Boeken / Fictie

Een langzame man en zijn dilemma’s

recensie: J.M. Coetzee (vertaling: Peter Bergsma) - Langzame man

Wat is echt en wat niet? Hoewel de boeken van J.M. Coetzee wat betreft onderwerp sterk van elkaar verschillen is dit een vraag die in zijn werken terug blijft komen. Ook in Langzame man, Coetzee’s nieuwste roman, neemt deze vraag een grote plaats in. De Nederlandse uitgeverij Cossee heeft met het verschijnen van deze roman opnieuw een wereldprimeur: het Engelstalige origineel komt pas op 22 september uit.

~

Paul Rayment wordt op de fiets geschept door een auto en verliest zijn onderbeen en knie. Het verlies van zijn zelfstandigheid en van een ‘normaal’ uiterlijk vallen Paul zwaar. Hij is een langzame man geworden. Toch probeert de teruggetrokken, licht excentrieke zestiger zijn ongeluk te relativeren:

Natuurlijk is hij geen speciaal geval. Elke dag zijn er mensen die ledematen of het gebruik ervan verliezen. De geschiedenis wemelt van de eenarmige zeelieden en aan een rolstoel gekluisterde uitvinders: net als van blinde dichters en krankzinnige koningen.

Maar het mag niet baten. Hij is niet alleen zijn bewegingsvrijheid, maar ook zijn veerkracht kwijt:

Welnu, eerst zijn de ledematen krachteloos geworden, nu wordt ook zijn geest krachteloos. Zijn geest kan elk moment omvallen.

Twijfels

De twijfels van Paul komen veelvuldig in beeld. Over het ongeluk dat zijn leven veranderde, maar ook over zijn leven voordien. Hij is een oude man, en wordt daar ineens mee geconfronteerd. Van de weeromstuit wordt hij verliefd op zijn verpleegster aan huis, de Kroatische Marijana Jokiæ. Om zijn liefde te uiten, stelt hij zich op als een soort peetvader voor haar gezin. En dan duikt er een figuur uit een eerder werk van Coetzee op: Elizabeth Costello. Zij stelt Paul de vraag wat er van Mel, Marijana’s man, moet worden als Paul zich ontfermt over Marijana en haar gezin:

Of heeft u andere plannen? Heeft u bedacht dat Mel de branding maar in moet lopen zodat zijn vrouw en kinderen voor u zijn?

Met dergelijke pijnlijke vragen dringt ze zich op aan Paul en probeert hem richting aan zijn leven te laten geven. De dialoog tussen de twee vormt een rode draad in het verhaal. Pauls manier om met zijn verminking om te gaan en zijn gevoelens voor Marijana worden scherp onder de loep genomen. Elizabeth blijft hem ondervragen en zijn antipathie voor de schrijfster voorkomt niet dat hij zichzelf kritisch ondervraagt. Want is zijn liefde voor Marijana werkelijk onzelfzuchtig? Vrij van begeerte?

De waarheid

In Mr. Foe en mrs. Barton, Coetzee’s herschrijving van Robinson Crusoe, wordt doorlopend naar de waarheid gezocht. Vertelster Susan Barton wil het verhaal over haar verblijf op het eiland zo waarheidsgetrouw mogelijk aan het grote publiek vertellen, maar komt gaandeweg het boek tot de ontdekking dat er niet één waarheid is. Naast haar waarheid omtrent het eiland staan de waarheden van Crusoe en Vrijdag. De vragen waarmee Elizabeth Costello Paul confronteert, en de vragen die hij zichzelf stelt, hebben in Langzame man een zelfde doel: achterhalen wat waar is en wat niet, waarbij telkens weer blijkt dat er verschillende versies van de waarheid bestaan. Met hulp van Costello komt Paul tot de conclusie dat de waarheid er niet zoveel toedoet.

Personage Elizabeth Costello worstelt in Coetzee’s gelijknamige roman zelf ook met haar leeftijd, het verlies van haar kracht en flexibiliteit. Ze twijfelt steeds meer aan haar waarheden en aan haar geloof in haar eigen opvattingen. Ze verliest het vertrouwen in het directe verband tussen taal en realiteit. In dit boek hing de zoektocht naar de waarheid samen met de leeftijd van de hoofdpersoon: hoe ouder, hoe meer twijfels, leek het wel. Is deze aartstwijfelaar Elizabeth in Langzame man dan ineens de rots in de branding geworden? Nee. Ze is nog steeds zoekende en aan het eind van de roman wordt ze zelfs door Paul terechtgewezen en aangestuurd.

Wanhoop

Oud worden, het niet meer perfect zijn, is een terugkerend element in het werk van Coetzee: van David Lurie wordt al op pagina één van In ongenade benadrukt dat hij een man op leeftijd is, in Mr. Foe en Mrs. Barton is Robinson Crusoe een oude man met ziektes, kwalen en gebreken. Al deze elementen zijn typisch voor het werk van Coetzee en komen in Langzame man weer terug. Ook de sfeer is als vanouds niet bepaald opwekkend. Pauls problemen en dilemma’s hangen voortdurend als een dreigende onweersbui boven zijn leven. Dit komt niet alleen terug in de gebeurtenissen die hem overkomen, maar ook in de taal waarin dat beschreven wordt. Alles ademt vertwijfeling en wanhoop. Uiteindelijk neemt Paul de ‘juiste’ beslissingen door afstand te nemen van het gezin Jokiæ. Hij blijft alleen achter, zoals hij ook alleen begon. Coetzee blijft een meester in het neerzetten van bedachtzame, enigszins deprimerende figuren die tot nadenken stemmen door de strijd die ze leveren in hun levens. Dat levert meestal geen absoluut positief resultaat op, zoals er in de wereld van Coetzee ook geen absolute waarheden zijn.

Muziek / Album
recensie: Fun Lovin’ Criminals - Livin’ in the City

.

~

Kort gezegd: nee. Ik vermoed dat weinig mensen erg van Livin’ in the City kunnen genieten. Zeker voor mensen die de Criminals al vanaf Come Find Yourself volgen, zal deze nieuwe plaat weinig nieuws bieden. De muziek klinkt grotendeels hetzelfde als ze op de afgelopen vier cd’s heeft geklonken. De Criminals proberen nog wel cool te zijn, maar fris is het al lang niet meer. Aan de oorspronkelijke creativiteit lijkt definitief een einde te zijn gekomen en deze heeft plaatsgemaakt voor herhaling en inwisselbaarheid.

