naar binnen waait. Dan blijft de essentie over en daar is waar het om gaat. Dat is zo ongeveer wat Waits’ onderneming lijkt te zijn. Dat wil zeggen; in plaats van door een keukenraam laat Waits zijn muziek veeleer zich een weg banen door een paar lagen modder en drek om dan aan de oppervlakte te komen. Regelmatig heb ik mijn speakers gecontroleerd of ze niet ontploft waren.

Familieman

Waits is op twee manieren een familieman. Nu geheelonthouder en toegewijd echtgenoot en vader heeft hij zo ongeveer zijn voltallige kroost de kans gegeven om hun talenten te ontplooien op Real Gone. Naast vrouw Kathleen mag zoon Casey Waits mag zich uitleven op de draaitafels. Verder krijgen offspring Sullivan en Kellesimone credits in de production crew. Als vader heb je toch verantwoordelijkheden, zal Waits wel gedacht hebben. Interessanter is dat Waits op een heel ander terrein een familieman is: hij is vader van een hele school aan muzikanten die schatplichtig zijn aan de goeroe. Om er een paar te noemen: Sparklehorse, PJ Harvey, Thelonious Monster en Mark Lanegan hebben òf gewerkt met Waits òf zijn door hem verklaard beïnvloed. Ook hier in de lage landen waart de geest van Waits door bij artiesten als André Manuel, De Kift en Stuurbaard Bakkebaard. Zeg over zo een icoon uit de muziekgeschiedenis maar eens iets lelijks.

What’s he building in there

Gelukkig hoeft dat ook niet. Waits is niet iemand die zichzelf herhaalt en dat vermijdt hij dan ook op Real Gone. Hij zet de ‘aardse’ tendens van Mule Variations verder door; minder gemakkelijk in het gehoor liggende liedjes. Geen enkele piano, maar meer elementaire blues geënt op de dadaïstische klanken van Captain Beefheart, gecombineerd met modderige ritmes. Waits heeft zijn badkamer omgebouwd tot een stem-opnameruimte (“what’s he building in there?” zal de familie wel gedacht hebben) waar hij met een viersporenrecorder een belangrijk deel van het album voorzag van een ritmesectie door te human beatboxen. In een afgedankt schoolgebouwtje heeft hij de plaat verder opgenomen met medewerking van onder andere beroepsfreak Les Claypool (Primus) en Brain (ex-Guns ’n Roses).

Meer draaibeurten

Het levert een in eerste instantie “zware” plaat op die een paar luisterbeurten nodig heeft ter gewenning. Wanneer we voor het eerst door Real Gone skippen is het een beetje beangstigend. Geen mooie liedjes. Geen identificatie. Alleen maar gekte en “herrie”. Maar we hebben hier niet met de eerste de beste gek te maken – er moèt toch meer achter zitten? De opener Top of the Hill zet de toon meteen: human beatboxing, Waits’ vervormde stem en waanzinnige gitaargepriegel. Hoist That Rag is een bombastisch nummer met een potten-en-pannenpercussie zoals we dat van de oude tovenaar gewend zijn. Maar wat een modderdicht geluid komt er uit de boxen. Dan komt er het eerste “melodieuze”, tien minuten durende nummer Sins of the Father, wat eigenlijk alleen maar melodieus klinkt in de context van de eerste twee nummers. Real Gone kent een vergelijkbare ervaring als Beefhearts Trout Mask Replica – alleen door de hele plaat uit te zitten, raken de zintuigen gewend aan het geluid en horen we de schoonheid van de nummers.

Karikaturen

Ook tekstueel is Waits weer goed op dreef. Ongeëvenaard bezweert hij “Don’t go into the barn, yea”. De dood is een belangrijk thema: in het beklemmende en raadselachtige How’s It Gonna End over een afscheidsbrief, een dode, een zoektocht en Waits wil hetzelfde weten als ieder ander: “And I want to know / the same thing / Everyone wants to now / how it’s going to end.” Het nummer eindigt met “As the credits start to roll” en niet toevallig zou het nummer zo op een filmsoundtrack kunnen staan. De teksten blijven raadselachtig en open voor interpretatie zoals op het ‘oudere’ Waitsnummer Circus waarop hij op samenzweerderige toon – een beetje als wijlen William Burroughs, die niet toevallig met Waits samenwerkte op The Black Rider – verhaalt over karikaturen als Horse Face Ethel, Yodeling Elaine en Funeral Wells. Als klapstuk worden we in het laatste nummer Day After Tomorrow – een universeel oorlogslied – ook nog ontroerd met een verassende rechttoe-rechtaan voordracht over een soldaat ergens ver weg die een brief naar huis schrijft, begeleid door een Leonard Cohen-achtig gitaarloopje: “I am not fighting for justice / I am not fighting for freedom / I am fighting for my life / and another day in the world here”.

