Muziek / Album

Jazzy zijsprong van dance-grootheid

recensie: Meat Beat Manifesto - At the Center

Meat Beat Manifesto is geen grote, bekende naam in de dance-scène, maar hij heeft toch een c.v. om ‘U’ tegen te zeggen: wegbereider voor vele stromingen binnen de dance (industrial, break-beat, drum&bass), inspirator van artiesten als The Chemical Brothers en The Prodigy en remixer van grote namen als Public Enemy, Bowie, Depeche Mode, Orbital en Nine Inch Nails. Veel van zijn albums zijn undergroundklassiekers en wereldwijd staat hij te boek als invloedrijke en experimentele vernieuwer binnen de elektronische muziek. Da’s niet mis. En het is waar, steeds probeert hij nieuwe dingen uit, en zoekt hij niches op die hij nog niet verkend heeft. Zijn nieuwe cd, At the Center, heeft wederom een experimenteel karakter.

~

Jack Dangers, de man achter Meat Beat Manifesto, is een man van principes; hij is vegetariër, anti-MacDonalds, pro-Greenpeace, pro-dierenrechten en anti-wapens. Geitenwollensokkentiepje, dus. Een ander principe van Meat Beat is dat hij steeds iets doet dat hij nog niet eerder heeft gedaan. Dat lijkt ook zijn nieuwe plaat weer te bewijzen: At the Center is een cd in The Blue Series, een serie waarop samenwerkingsverbanden te horen zijn tussen de meest vernieuwende elektronische producers en live-jazzmuzikanten. Dangers zorgt voor de beats, jazzmusici (en ook Dangers zelf) spelen er over heen. Het resultaat klinkt interessant, maar dit keer wel bekend.

Abstract karakter

At the Center heeft van alles wat: elektronische loungeritmes, veel instrumenten die er jazzy overheen spelen, psychedelische soundscapes en samples. Het geheel heeft een abstract, zweverig karakter gekregen en er zijn weinig up-tempo nummers. De eerste helft van de plaat heeft nog wel wat tempo, wat spirit, maar de laatste nummers op de cd zijn abstracter van karakter. Samples en sferische geluiden krijgen meer ruimte en de beats en melodieën worden naar het tweede plan verwezen. Meat Beat Manifesto is deze keer minder vernieuwend dan veel media het doen voorkomen. De crossover van elektronica, jazz en samples wordt namelijk al jaren door de muziekscène gecultiveerd. Denk maar eens aan The Future Sound of London, of aan de helft van de releases van het Ninja-Tune label, dar groot is geworden met hun mix van lounge, elektronica en jazzy hiphop.

At the Center zal geen klassieker geworden, ook niet in het undergroundcircuit. De plaat zal zeker ook niet als wereldschokkend of inventief de boeken in gaan. Deze crossover-paden zijn namelijk al vele malen bewandeld, hoewel Meat Beat Manifesto dit wel op een iets abstracter niveau doet dan de meeste anderen. Voor de muziekliefhebber die niet bekend is met het werk van Meat Beat Maniofesto is het een interessante plaat, kenners van Meat Beats oeuvre hadden wellicht op meer gehoopt.

Meat Beat Manifesto treedt op donderdag 22 september a.s. op in Paradiso, Amsterdam.

Kunst / Expo binnenland

The Hills Are Alive…

recensie: Strandbeesten in Oostenrijk

Het Oostenrijkse Linz is jaarlijks het toneel van Ars Electronica – Festival für Technologie und Gesellschaft. Op verschillende festivallocaties in het normaal gesproken slaperige stadje aan de Donau werd zes dagen lang aandacht geschonken aan het thema ‘Hybrid – Living in Paradox’. De titel biedt volop ruimte aan een breed scala van multimediale crossover tussen kunst, techniek, filosofie, wetenschap en maatschappelijke thema’s. De Nederlandse kunstenaar Theo Jansen ontving tijdens het festival de dit jaar (speciaal voor hem) in het leven geroepen Special Prize of the Jury in the Interactive Art Category voor zijn Strandbeesten, die tijdens het festival te zien waren op het centrale plein in de stad.