Zonder noodzaak

Nummers als How it be, Where do I begin of Will I be ready klinken alsof ze zonder liefde en zonder noodzaak zijn gemaakt – behalve dan de noodzaak om maar een nieuwe plaat te maken. Wie al twee of drie albums heeft, zal deze laatste absoluut niet nodig hebben. Het zijn gewoon saaie nummers, nummers die je niet voor een tweede keer op zet. Is ya alright is een stevige funkrocker die wel energie heeft maar niet van creativiteit getuigt. Ook de thematiek van de plaat kennen we al van eerdere platen: de heren bejubelen hun stad, New York. We weten al vanaf plaat één hoe ze aan NYC verknocht zijn en dat dat de coolste stad van de wereld is (of zoals de heren het op deze plaat noemen: If America is a tit, New York is the nipple). Weinig nieuws onder de zon dus.

Afwijkende paden

Is het echt zo erg gesteld met Livin’ In The City? Nee hoor, er staan wel leuke nummers op. Het reggae-achtige That ain’t right, het aparte maar mooie pianogestuurde Gave up on God en Mi corazon (met een zonnige latinsfeer) zijn goede nummers. Dit zijn dan ook de nummers die zich onderscheiden van de rest, juist door het afwijkende muzikale pad (reggae, piano, latin). De overige nummers, die het van de klassieke FLC-sound moeten hebben, klinken saai, belegen en overbodig. Okay, 95 procent van de bands zullen nooit zo’n goede plaat maken als Livin’ in the City maar van een band als de Fun Lovin’ Criminals verwacht je gewoon meer.

Boeken / Fictie

Prachtige tragiek

recensie: Nu de liefde me zo tegenzit - Hans Dorrestijn

Een waarschuwing voor de optimisten onder ons: de volgende tekst kan schokkende fragmenten bevatten! Nu de liefde me zo tegenzit, een bundeling van de liedteksten van Hans Dorrestijn, is namelijk niet direct het meest vrolijke boekwerk van de laatste jaren.

Edvard Munch, Ashes
Edvard Munch, Ashes

Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar brengt met de PLUCHE reeks een serie boeken op de markt met gebundelde liedteksten van o.a. Ivo de Wijs, Drs. P en Herman van Veen. Op een prachtige, verzorgde wijze wordt een compleet overzicht gegeven van de werken van deze schrijvers. Een harde kaft voorzien van een laagje pluche geeft meteen al aan dat je een boek in handen hebt dat met veel liefde is samengesteld.

Overzicht

In Nu de liefde me zo tegenzit is het de beurt aan Hans Dorrestijn. Na een persoonlijke inleiding door Jacques Klöters volgen bijna driehonderd pagina’s aan liedteksten van deze gedeprimeerde man. Daarna volgt een sectie waarin Dorrestijn nog enige toelichting geeft bij diverse liederen. Hij vertelt hier over wat de aanleiding en/of het gevolg van een bepaald lied is geweest. Ook zijn een bibliografie en een discografie opgenomen. En tot slot is er nog een cd toegevoegd met daarop dertien liederen die Dorrestijn samen met Adèle Bloemendaal speelde in het theaterprogramma Samen solo.

Leed

Van Dorrestijn moet je houden, want de man kan behoorlijk zwartgallig uit de hoek komen. Om de humor daarvan in te zien moet je sterk in je schoenen staan. Het leven dat Dorrestijn in zijn teksten beschrijft is behoorlijk zwaar.

Iedereen heeft hier wel wat

Licht beneveld, ladderzat

In ieders glas zit spijt en pijn:

’t Meest in dat van Dorrestijn

En eerlijk gezegd zijn driehonderd pagina’s leed, verdriet en scheidingen een flinke aanslag op je gestel. Maar ondanks al dat verdriet blijf je van de teksten genieten. Hoewel deze liederen heel erg autobiografisch zijn en in principe geen aanleiding tot vreugd geven, doen ze dat laatste wel degelijk. De wijze waarop het leed verwoord wordt in de liedteksten is veelal hilarisch. Ondertussen hoor je tijdens het lezen Dorrestijn als het ware de teksten opdreunen met zijn karakteristieke stem. Dat maakt de tekst zelfs nog komischer.

Divers

De thema’s die hij in zijn liederen aanstipt lopen van kindermoordenaars:

De moordenaar zit aan ’t ontbijt

Met een croissant met kersenjam

Hij denkt weer aan de kleine meid

Haar gespartel en haar schrille stem

tot een lofzang op het klittenband:

‘k Vind het leven echt fantastisch

‘k Ben een ware Spring-in-‘t-Land

Ooit was het leven erg onpraktisch

Maar nu is er klittenband

Dit geeft al wel aan dat de onderwerpen die Dorrstijn behandelt zeer divers zijn. En soms komt er dus ook een positief signaal naar voren zoals in het klittenbandlied. Maar de positieve liederen hebben voornamelijk betrekking op externe, onpersoonlijke zaken zoals klittenband of een Renault 4. De persoonlijke aspecten vormen over het algemeen de aanleiding tot een somberder beeld. Het lied Renault 4 is hier een perfect voorbeeld van. Terwijl Dorrestijn mijmert over zijn ouwe vertrouwde autootje heeft de vrouw met wie hij in diezelfde auto door Frankrijk reed, hem verlaten voor iemand met een Mercedes Benz.

Zelfmoord

Nu de liefde me zo tegenzit is een prachtig overzicht van het werk van Hans Dorrestijn wat betreft de liedteksten. Zijn gedichten, conferences en monologen vallen buiten het bestek van dit boek. Misschien een idee voor een volgend boek? Als liefhebber van Dorrestijn kun je Nu de liefde me zo tegenzit niet laten liggen. Als liefhebber van leuke en goede Nederlandse tekstliederen trouwens ook niet. Het is echter wel aan te raden het niet te vaak te raadplegen als je wat minder vrolijk gestemd bent. De vele zelfmoordmethoden die in de teksten voorbij komen zouden je op verkeerde gedachten kunnen brengen. En dan kun je nooit meer genieten van al dat leed dat Dorrestijn in de toekomst wellicht nog aan het papier toevertrouwt. Of je moet natuurlijk juist opvrolijken door het besef dat er altijd nog iemand is die het zwaarder heeft.