Ontroering

Dit alles maakt dat Real Gone na enige scepsis fier overeind blijft staan. Waits refereert naar zijn eigen oeuvre zonder er klakkeloos uit te putten. Hij blijft zichzelf vernieuwen, maar blijft daarbij onmiskenbaar zichzelf.

Muziek / Achtergrond
special:

Sparta in de oase van de Melkweg

Donderdag 7 oktober gaf Sparta zijn enige Nederlandse concert in de Melkweg. Jammer dat er niet meer optredens gepland stonden, want Nederland heeft een goed oor voor de emocore zoals Sparta die maakt. Dat is zeker te merken aan de hoeveelheid zielsverwante bandjes die er door het hele land rondlopen. De verzorging van een geschikt voorprogramma was dan ook een fluitje van een cent: Oil vervulde deze rol zeer prima. Qua sound dezelfde gevoelige snaar raken bij het publiek zoals Sparta dat doet, maar wat betreft niveau veilig onder het hoofdprogramma zitten. Sparta zelf deed het als hoofdact ook heel prima en gaf de fans precies dat waarvoor ze gekomen waren: een gepassioneerde en dramatische (over-)dosis aan emotionele indierock. 8WEEKLY was erbij en sprak met Sparta-gitarist Paul Hinojos over politiek bewustzijn en dat alomtegenwoordige zwaantje…

~

De meest treffende omschrijving van hun muziek is eenvoudig: Sparta lijkt op At the Drive-In. De formule is simpel: scheid in At the Drive-In Jim Ward (zang), Paul Hinojos en Tony Haijar (Drums) van Cedric Bixler en Omar Rodriguez. Voeg aan de eerste drie namen nog Matt Miller (Bas) toe en voila, daar is Sparta! Waar Bixler en Rodriguez de wat experimentelere kant uit zijn gezwaaid met The Mars Volta, is Sparta aan de emotionele kant van de rock blijven zitten. Het klinkt allemaal net iets minder krachtig dan At the Drive-In, maar gelukkig heeft de indrukwekkende moederband genoeg krediet bij haar fans opgebouwd om met Sparta te blijven boeien, ook al is het verre van fris en verrassend.

Bijzondere rock

~

Als het aan de fans ligt, kan Sparta’s muziek echter niet zo makkelijk omschreven worden. “Sparta maakt, tsja… bijzondere rock,” volgens een bezoeker. De Melkweg heeft minder moeite met het vinden van een geschikt hokje: “Een soort emosound die af en toe helemaal uitwaaiert richting Coldplay en Radiohead,” meldt de flyer. Geen van beiden hebben het bij het rechte eind. De rock van Sparta is echt niet zo bijzonder, maar juist heel herkenbaar: de duidelijke jaren ’90-invloeden voelen heel vertrouwd aan. Ook is het nogal gemakkelijk om meteen Coldplay en Radiohead erbij te sleuren om ‘emo’ te beschrijven, ongeacht hoe het werkelijk klinkt. Geen van beide genoemde bands komt ook maar in de buurt van het geluid van Sparta.

De zwaan

Tijdens het optreden zal het nieuwste album Porcelain worden gepresenteerd aan het Nederlandse publiek. Als we op 8WEEKLY even terugbladeren naar afgelopen september, lezen we in de albumrecensie dat dit album niet de overtuigingskracht heeft zoals het debuut van de heren, Wiretap Scars. Maar hoe zit dat bij het optreden? Gezien het grote aantal mensen dat er op af is gekomen (de grote zaal was goed gevuld), waar ze allemaal vandaan kwamen (Maastricht, Sneek en zelfs Antwerpen) en hoe vroeg ze al voor de deur stonden (de eersten twee uur voor aanvang), zou je zeggen van wel. Aan goede fans dus geen gebrek. Stoere meisjes en jongens met mooie, zachte trekken hier bij Sparta. Sommigen dragen T-shirts met een zwaan er op, dezelfde zwaan die op de hoes van Porcelain te zien is. En die op de site alomtegenwoordig is, opgeleukt met witte veertjes en ijstinten. Vanwaar deze zwaan-thematiek? Hinojos: “Wel, onze zanger Jim hoorde eens een mooi sprookje over een koning die een rode zwaan als geschenk aan een andere koning gaf. Toen heeft hij een bevriende kunstenaar benaderd om het hoesontwerp te maken. Het verhaal over de koningen heeft verder niets te maken met de muziek. Wel de symboliek die zowel van de zwaan uit gaat, als van de titel van het album, porselein. Het drukt zowel kwetsbaarheid als schoonheid en duurzaamheid uit. Je kunt het zien als een symbool van de dualiteit en de vele facetten van onze muziek.”