Technisch staaltje


Op de Hauptplatz van Linz staan we oog in oog met de Strandbeesten (Animari): skeletachtige wezens gemaakt van pvc-buis, petflessen, tie wraps en elastiek. De manshoge beesten zijn tot zijwaartse beweging in staat door middel van luchtdruk, die wordt opgebouwd in ‘windmagen’ (petflessen). Midden in de stad kan dat alleen met behulp van een compressor, maar het is de bedoeling dat de Standbeesten in hun natuurlijke habitat, het Nederlandse Noordzeestrand, de kracht van de wind gebruiken om de benodigde druk op te bouwen.
De kunstenaar laat verschillende Strandbeesten heen en weer draven in een met zand gevulde arena die in Artis niet zou hebben misstaan. Hij legt uit dat hij op dit moment werkt aan een waarnemingssysteem dat de beesten in staat moet stellen te reageren op omgevingsfactoren zoals water en (on)begaanbaar zand. Het uiteindelijke doel van zijn schepping is het zelfstandig voortleven van de Standbeesten.

Animaris Percipiere
Animaris Percipiere

Een voorzichtige observatie: de techniek van de voortplanting van de Animari lijkt nog in de kinderschoenen te staan.

Creatief met pvc-buis

Wie denkt dat de Strandbeesten van Theo Jansen slechts het resultaat zijn van obsessief geknutsel met pvc-buis en petflessen, vergist zich lelijk. Veeleer illustreren zij een vasthoudend onderzoek naar ontwikkeling en vormkracht. Zo laat de kunstenaar duizenden verschillende pootvormen een ‘pootjesexamen’ doen op zijn Atari (!) en deinst hij er niet voor terug verschillende soorten Strandbeesten op commando te laten uitsterven als zijn evolutie hierom vraagt. Ook de Linnaeus-achtige classificatie van de Animari en de tijdsschaal waarin zij zijn geplaatst (we bevinden ons op het moment in Jansens ‘Vaporum’), verwijzen naar veel meer denkwerk dan het puzzelen op verbindingen en krukassen van plastic buis en elastiek.

Silmarillion of Survival of the fittest?

Hebben we hier te maken met een creatieve prestatie op Tolkien-niveau of een wetenschappelijk onderzoek naar evolutie? De Strandbeesten laten zich niet zo makkelijk in een hokje duwen. Tijdens een presentatie van zijn werk lijkt Theo Jansen zelf wat schuw temidden van zijn publiek, maar zijn ogen beginnen te glinsteren als hij een gloednieuwe vinding, een slimme schakeling op perslucht, demonstreert. Even denken we: “Dus toch een knutselfanaat!” Maar als Theo uitlegt dat we aan de vooravond van een nieuwe tijd staan, waarin het Strandbeestbrein grote veranderingen zal doormaken, is het duidelijk dat we hem te kort doen als we zijn werk proberen te classificeren als louter techniek óf wetenschap óf kunst.

Theo Jansen met Strandbeest-hersencel
Theo Jansen met Strandbeest-hersencel

Klokkenmakers

Het is interessant om verder te denken over de rol die de kunstenaar zichzelf toebedeelt in zijn schepping. Ziet Theo Jansen zichzelf nu als de Bijbelse Vader van het (op den duur ideale?) Strandbeest, of is het zijn doel ‘natuurlijke’ ontwikkeling te faciliteren volgens onverschillige evolutionaire wetmatigheden? Ook hier lijkt de waarheid in het midden te liggen. Als schepper leeft Theo Jansen náást zijn schepping en laat hij als een ‘bijziende klokkenmaker’ een volgende stap in de ontwikkeling afhangen van het voorlopige succes van zijn creaties. Hij treedt weliswaar op als bemiddelaar tussen geest en stof, maar bepaalt wel degelijk zelf de spelregels van zijn ‘evolutie’; het proces wordt regelmatig bijgestuurd met vernuftige vindingen en strategische extincties.