Muziek / Album

Geen frisse herhaling

recensie: Röyksopp - The Understanding

Bijna één miljoen exemplaren gingen er van hun in 2001 verschenen debuutalbum Melody AM over de toonbank. Deze eerste cd van het Noorse Röyksopp werd nog voor een groot deel met geleende instrumenten gemaakt, maar inmiddels hebben Torbjørn Brundtland en Svein Berge meer dan genoeg geld op de bank. De heren hebben goed geboerd en zetten hun muzikale verhaal voort met het nieuwe album The Understanding. Je zou bijna wensen dat ze weer platzak waren, want het nieuwste album van de twee Noren is lang zo goed niet als hun debuut.

~

Toen Röyksopp in 1993 begon, haalden ze instrumenten bij de plaatselijke muziekwinkel, om ze een paar dagen later weer terug te brengen met de woorden “toch niet helemaal wat we zochten”. Ondertussen hadden Torbjørn Brundtland en Svein Berge dan met die geleende instrumenten een nieuw nummer in elkaar geflanst. Dit resulteerde uiteindelijk in het hitalbum Melody AM. Vooral in Engeland (waar ze alleen al 500.000 cd’s verkochten) is het Noorse duo wereldberoemd. Maar ook in de rest van de wereld kennen ze de loungy electropop van Röyksopp, dankzij hits als Poor Leno, Remind Me en Eple. Wie het opvallende fluitmelodietje van dat laatste nummer hoorde, had het de rest van de dag in zijn of haar hoofd zitten. Dat was ook de grote kracht van Röyksopp: opvallende nummers met een geheel eigen identiteit. Lekker freaky, fris en anders.

Volgesmeerd

Met het nieuwe album in aantocht, loopt menigeen zich al te verheugen op zomerse, herkenbare melodietjes om mee te neuriën. Helaas, deze mensen komen bedrogen uit. Op The Understanding is er namelijk minder ruimte voor de bekende freaky melodietjes en meer voor de echte songs. Torbjorn Brundtland en Svein Berge leerden echte pop-dance liedjes schrijven. Om de liedjes op te leuken, vroegen ze Dive-zangeres Karin Dreijer, Chelonis R Jones en de onbekende Kate Havnevik om de vocalen voor hun rekening te nemen. Verder lijkt het alsof de heren een hele berg nieuwe synthesizers van het met Melody AM verdiende geld hebben gekocht. En dat is goed te merken: The Understanding is van onder tot boven vol gesmeerd met geluid. Af en toe op het bombastische af, zoals op de huidige single Only This Moment.

Met deze nieuwe koers van lekker in het gehoor liggende electropop heeft Groove Armada er ineens een geduchte concurrent bij. Dezelfde ronde beats, dezelfde zoete melodieën en net zo rijk gearrangeerd. Toch is het brave The Understanding maar matig geslaagd. De scherpe kantjes (zoals op het bijzondere Eple) zijn er af. En echt goede liedjes ontbreken. Hierdoor ontstijgt The Understanding nergens het niveau van een gemiddelde pop-danceplaat en komt het bij lange na niet in de buurt van het frisse, vernieuwende Melody AM. Blokkeer de bankrekening maar en laat ze maar weer provisorisch knutselen!

Boeken / Fictie

Hoe vertaal je Finnegans Wake?

recensie: Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes - Finnegancyclopedie

Op 4 mei 1939 kwam Finnegans Wake uit. De legendarische modernistische schrijver James Joyce verrichtte zeventien jaar arbeid voor dit ‘ideale boek voor de ideale slapeloze lezer’. Vertalersduo Bindervoet en Henkes ploeterde zeven jaar op de welhaast onvertaalbare laatste roman van de halfblinde Ierse auteur. Nu, drie jaar nadat de vertaling uitkwam, laten ze in de Finnegancyclopedie zien wat hun toenmalige werkwijze was.

~

Erik Bindervoet en Robert-Jan Henkes vormen een opvallend tweetal aan het vertalersfront. Ze wagen zich aan beide kanten van het literaire universum: high én low brow. Naast Schopenhauer, Shakespeare en Joyce hielden ze zich bezig met liedteksten van The Beatles, dagboeken van Kurt Cobain en kronieken van Bob Dylan.

Niet-Nederlands

Hun meest in het oogspringende vertaalproject is Finnegans Wake. Dit cyclische droomverhaal over kastelein Earwicker die belasterd wordt, bestaat uit vaak ongrijpbare zinnen. Ellenlange zinnen die opgebouwd zijn uit talloze woordspelingen, waarin een zestigtal talen door elkaar heen buitelen, waaronder ook het Nederlands. Naar eigen zeggen zette het vertaalduo Joyces boek dan ook om van het niet-Engels naar het niet-Nederlands. Finnegans Wake is een eindeloze woordenstroom die door je hoofd schuift tijdens een onrustige slaap.

Zesentwintig letters

Aan de hand van de zesentwintig letters uit het alfabet gaan Bindervoet en Henkes uiteenlopende kanten van deze unieke roman langs: de geboorte van het boek, het hoe en wat van de personages, de onderliggende systemen in Joyces roman, de typisch Wakeaanse woordspelingen, het gebruik van geluid, de rol die vader Joyce speelde enzoverder. Ook is een redevoering opgenomen die het duo gaf voor het Internationaal Wakeologisch Genootschap, waarin het een restauratie van de tekst afwijst. Deze zou nodig zijn doordat de drukker in 1939 honderden spelfouten en omissies heeft aangebracht in het boek. Daarnaast doet het tweetal verslag van twee van de jaarlijkse James Joyce conferenties die ze bezoeken. Het gehele boek wordt daarbij consequent in de eerste persoon meervoud geschreven.

Bindervoet en Henkes baseerden hun vertaling op het genealogisch onderzoek dat ze uitvoeren. Hoe bedoelde Joyce dit of dat woord precies? Ze doorzochten de tientallen werkschriftjes die de schrijver hanteerde, waarin woordenlijstjes of oerversies van passages staan. In elk land dat Joyce bezocht noteerde hij woorden. Hiernaast spelde hij de kranten op vreemdaandoende uitdrukkingen. Wanneer hij ze gebruikt had in zijn boek, dat bijna tot het eind Work In Progress heette, streepte hij ze in het schrift door.