Politiek bewustzijn

~

Sfeervolle, gefacetteerde muziek maken is niet het enige doel van Sparta. Ook zijn ze bezig hun Amerikaanse publiek een politiek bewustzijn bij te brengen, zodat zij hen kunnen bewegen zich te laten registreren om te kunnen stemmen bij de verkiezingen in november. Tijdens de shows in Texas is een actie gaande: als de bezoeker kan aangeven dat hij zich heeft laten registreren om te stemmen, ontvangt hij een gesigneerde Sparta-poster en maakt kans op een meet & greet met de band. Hinojos: “Ook tijdens de shows willen we dat bewustzijn oproepen bij de jeugd. In de praatjes tussen de nummers door benadrukken we hoe belangrijk het is om je in te schrijven en te stemmen. Weet je, tijdens de tour door andere delen van de wereld let ik er altijd op hoe buitenlanders tegen ons Amerikanen aankijken. Soms heb ik wel eens het gevoel dat mensen mij afkeuren omdat ik uit Amerika kom. Maar de meeste Amerikanen die ik ken keuren het regime van Bush net zo hard af als ik. Een oorlog beginnen in een ander land, dat is gewoon crimineel!”
En de teksten, zit daar ook een politieke boodschap in? Hinojos: “Nee, die gaan voornamelijk over persoonlijke dingen die belangrijk voor ons zijn, zoals hoe het is om op te groeien in El Paso, vlakbij de controversiële grens tussen Mexico en Texas.” Zouden de heren het gevoel hebben zich te moeten verdedigen tegen hun afkomst uit Dubya county, hetzelfde district van de dubieuze president? We zullen het niet weten, want het is inmiddels tijd geworden voor het podium.

Oil

De sfeer in de zaal is ontspannen en harmonieus. Langzaamaan ziet het publiek dat niet de DJ, maar een band op het podium de muziek aan het spelen is. Een reus van een voorman van het Rotterdamse Oil gooit zijn ziel en zaligheid over het publiek uit met een lichtelijk arrogante air van vanzelfsprekendheid. Veel gitaren bij Oil: ze bieden het publiek een ondoordringbaar gitaarmassief, dat op zichzelf een beetje saai klinkt, ware het niet dat het geheel opgehangen is aan het stralende middelpunt van de band: de drummer. Die klinkt strak en de nummers gaan naadloos in elkaar over, waardoor het publiek nauwelijks de kans krijgt zijn waardering te laten blijken.

Oase

Spartatijd. Ze lijken indrukwekkender te klinken dan op het album. Dat zou kunnen komen door echo’s op de gitaar en de zang, wat het geheel allemaal wat driedimensionaler maakt. Het lijkt alsof schreeuwen voor zanger Jim de meest natuurlijke vorm van zingen is: zijn gezicht vertrekt geen enkele spier en meer dan de helft van elk liedje wordt op deze manier ingezongen. Dat gaat op den duur een beetje onoprecht overkomen. Er zijn weinig rustpunten om al de emoties even te laten bezinken. Maar het publiek blijft enthousiast wegzwijmelen bij de gitaarlandschappen, soms zo wollig dat ze om je heen zitten als een grote trui. Dit is ware postpuberale romantiek! Paul trekt zich niks aan van zijn zere rug, eerder vandaag opgelopen bij de verhuizing van een vriend. Hij is de grootste uitslover vanavond.

Een stukje entertainment voor de band zelf kwam nog uit het publiek: dankzij een positief denkende stage-diver en een bescheiden pit bij de laatste twee nummers had de band zelf een heerlijke avond, hier in de Amsterdamse Melkweg. Jim Ward put zich uit in bewonderende complimentjes voor zijn publiek: “Alles is geweldig en iedereen danst en oh, wat fijn is het hier! Een ware oase in het midden van de Europese woestijn.” Tsja, dat is nu Nederlands publiek.