Inleven

Het is verbazingwekkend hoe snel we aannemen dat het hier gaat om de evolutie van een diersoort – we staan immers nog steeds naar een grote hoeveelheid pvc-buis te kijken, waar de aanwezige kleuters klimrekmogelijkheden in beginnen te ontdekken. En toch is deze acceptatie niet zozeer de verdienste van de theorie van de kunstenaar, maar toch vooral die van de Strandbeesten zelf. Het ijle skelet van pvc-buis lijkt zo goed te passen bij een bestaan op wind en zand, dat het bijna pijnlijk is ze aan de voet van de Alpen in een dressuurbak te zien staan. De ontmoeting met de Strandbeesten roept bij de toeschouwer uiteenlopende reacties op. Lang niet iedereen kijkt verder dan de pvc-constructie, velen zijn nieuwsgierig, anderen hebben ontzag en een enkeling is ontroerd.
De Strandbeesten, maar zeker ook het scheppingsverhaal erachter, roepen vooral veel vragen op. Over techniek en pneumatische systemen, over evolutie en sturing door een schepper, over kunst en wetenschap, over leven en dood. Kortom: een rijke ervaring die voor herhaling vatbaar is.

Samenleven

Kunnen de Animari eigenlijk wel los van hun maker worden gezien? Een toeschouwer stelde de prozaïsche vraag hoe Theo Jansen het leven als Strandbeestenschepper financieel kan bolwerken. “They feed me and I… make them“, was zijn antwoord. Misschien ligt de oplossing van de voortplanting van de Strandbeesten wel in een dergelijke symbiose met de mensheid: Inblazing van leven door inspiratie. Het ziet ernaar uit dat de Strandbeesten dit mechanisme al helemaal op eigen houtje hebben ontwikkeld.

Geloof en wetenschap in Linz
Geloof en wetenschap in Linz

Waar de Animari hun schepper voorlopig nog wel voor nodig hebben, is sterven. Dat kunnen ze nu alleen nog op zijn gezag – of door slijtage. In dat opzicht hebben ze er sinds kort één natuurlijke vijand bij: de klimzuchtige kleuters uit het Oostenrijkse Linz.

Theo Jansen studeerde Natuurkunde aan de TU Delft, maar richtte zich al snel geheel op het kunstenaarschap. Al 15 jaar houdt hij zich bezig met de evolutie van de Animari. De kunstenaar is woonachtig in Nederland en stelt zijn atelier in Ypenburg regelmatig open voor publiek. Op de website www.strandbeest.com is te vinden wanneer deze open dagen plaatsvinden. De Strandbeesten zijn geregeld te zien tijdens exposities en evenementen. In de Amsterdamse wijk Geuzenveld staat een reusachtig exemplaar midden in een woonwijk. Op de genoemde website is een agenda beschikbaar van alle activiteiten rond de Strandbeesten.

Theater / Voorstelling

Experimenteer, met behoud van eigen identiteit

recensie: Isabella’s Room (Needcompany)

Nederlands theater is saai en voorspelbaar, en met het Nederlandse theaterpubliek is het nog triester gesteld: het durft niets aan en wil aan het handje door een lineair verhaal worden geleid. Het zijn misschien generalisaties, maar met deze opmerkingen verklaarde programmeur Cis Bierinckx vorige week donderdag waarom hij zo weinig Nederlandse voorstellingen voor het Theaterfestival selecteerde. De Belgen zijn nu eenmaal spannender, en durven grenzen te verkennen. Daarom ook vertrekken volgens Bierinckx succesvolle Nederlandse regisseurs als Johan Simons naar het zuiden; daar is het publiek echt geïnteresseerd, daar liggen dan ook de mogelijkheden voor interessant theater. Zie een voorstelling als Isabella’s Room van het Brusselse Needcompany; dit stuk heeft na België het buitenland veroverd – werd in Frankrijk zelfs uitgeroepen tot “beste buitenlandse voorstelling” -, en speelt nu een magere vier maal in Nederland.