Niet puzzelen

De lezer moet zich vooral niet al puzzelend door het boek heenwerken, benadrukken Bindervoet en Henkes. Daar hebben ze een hekel aan. Terwijl ze zelf tot in het kleinste detail willen weten welke verwijzing Joyce incorporeerde in weer één van zijn neologismen, moet de lezer associërend van het boek genieten. Als ze het hebben over het waarom van het jaar 1132, waarin het verhaal zich afspeelt, merken ze op:

Maar dat is allemaal nog niets vergeleken bij de verbanden die gelegd kunnen worden door het veelkoppige megabrein van het Joyceaanse mondiale lezerspubliek. En in feite is dat precies wat Joyce voor ogen had met zijn schijnbaar lukraak gekozen datum: niet de denotatie van 1132 doet er zoveel toe, maar vooral de connotatie (…).

Tekenend is in dit geval een dialoog die het tweetal verderop voert:

Finnegans Wake onttrekt zich aan de representatie, zeker de eenduidige representatie, zoals je het over een duif hebt, dat je dan gewoon ‘een duif’ schrijft.

– In Finnegans Wake kun je het net zo goed over een druif hebben, en dan heb je het misschien toch over een duif, maar dan een die in trossen langsvliegt en wellicht in de rui is omdat hij de r in de maand heeft opgegeten.

– Realiteiten worden virtualiteiten, denotatie wordt connotatie. Alles vervloeit door dit machtige taalspel. Alle kunst wil muziek worden. En Finnegans Wake is daar het meest gelaagde en geslaagde voorbeeld van.

– Als mensen vragen: betekent het helemaal niets, moet het antwoord luiden: alleen in de zin waarin een fuga van Bach niks betekent.

– En het is alleen vertaalbaar in de zin waarin een fuga van Bach onvertaalbaar is. Maar niet onvertolkbaar dus.

Met dit in het achterhoofd is het dan verbazingwekkend dat de vertalers een twintigtal bladzijden verderop afgeven op verschillende postmoderne filosofen, die Joyce steevast waarderen. Hun bewering dat de lezer zelf de uiteindelijke schrijver is, wordt door het duo afgedaan met de opmerking: ‘Deze mensen zijn vooral geïnteresseerd in zichzelf en de galm die ze produceren.’ Een goedkoop wegwerpgebaar naar personen die iets gelijksoortigs beweren als zijzelf, gezien het voorgaande.

Persoonlijke vertaling

~

Aan de hand van de Finnegancyclopedie wordt duidelijk hoe persoonlijk het vertaalproces in dit geval bleef. Bindervoets en Henkes’ private associaties blijken bepalend voor veel van de gemaakte keuzes. De vertaling had ook heel anders uit kunnen vallen. ‘Finnegans Wake is niet een boek dat zich op één manier laat lezen, laat staan laat vertalen’, zeggen ze zelf. Het duo werd na het uitkomen van hun ‘vernederlandsing’ alleen al geprezen om het feit dat ze het schier onvertaalbare werk wisten te vertalen. Dit zegt niks over de kwaliteit ervan; die is namelijk erg moeilijk vast te stellen bij deze uitzonderlijke roman. Getuige hun kritisering van andermans vertaling van Finnegans Wake is het al een welhaast onmogelijke opgave om te bepalen wat nu een juiste benadering voor vertaling zou kunnen zijn. Bindervoet en Henkes wekken daarbij wel vertrouwen door hun uiterst zorgvuldige manier van werken.

De Finnegancyclopedie is een interessante verkenning van James Joyce en zijn manier van werken. Dit is echter pas gaandeweg het boek het geval. Bij een dergelijk hermetische creatie is heldere secundaire literatuur prettig. Helaas houdt het vertalersduo zelf ook van woordspelig schrijven en lastig te volgen passages. Hierdoor zijn sommige hoofdstukken minder genietbaar. Deze aanpak voelt aan als een zwaktebod, waartoe het tweetal zich wellicht gedwongen voelde doordat het theoretisch minder onderlegd is dan taaltechnisch, of in ieder geval meer geïnteresseerd is in het laatste dan het eerste.

Muziek / Album

Aanval op de gevestigde orde

recensie: Chimaira - Chimaira

Het blijft altijd een wat vreemde zaak als een band een ander album dan het debuut vernoemt naar zichzelf. Deftones deed het met hun laatste album en nu is het Chimaira dat voor deze optie kiest.

~

Vaak wordt er voor een ’titelloos’ album gekozen omdat de betreffende band een nieuwe start wil maken, maar in het geval van Chimaira ligt het wat anders. Volgens de bio heeft “het sextet uit Cleveland hun stijl zo vlot geperfectioneerd, dat dit album staat voor alles wat ze waren, zijn en zullen zijn.” Met andere woorden: volgens de band hebben we hier te maken met het ultieme Chimaira-album. Daarmee lijkt de gebruikte titel opeens een heel stuk logischer.

En dat terwijl die andere motivatie voor een ’titelloos’ album, namelijk ‘de nieuwe start’, hier nu juist zo goed van toepassing zou zijn. Het begint al met opener Nothing Remains, dat geschreven is op de dag dat Dimebag Darrell van Damageplan vermoord werd. De begrijpelijke emotie die hieruit voort vloeit, is woede en dat krijgt de luisteraar dan ook gelijk ruim vijf en een halve minuut over zich heen gestort. Niks geen pakkend refrein met de gebalde vuist, maar gewoon onbekommerd gáán. Op een manier die we eigenlijk nooit eerder van Chimaira hebben gehoord.

Anthems

Nee, zogenaamde anthems als Power Trip of Pure Hatred zul je op Chimaira niet vinden. Chimaira is gegroeid en de fans zullen gewoon mee moeten groeien. Zo is er meer ruimte voor de solo’s van gitarist Rob Arnold, terwijl het melodieuze aspect juist meer naar de achtergrond is verdrongen. Stonden de fans eerst nog alleen tijdens de refreinen met de vuist omhoog, bij dit nieuwe werk hoeven ze hem helemaal niet meer naar beneden te doen. Een ander voorbeeld is de rol van Chris Spicuzza. Was hij bij eerdere albums vooral bekend als de DJ van de band, waardoor de muziek van Chimaira af en toe zelfs als nu-metal werd bestempeld, op deze laatste langspeler is zijn rol beperkt tot het bespelen van de keyboards. Het maakt dat Chimaira resoluut afrekent met het imago dat de band in metalkringen had, en nu echt serieus genomen mag worden.

Geldingsdrang

Gezegd moet worden dat met de groei van de band de songs er niet makkelijker op zijn geworden. Volgens frontman Mark Hunter zullen mensen na de derde luisterbeurt zeggen ‘He, ik snap ‘m!’, maar voor velen (inclusief ondergetekende) zal dit wat meer tijd vergen. Sterker nog: bij sommige tracks zal het kwartje misschien wel nooit vallen, omdat het slechts opeenhopingen van riffs, grunts en solo’s lijken te zijn. In principe alle ingrediënten die je nodig hebt voor een goede metalmix, maar Chimaira slaat soms te ver door. Alsof de geldingsdrang té groot is. Het gaat dan ook wat ver om te spreken van ‘het ultieme Chimaira-album’. De band is duidelijk een andere weg ingeslagen die waarschijnlijk niet door alle (jeugdige) fans gewaardeerd zal worden. Daarvoor worden de heerlijke meebrul-anthems toch iets te veel gemist. Wel is het lovenswaardig dat een min of meer gevestigde band als Chimaira het aandurft om nu eens echt een frontale aanval te doen op de gearriveerde metalorde. Dat zo’n aanval met iets te veel jeugdige overmoed gepaard gaat, moeten we misschien maar gewoon voor lief nemen.

Muziek / Album

Tijdelijke overtuigingskracht

recensie: The Futureheads - The Futureheads

Op het eerste gezicht een leuke voorbijganger tijdens het zappen, maar wie een centimeter verder kijkt, ziet meteen dat The Futureheads meer in zijn mars heeft dan de gemiddelde ‘knuffelband van de week’ van de Britse pers. En dat is al door velen ontdekt, want The Futureheads verzorgden voorprogramma’s voor enkele grote jongens en hebben, net als The Strokes bij hun debuut, nu al een fanbasis van prominente muzikanten. Het lijkt erop dat de band alleen nog maar ten onder kan gaan aan de loftuitingen. Tot die tijd kan er genoten worden van The Futureheads.

~

De vier jongens van The Futureheads zijn afkomstig uit het gebied waar ook het bejubelde Maxïmo Park vandaan komt, en noemden zichzelf naar het Flaming Lips nummer Hit to Death in the Futurehead. Toen ze in 2004 in het voorprogramma van de Amerikaanse tour van Franz Ferdinand stonden, pikte de Amerikaanse pers het bandje op. De nieuwe the Jam, XTC of Devo werd er geroepen. Maar de band, wars van de vergelijkingen, liet zien dat ze meer konden: ze coverden Kate Bush en remixten op aanvraag voor The Streets. Ondanks het applaus van Bowie, Steve Lamacq – die door de bandleden net als wijlen John Peel in het cd-boekje wordt bedankt – en Noel Gallagher, moet er één ding duidelijk gemaakt worden: de mens kan goed overdrijven.

Uitschieters

Toegegeven, de plaat opent lekker fel, lekker Brits en heel erg begin jaren tachtig en gaat daarna nog een tijdje op hetzelfde wijsje fijn verder. En ook al klinken ze overtuigender dan de zoveelste Next Big Thing, ook al hebben ze de betere riffs in huis en ook al zullen ze miljoenen mensen bereiken, ze hebben slechts een kunstje onder de knie dat ze vijftien nummers lang proberen uit te buiten. De nummers zijn over het algemeen inwisselbaar. De enige songs die tussen de rest uitspringen zijn de muzikale look-a-like van My Sharona, Decent Days and Nights, en single nummer twee Hounds of Love. Beide singles komen later nog een keer als RadioMix voorbij, en vooral bij deze remixen toont de band waarom de prominenten zo vol lof zijn.p>

Een fijne combinatie

Degene die zich volledig heeft overgegeven aan bands als The 22-20’s, Hot Hot Heat en Maxïmo Park, zal in The Futureheads een nieuwe vriend vinden. Diegene zal ook makkelijk over de dieptepunten First Day en het bijna Montezuma’s Revenge-achtige Danger of het Water heen stappen, en zich gelukkig prijzen met deze fijne combinatie van Powerpop en Arty Farty-liedjes van het Sunderlandse viertal. Dan is het te hopen dat de wind nog een tijdje uit deze hoek waait, want ze zullen het zwaar krijgen om alle pluimen, die ze nu aan de lopende band binnen krijgen, ook echt te verdienen. Tot die tijd: The Futureheads.

Kunst / Expo binnenland

De bedrijfscollectie in het middelpunt van de belangstelling

recensie: Occupying Space

Het lijkt erop dat de museumwereld de bedrijfscollectie tegenwoordig algemeen accepteert als volwaardige kunstverzameling. Ik denk dan aan de tentoonstelling HxBxD, waarbij de Rabobank in het Haags Gemeentemuseum en het naastgelegen GEM/Fotomuseum recent een gedeelte van haar collectie naoorlogse Nederlandse kunst openstelde voor het publiek. Een dergelijke samenwerking is voor beide partijen voordelig: de bedrijfscollectie wordt opgenomen in de kunsthistorische canon en geëxposeerd in een specifiek daarvoor gecreëerde context, terwijl musea de kans wordt geboden werken te exposeren die doorgaans niet openbaar te bezichtigen zijn. Momenteel presenteren Witte de With, TENT en het Nederlands Fotomuseum onder de noemer Occupying Space een overzichtstentoonstelling van de collectie van de Generali Foundation. Deze particuliere stichting bouwt sinds 1988 op initiatief van de Oostenrijkse verzekeringsmaatschappij Generali Group een verzameling internationale beeldende kunst op.

Adjungierte Dislokationen, Valie Export 1973. Foto: Werner Kaligofsky. Sammlung Generali Foundation, Wien.
Adjungierte Dislokationen, Valie Export 1973. Foto: Werner Kaligofsky. Sammlung Generali Foundation, Wien.