Het is voor ons Nederlanders natuurlijk niet leuk om te horen, maar Bierinckx stelling is moeilijk te ontkrachten. Het spannendste experimentele theater uit Nederland wordt momenteel immers vormgegeven door een Belg: Guy Cassiers viert bij het Rotterdamse Ro Theater succes na succes met de vierdelige theaterbewerking van Prousts Op zoek naar de verloren tijd, en Cassiers’ Bezonken rood werd door Bierinckx als één van de weinige “Nederlandse” stukken opgenomen in de selectie van het Theaterfestival.

Expanded theatre

Foto: Maarten van den Abeele
Foto: Maarten van den Abeele

Dat de Belgen zo goed zijn in expanded theatre, zoals Bierinxcks theater buiten de grenzen van het traditionele theater noemt, komt niet uit de lucht vallen. Het experiment wordt in de Belgische cultuur sowieso meer gewaardeerd; Nederlandse kunstenaars die boven het maaiveld uitsteken trekken nog altijd een veel minder breed publiek dan vergelijkbare collega’s in België doen. De Belgische muziek-scene is ook veel vaker enthousiast over Bauer en Spinvis dan hun Nederlandse collega’s, die de twee maar al te vaak als overdreven aanstellers zien.
De Belgische experimentele theatertraditie komt onder meer voort uit het werk van Jan Fabre, de beeldend kunstenaar die het Belgisch theater in de jaren zeventig verraste door binnen een stuk te schakelen tussen verschillende stijlen, vormen en verhaallijnen. Dat beeldende kunstenaars nog altijd veel invloed op het Belgische theater hebben, blijkt onder meer bij Needcompany, het Brusselse gezelschap dat met Isabella’s Room schitterde op het Theaterfestival. Regisseur en artistiek leider Jan Lauwers is tevens beeldend kunstenaar, wat veelal leidt tot een warrige, maar herkenbare stijl waarbij filmbeelden, (live) muziek, zang, performance en beeldende kunst samenvloeien.

Seemannslieder

Foto: Eveline Vanassche
Foto: Eveline Vanassche

Isabella’s Room doet in veel denken aan de eveneens overdonderende voorstelling Seemannslieder. Het zou misschien flauw zijn hier een dooddoener als “on-Nederlands goed” te gebruiken, maar feit is dat Seemannslieder zijn vorm kreeg door de uitzonderlijke werkwijze van de Zwitserse regisseur Christoph Marthaler. In een al volledig ontworpen decor liet Marthaler de acteurs van ZTHollandia vrijelijk spelen, scènes ontwikkelen. Het verhaal was niet van belang, laat staan dat er iets moest worden overgebracht; het ging Marthaler er om mooi en beeldend theater te maken. Daarom ook stelde hij pas enkele dagen voor de première de volgorde van de steeds evoluerende improvisaties vast. Dat leidde eind 2004 tot een collage waarin muziek, gedichten en proza natuurlijk samenkwamen.

Vrijheid

De vrijheid die Seemannslieder uitstraalde, zag ik ook bij Isabella’s Room. Uitgangspunt van de voorstelling waren door Lauwers geërfde etnologische en archeologische objecten uit Afrika. Lauwers’ vader verzamelde de maskers, beelden en messen, die na diens dood aan de regisseur en beeldend kunstenaar vervielen. Op het podium zien we een uitgebreide selectie van de pronkstukken. De acteurs introduceren de walvispenis (zal het echt? En wat doet zo’n ding in een Afrika-collectie?), gebalsemde schildpaddenkop en exotische sierraden soepel aan het publiek, zich soms (opzettelijk?) vergissend in wat ze omhooghouden.