Oorspronkelijk stelde de Generali Foundation zich ten doel om de hedendaagse kunst te promoten. Speciale aandacht ging uit naar werk dat zich bevond op het snijvlak van kunst, architectuur en design. Als vertrekpunt werd gekozen voor de kunst van de jaren zestig en zeventig: de hoogtijdagen van de maatschappijkritiek, het tijdperk van de avant-garde en van de conceptuele en performancekunst. Tegenwoordig is de doelstelling uitgebreid met het onderzoeken, bewaren en documenteren van kunstwerken. De verzameling van de Genarali Foundation bevat ongeveer 1700 werken van 160 beeldend kunstenaars. Occupying Space omvat werk van 33 internationale kunstenaars waaronder Dan Graham, Hans Haacke, Andrea Fraser, Martha Rosler, Gordon Matta-Clark, Franz West en Valie Export. De titel van de expositie zou niet alleen refereren aan de fysieke positie die een kunstwerk inneemt, maar ook aan de ‘ruimte als verbindend element’ in de werken van deze kunstenaars. Erg bevredigend is die verklaring niet.

Ambivalentie

Een van de hoogtepunten is Andrea Frasers video-installatie Kunst muss Hangen (2001). Daarin is te zien hoe een dronken Fraser in een museumzaal -wellicht dezelfde ruimte als waar het werk nu wordt geëxposeerd- aan het publiek tekst en uitleg geeft. Tenminste, zo lijkt het. Doch, wie goed oplet, merkt dat er meer aan de hand is. Fraser heeft voor de performance het complete script van een dronkemansspeech van de in 1997 overleden Martin Kippenberger, het enfant terrible van de hedendaagse kunst, uit haar hoofd geleerd. Als toeschouwer sta je in tweestrijd: moet je hiervoor bewondering opbrengen of is er sprake van een slechte grap? Is dit een hommage of brengt Fraser juist Kippenbergers positie als kunstenaar, en daarmee ook haar eigen positie als kunstenaar, ter sprake? Eerder was Kunst muss Hangen in Witte de With te zien als onderdeel van de expositie Life, Once More – reenactment in contemporary art.

Omgevingsonderzoek

Body Press, Dan Graham 1970. Sammlung Generali Foundation, Wien.
Body Press, Dan Graham 1970. Sammlung Generali Foundation, Wien.

Ook het werk van Dan Graham blijkt na al die jaren nog niks aan kracht te hebben ingeboet. In zijn uit 1970 afkomstige installatie Roll zien we hoe Graham met een videocamera in zijn hand door het bos rolt. Het tafereel duurt 23 seconden. Terwijl Graham de omgeving vastlegt, wordt hij gefilmd door een tweede camera. Beide opnames worden tegelijkertijd geprojecteerd. Graham houdt zich in zijn vroege werk vooral bezig met het verkennen van zijn omgeving en van zijn eigen en andermans lichaam. Een werk dat direct op deze thematiek aansluit is Adjungierte Dislokation (1973) van Valie Export. Ook zij gebruikt de camera om haar omgeving in kaart te brengen. Net als bij Graham wordt haar onderzoek op video vastgelegd en worden beide opnames tegelijkertijd geprojecteerd. Ik vraag me af waarom de twee installaties niet in dezelfde ruimte worden geëxposeerd. Waarschijnlijk omdat het werk van Export bar weinig bijdraagt aan Grahams onderzoek.

Confrontatie

Franz West tornt in zijn werk aan de regels die musea hun bezoekers opleggen. Wat bijvoorbeeld te doen als een kunstenaar je expliciet opdraagt zijn werk aan te raken, terwijl het museum dat nou juist verbiedt? Het titelkaartje van Ohne Titel (1989) bevat de volgende aanwijzing:

Ga achter het scherm staan, kleed je uit en leg je kleding op de stoel. Blijf ongeveer 5 minuten in die toestand en gedraag je zoals het je goeddunkt. Spreek, om niet gestoord te worden, eerst met de suppoost af dat hij de andere bezoekers zegt dat dit object bezet is en ze uit de buurt houdt (Franz West).

Maak je geen illusies, Witte de With vermeldt nadrukkelijk dat het niet de bedoeling is dat de bezoeker de aanwijzing opvolgt. West tast hier op een speelse manier de grenzen af. In hoeverre is het publiek bereid zijn aanwijzingen op te volgen? In hoeverre is een museum bereid dat toe te staan? Meent de kunstenaar het serieus of speelt hij een spel? Heeft maatschappijkritiek hier plaats gemaakt voor institutionele kritiek? Wordt de onaantastbaarheid van het kunstwerk betwist? In ieder geval zet het werk aan tot nadenken.

Gebrek aan zeggingskracht

Elke Krystufek liest Otto Weiniger, Elke Krystufek 1993. Foto: Bob Goedewaagen. Nederlands fotomuseum.
Elke Krystufek liest Otto Weiniger, Elke Krystufek 1993. Foto: Bob Goedewaagen. Nederlands fotomuseum.

Uiteindelijk kan je niet anders dan tot de conclusie komen dat het grootste deel van de eigentijdse kunstwerken schril afsteekt bij de kunst uit de jaren zestig en zeventig. Het ontbreekt deze werken aan de speelsheid, zeggingskracht en onderzoeksdrift van weleer. De politieke documentaires van Harun Farocki (over de Corcoran gevangenis in California) en Adrian Piper (over Amerikaans politiegeweld) ontstijgen nergens het niveau van een ordinaire aanklacht tegen de Amerikaanse rechtsstaat, terwijl de fotomontages van Elke Krystufek -een mix van pornofoto’s, foto’s uit een kunstcatalogus en tekstfragmenten- elke inhoud ontberen.

Boeken / Kunstboek

Kleurige verleiders

recensie: All-American Ads 20s // All-American Ads 80s

De Duitse uitgever Benedikt Taschen grossiert de laatste jaren in betaalbare boeken met veelkleurige illustraties. Daarin komen de meest uiteenlopende onderwerpen aan bod: beeldende kunst, design, fotografie, film en zelfs advertenties. Onder redactie van Jim Heimann wordt in de zeer uitgebreide serie All American Ads een overzicht gegeven van de Amerikaanse advertentie door de jaren heen. Van elk decennium worden de hoogtepunten uit de zogenaamde ‘printreclame’ getoond. De laatst verschenen delen hadden de jaren twintig en de jaren tachtig tot onderwerp.

~

In de introductie van All-American Ads 20s maakt design-auteur Steven Heller duidelijk waarom de reclame in de jaren twintig in Amerika zo anders is dan in de rest van de wereld. In de periode voorafgaand aan de crisis maakten de Verenigde Staten een ongekende economische groei door. Er ontstond een groot consumentisme, deels op basis van koop op afbetaling. Om de nieuwe, meer welvarende burgers te overtuigen van hun producten maakten Amerikaanse bedrijven gebruik van voor die tijd geavanceerde reclametechnieken, zoals meerkleurendruk.

Weinig experimenten

Een van de belangrijkste verschillen met Europese reclames is dat er in Amerika veel minder werd geëxperimenteerd met nieuwe kunststromingen als Art Deco en kubisme. De Amerikaanse beeldende kunst tussen de twee wereldoorlogen was veel behoudender dan de Europese, en daar hielden de reclamemakers rekening mee. Resultaat is dat het boek vol staat met vaak wat tamme, zeer realistisch getekende plaatjes. Een aantal advertenties is wel opvallend, maar om andere reden. Zo prijst componist George Gershwin Lucky Strike sigaretten aan, en worden deze ook vaak geassocieerd met sporters. Verder zijn de filmposters nauwelijks als zodanig te herkennen; ze staan veelal vol met biografieën van de auteurs en samenvattingen van de film.

Ingehaald door tv


In de jaren tachtig was er in de Verenigde Staten sprake van een soortgelijk consumentisme als in de jaren twintig. Printadvertenties waren echter niet langer het belangrijkste medium om producten mee aan de man te brengen. Die rol was inmiddels overgenomen door de televisie. Vaak werden advertenties in bladen dan ook gezien als ondersteuning bij tv-reclames. In veel gevallen bestaat de advertentie uit grote lappen tekst en coupons voor het aanvragen van nog meer informatie. Opvallende nieuwe producten zijn de computer en vooral ook de bijbehorende computerspelletjes. Zo zie je in sommige advertenties al de vroege concurrentiestrijd tussen Apple en IBM naar voren komen.

Lullige pitches


~

Een nieuw doel was het creëren van een ‘gevoel’ bij een product en het positioneren van een product in een bepaalde lifestyle. Dit gebeurde door gebruik te maken van filmsterren en beroemde fotomodellen. Esthetisch waren advertenties in de jaren tachtig echter een ondergeschoven kindje. Lelijke foto’s, slecht grafisch ontwerp en lullige slagzinnen (pitches) waren aan de orde van de dag. Er zijn maar een paar memorabele advertenties en advertentiereeksen, zoals die van kledingmerk Benneton, Absolut wodka (dat zich associeerde met kunstenaars als Keith Haring) en Calvin Klein, die de ‘bobbel in de broek’ introduceerde in de reclame. Een simpele, maar effectieve advertentie van Maxwell-tapes is wel een van de beste die gemaakt is in deze periode.

Beeldenovervloed

De All-American Ads-serie vormt een gigantische bron van advertenties. Ieder boek bevat een overvloed aan gedrukte reclame voor zeer uiteenlopende producten. Hoewel de introducties van de boeken leuk geschreven zijn en ook de betreffende periodes verhelderen, geven ze lang niet genoeg informatie. De bijschriften bij de advertenties missen ook iets essentieels, namelijk de naam van de ontwerper of het reclamebureau. Hierdoor blijven het toch heel anonieme ontwerpen die hier zijn verzameld. Ook zijn niet alle delen zijn even interessant. Hoewel het deel over de jaren tachtig veel nostalgische gevoelens op zal roepen, is het deel over de jaren twintig visueel veel leuker. Een nadeel is verder dat je voor een compleet beeld van de eeuw wel heel veel boeken zal moeten aanschaffen. Maar dan heb je meteen een plank gevuld met heel veel kijkplezier.

Jim Heimann (red.) – All-American Ads 20s . Uitgeverij Taschen (import via Librero) . 640 pagina’s, gekartonneerd . € 29,99 . isbn 3822825115

Jim Heimann (red.) – All-American Ads 80s . Uitgeverij Taschen (import via Librero). 608 pagina’s, gekartonneerd . € 29,99 . isbn 3822838330

Muziek / Achtergrond
special: Haldern Pop 2005

Berichten uit de modder

Kenmerkten de vorige twee edities van Haldern Pop zich door een extreme hitte, dit jaar was het een drekzooi. Met een nog betere line-up dan vorig jaar verkocht Haldern al enkele maanden voor het festival uit. De sfeer was weer prima, hoewel er eigenlijk te veel mensen waren. Er waren berichten van een massale vechtpartij op de laatste avond en er werd gemoshed tijdens Franz Ferdinand. Een verslag uit de modder van Haldern.

Stijn
Stijn

Net als vorig jaar waren er op de donderdagavond al enkele concerten in de Spiegeltent buiten het festivalterrein. De laatste act van de avond was de Vlaamse krullebol Stijn. Het was een prima set, maar het publiek moest zichtbaar wennen aan electro/discobeats, live-sampling en vocoderzang op Haldern. Stijn deed een paar regels Watskeburt?! en kreeg een groot deel van het publiek mee, dat geil meehupste op de beats van Sexjunkie.

Vrijdag

Op vrijdag werd het hoofdpodium geopend door Millionaire. Het album Paradisiac is net uit en dus hoorden we voornamelijk nieuw materiaal. Er werd vanaf het begin stevig doorgerockt. Tim van Hamel, met bescheiden afro, was aardig op dreef en de hardste band van Haldern 2005 zorgde ervoor dat iedereen goed wakker was. Voor zover dat al niet zo was door het aanhoudend gemiezer deze middag. Aangezien Ocean Color Scene daags voor het festival afzegde, konden we lachen om de songs van vervanger Art Brut. Zanger Eddie Argos kan amper zingen, en zegt daarom maar veel van zijn teksten op. De verder weinig verheffende britpopliedjes worden veel leuker door teksten als die van Emily Kane:

Other girls went and other girls came. I can’t get over my old flame. I’m still in love with Emily Kane […] I don’t even know where she lives, I’ve not seen her in 10 years…9 months, 3 weeks, 4 days, 6 hours, 13 minutes, 5 seconds.