Foto: Eveline Vanassche
Foto: Eveline Vanassche

Op het eerste gezicht is dat misschien weinig uitzonderlijk, maar tegelijkertijd heb ik in Nederland nog nooit zulke persoonlijke en waardevolle decorstukken gezien. Maar Isabella’s Room is voor Nederlandse begrippen bijzonder omdat ook hier het verhaal niet belangrijk is. Er is wel een rode lijn, wat voor ons Nederlanders erg prettig is, maar het niemendalletje dat het verhaal is, dient slechts als leidraad, waar na allerhande absoluut niet noodzakelijke uitstapjes met een gerust hart teruggekeerd kan worden. Zang, dans en werkelijk goed toneelspel (actrice Viviane de Muynck behoort toch de Belgische top) wisselen elkaar op deze manier af, zonder dat het geheel moeilijk of onoverzichtelijk wordt.

Engagement

Theater waarbij niet het verhaal, geen boodschap voorop staat vind je weinig in de Nederlandse theaters. Maar schuilt daarin misschien niet juist ook één van de krachten van Nederlandse theatermakers? Zij bieden immers stukken die behapbaar en bekritiseerbaar zijn, in plaats van ver doorgevoerde vormexperimenten. Want een risico dat loert als “het verhaal” niet meer van belang is, is dat de voorstelling onbegrijpelijk wordt en veel te veel pretendeert. Voorstellingen waarbij het publiek zelf alles moet invullen, en waarbij het dan ook aan de bezoeker zelf ligt als hij het niet begrepen heeft.
Bierinckx kijkt in zijn beoordeling van het Nederlandse theater door een wel erg cultuurgebonden-bril; hij veroordeelt al op het uiterlijk, en komt zodoende niet eens meer aan het inhoudelijke toe. Daardoor mist hij de kracht van misschien niet vernieuwend, maar daarom niet minder opwindend geëngageerd Nederlands toneel. In het begin dit jaar opgevoerde Nu hield Annette Speelt bijvoorbeeld een heerlijk vlammend pleidooi voor theater op de barricades, ook leggen kleine kwaliteitsgezelschappen als het NNT en Growing up in Public de vinger iedere voorstelling weer op een pijnlijke plek, en zei Johan Simons niet ooit dat hij ervan droomt dat Tweede Kamer-leden beroepshalve vragen over zijn werk stellen? Nu is dat laatste tegenwoordig welhaast onbereikbaar, maar de voorbeelden geven wel aan dat ook in Nederland theater met passie wordt gemaakt, en dat het niet slechts dient om de massa te behagen, zoals Bierinckx suggereert. Zo slecht doen “wij Nederlanders” het dus helemaal niet, ook al zijn er veel mislukte voorstellingen op de planken – geloof overigens maar niet dat dat in België anders is. In Nederland mist alleen soms de afwissling; een geslaagd experiment op zijn tijd is immers een verademing om naar te kijken. En als dat betekent dat er vijf “hoogdravende” voorstellingen moeten worden gemaakt om tot één zo’n fantastisch product als Seemannslieder of Isabella’s Room te komen, is mij dat de investering al waard. Dus, Nederlandse theatermakers: experimenteer, met behoud van engagement.

Boeken / Fictie

Een luchtige Auster

recensie: Paul Auster - Brooklyn dwaasheid

In Brooklyn dwaasheid laat Paul Auster ons kennismaken met verteller Nathan Glass; een man in de herfst van zijn leven, herstellende van kanker en gebrouilleerd met zijn enige dochter. Op zoek naar een “plek om rustig dood te gaan”, verhuist hij terug naar Brooklyn, de stad van zijn prille jeugd waar hij zijn echtscheiding overdenkt en begint te schrijven aan wat hij het Boek van de menselijke dwaasheid noemt. Hierin doet hij verslag van “elke blunder, iedere dwaasheid en iedere tekortkoming van zijn carrière als man”. Het boek dat wij als lezer onder ogen krijgen lijkt het product te zijn van deze inspanningen.

Kort na zijn verhuizing ontmoet Nathan onverwacht zijn neef Tom Wood (de namen Wood en Nathan fungeren, zoals wel vaker in Austers werk, als verwijzing naar bepaalde eigenschappen van de mannen). Hij is de persoon waar het verhaal eigenlijk om draait, aldus Nathan. Tom, ooit briljant student Amerikaanse literatuur op weg naar een zonnige toekomst, werkt nu in een tweedehands boekhandel. Hier probeert hij boven de catalogi die hij samenstelt zijn mislukte academische carrière te verwerken. Na drie jaar worstelen met zijn dissertatie gooide Tom de handdoek in de ring en ging hij aan het werk als taxichauffeur. Dankzij Harry Brightman en zijn tweedehands boekhandel werd hij gered van zowel een sociaal isolement als van zijn taxi. Inmiddels is hij kilo’s zwaarder en niet langer de oude “Ongelooflijke Tom”.

Nieuwe identiteit

Harry Brightman, voorheen gezegend met de veelzeggende achternaam “Dunkel”, heeft zelf ook allerminst een verleden zonder problemen. Zijn boekhandel is ontstaan door een samenloop van omstandigheden: een gestrand huwelijk, een fraudezaak en een gevangenisstraf. Met een nieuw aangemeten identiteit beproeft hij nu zijn geluk met een boekhandel en een positievere achternaam.

De drie mannen (Nathan, Tom en Harry) vinden elkaar temidden van hun teleurstelling in het leven, en samen mijmeren ze over een plek “waar je kunt leven op je eigen voorwaarden”, over “een innerlijke schuilplaats” en over een “hotel van het bestaan”. Uitzichtloosheid en de zoektocht naar betekenis spelen in de roman een grote rol. Deze worden verbeeld door de drie mannen die ieder op hun eigen manier zoeken naar een plek in de wereld. Alle drie representeren ze ook een verschillend aspect in het leven van de man. Zo speelt bij Tom de mislukte carrière een rol, worstelt Nathan met ziekte en is Harry de homoseksuele ex-gevangene met een gouden hart. Bovendien worstelen ze alledrie met de liefde.

Vrouwen

Vrouwen spelen in de roman een marginale, hoewel belangrijke rol. Zoals bijvoorbeeld Toms zus Aurora, een losgeslagen rebel, en haar dochter Lucy. Of de serveerster Marina en de sieradenmaakster Nancy Mazzucchelli en haar moeder Joyce. De goede vrouwen zijn overleden (de zus van Nathan en moeder van Aurora en Tom) en de slechte vrouwen leven nog (Nathans ex-vrouw Edith en Harry’s ex Bette); ze verblijven allen in de schaduw van de mannelijke personages.

Luchtig

Anders dan Austers vorige romans is Brooklyn dwaasheid een luchtige roman, een simpel verhaal qua opzet en stijl. De hoofdpersonen zijn alledrie op zoek naar hun lot en proberen het verleden te verwerken. De dochter van Toms zus Lucy helpt hen hierbij. Zij leidt Nathan en Tom van Brooklyn naar Vermont op een reis die hen beiden aanzet tot denken en hen inspireert hun leven te veranderen.

~

Auster schrijft vanuit één personage, in dit geval Nathan Glass, en dat komt soms gekunsteld over. Zo klinken zijn beweringen over het leven hier en daar als gemeenplaatsen en cliché’s. De wendingen in het verhaal zijn ook allerminst verrassend, terwijl Auster juist om zulke verrassingen bekendstaat. Daarnaast zijn sommige stukken ronduit sentimenteel. Dit kan met opzet zijn gedaan omdat Nathan immers in de herfst van zijn leven verkeert en misschien een wat sentimentele kijk op de dingen heeft, maar het heeft niet altijd een positief effect op de leesbaarheid. Verder heeft de verteller de ietwat irritante gewoonte om mee te delen dat er iets staat te gebeuren; hij doet dit op een manier die mijns inziens volkomen nutteloos is.

Wij konden op dat moment niet vermoeden (de feiten zouden pas later bekend worden) dat onze kleine meid het restaurant via een achterdeur verlaten had (…).