Kaiser Chiefs
Kaiser Chiefs

De set van The Robocop Kraus viel nogal tegen. Ik hoopte op materiaal dat richting electrorock ging, zoals een paar jaar geleden. Nu klonk het meer zoals momenteel bijna alle hippe wave-bandjes klinken, en ook de maatpakken waren weinig origineel. De Kaiser Chiefs stonden verassend vroeg op het programma. In mijn lullige knalgele poncho kon ik zien hoe deze band de verwachtingen moeiteloos waarmaakte. Het publiek ging uit zijn dak op de drie recente grote hits van deze band uit Leeds. De toon werd meteen gezet met opener Everyday I love you less and less waarna het publiek de toen nog intacte bodem tot modder stampte. Aan het eind van de set begonnen de nummers wel wat op elkaar te lijken.

Franz Ferdinand
Franz Ferdinand

Het grote wachten deze dag was natuurlijk op headliner Franz Ferdinand. De band waar ongetwijfeld de meeste Haldern bezoekers voor waren gekomen zou namelijk wel eens nieuwe nummers kunnen gaan testen op dit toch kleine festival. Wel, er werden vier nieuwe songs gespeeld, ingedekt door de grote hits van het debuut. Ik moet zeggen dat vooral de eerste twee nieuwe me nu overtuigden. Maar ja, als men nieuwe songs tussen Matinee en Take me out speelt is het wel logisch dat ze nog niet echt beklijven. De avond werd afgesloten door respectievelijk Zita Swoon en British Sea Power in de spiegeltent. De band rond Stef Kamil Carlens speelde al eerder op Haldern en hun laatste cd is bovendien in Duitsland uitgekomen via Haldern Pop Recordings. Logisch dus dat er een enorme rij stond voor de tent. Maar vol=vol, dus wie binnen was had mazzel en ging mooi niet meer naar buiten. In de tent was het lekker warm en buiten koud en nat. Er lagen wel tien mensen te pitten tijdens de prima set van de Belgen. Men stond niet op het podium maar middenin de tent, waaromheen iedereen was gaan zitten. De veelkoppige band gaf met veel enthousiasme een jazzy optreden. Hun laatste nummer,Song for a dead singer (over Jeff Buckley), klonk in deze setting prachtig. Afsluiter British Sea Power maakte vooral ruzie met de geluidsman tijdens hun show. Zanger Yan kon zichzelf niet horen en reageerde dat uiteindelijk af door in de lampen te gaan hangen, waarna de bassist op de PA klom. Op het podium stonden de verklede meegereisde fans van The 3rd Batallion. Een fan danste in het rond met een plûche paardenkop op zijn hoofd. Al met al een gedenkwaardig optreden dat helemaal niet slecht begon en bizar eindigde.

The Coral
The Coral

Zaterdag

Doordat The Magic Numbers verlaat waren, werden zij verplaatst naar de tent, terwijl tegelijkertijd The Coral het hoofdpodium bespeelde. Eerstgenoemden speelde een prima set. De band rond bebaarde zanger Romeo en zijn zuster Michelle was erg blij dat mensen hun hippieliedjes kenden, maar het was mij allemaal iets te leuk en vrolijk. Alsof je naar de hippie-ouders van Kings of Leon zit te kijken. Bovendien wilde ik The Coral ook zien, dus na de sterke single Forever Lost lieten we de tent achter ons. De Liverpudlians op het hoofdpodium voldeden aan de verwachtingen. Deze band brengt bijna elke jaar een nieuwe plaat uit, en dat is te horen. Verschillende soorten songs komen voorbij, waaronder het fantastische Dreaming of you. Leuke achtergrondkoortjes en een prominent aanwezig orgeltje maakten dit optreden compleet.

Tocotronic
Tocotronic

Van de reünie van The House of Love werd vooraf veel verwacht. Helaas waren de bandleden, en vooral de zanger, niet echt op dreef. Er werd ronduit beroerd gezongen en ook de gespeelde nummers boeiden (te) weinig. De hoogtepunten van de tweede, qua optredens minder toffe dag volgden pas later op de avond. Tijdens het invallen van de duisternis speelden de Duitse veteranen van Tocotronic. Men kwam wat langzaam op gang, maar vanaf het derde nummer ging zanger Dirk von Lowtzow wat harder zingen en werd het geluid beter. Tegen het einde van het concert steeg de band tot grote hoogten. In de toegift speelde men twee songs van het voorlaatste album, Hi Freaks en Neues vom Trickster. Een opvallende zet, ik had eerder wat oudere hits (bv. Freiburg) verwacht. Toch was Tocotronic een van de hoogtepunten van het festival.

Polyphonic Spree
Polyphonic Spree

Een ander hoogtepunt was het glorieuze optreden van afsluiter The Polyphonic Spree. Met wel twintig wild enthousiaste mannen en vrouwen in jurken op het podium, kon het publiek niet achterblijven en uiteindelijk stonden velen mee te dansen met fantastisch nummers als Hold me now en It’s the sun. Er is zoveel te zien op het podium, van een groot achtergrond koor, tot een blazerssectie en zelfs een teremin. De ondergrond was al voor het optreden totaal onbegaanbaar, maar erna kwam je bijna in de blubber klem te zitten.

De twee aflsluitende zangeressen in de spiegeltent, Emiliana Torrini en Francoiz Breut, waren daarna niet echt meer aan me besteed. De eerste klinkt als Björk die een akoestische set zingt. De IJslandse had veel last van praters in de tent, die daar waarschijnlijk om dezelfde redenen als op de eerste avond waren blijven hangen. Het was erg warm in de tent, en wederom lagen overal mensen te pitten. Ongetwijfeld is dit op plaat prachtig, maar het concert was saai. De tweede zangeres Francoiz Breut had al bij aanvang last van dezelfde problemen. Bovendien sloeg ook de vermoeidheid en de hitte in de tent toe bij ondergetekende.

Haldern 2005 kende weinig verassingen. Grotere bands als Kaiser Chiefs en Franz Ferdinand deden wat van ze werd verwacht. Volgend jaar valt er vast wel weer iets meer te ontdekken op Haldern. Hopelijk komen er dan ook een paar duizend mensen minder naar Rees-Haldern am Niederrhein.