En zo gaat het nog een tijdje door…

Rammelend

Auster lijkt een luchtig verhaal voor ogen gehad te hebben. In die zin is Brooklyn dwaasheid geslaagd. Het leest ‘lekker weg’, hoewel de vertaling hier en daar rammelt (denk bijvoorbeeld even na over deze prachtig vertaalde zin: “In de eerste plaats omdat zij ik niet zijn.”), dit merk je onder meer aan de manier waarop de sentimentele bespiegelingen van Nathan worden beschreven:

Ik had het glas sinaasappelsap in mijn rechterhand, en terwijl zij het van mij wilde aanpakken, stortte haar hemel in.

Het boek lijkt in veel opzichten te verwijzen naar eerder werk en eerdere personages van Auster, in die zin speelt de auteur opnieuw met ambiguïteit en ambivalentie. Brooklyn dwaasheid moet echter gezien worden als het toetje na de wat zwaardere maaltijden die Auster ons voorschotelde met Het boek der Illusies en Orakelnacht. Een toetje dat vergeleken met zijn maaltijden bijzonder makkelijk te verteren is, maar die je in tegenstelling tot zijn voorgangers dan ook niet lang bijblijft.

De Amerikaanse editie van deze roman zal pas in november verschijnen.
Paul Auster • The Brooklyn Follies • Uitgever: Faber & Faber (import via Nilsson & Lamb) • Adviesprijs: €18,95 (gebonden) • ISBN: 0571224970

Boeken / Achtergrond
special: Roald Dahl - Vijftien jaar na zijn dood

Een gouden ticket

13 september 2005. Het is precies negenentachtig jaar geleden dat een van de grootste kinderboekenschrijvers ooit het levenslicht zag en iets minder dan vijftien jaar geleden dat hij stopte met schrijven in het idyllische houten hutje achterin zijn tuin, omdat hij bezweek aan kanker en deze wereld verliet. Het onlangs opnieuw verfilmde Sjakie en de chocoladefabriek, De fantastische meneer Vos, De Griezels, Matilda – ze behoren tot de erfenis die Roald Dahl (1916-1990) achterliet toen hij stierf. Gelukkig is deze schrijver nog allerminst vergeten: op zijn geboortedag wordt de nationale Dahl-dag georganiseerd.

Vooral bibliotheken organiseren velerlei activiteiten, zoals voorlezen, recepten bedenken en een chocoladetaartwedstrijd (beter chocolade dan snoskommers!), soms vergezeld van het verzoek in stijl te komen. Sinds 11 juni j.l. is het bovendien mogelijk het Roald Dahl-museum te bezoeken, waar zich onder andere originele documenten, een replica van Dahls schrijfhutje en veel op kinderen gerichte spelen bevinden.

Black-outs

~

Dahl is geboren in Wales. Zijn Noorse ouders vernoemden hem naar Roald Amundsen, een Noorse ontdekkingsreiziger die in 1911 de eerste was die met zijn expeditie de Zuidpool bereikte. Toen hij drie was, stierven zijn oudste zuster en zijn vader. Hij had veel steun aan zijn moeder, op wie hij later de grootmoeder in De Heksen baseerde. Het grootste deel van zijn jeugd bracht Dahl door op kostscholen, waar hij geen aangename herinneringen aan overhield. Op zijn achttiende ging hij niet naar de universiteit, zoals zijn moeder verwachtte. In plaats daarvan werd hij verkoper voor de Shell. Vijf jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit, waarin Roald Dahl werd opgeleid tot gevechtspiloot. Hij schreef twee autobiografische boeken: Boy, over zijn schooljaren, en Solo, dat vooral over zijn oorlogsjaren gaat. Omdat hij aan een crash black-outs overhield, keerde hij vroegtijdig terug naar Engeland, waar hij vrij snel zijn eerste verhaal publiceerde waarin hij zijn eigen ervaringen uit de oorlog verwerkte.

Kinderboeken

Dahls eerste kinderboek was The Gremlins, dat gepubliceerd werd in 1943. In de periode daarna hield hij zich vooral bezig met het schrijven van verhalen voor volwassenen, tot in 1961 De reuzenperzik verscheen. Pas op dat moment begon hij weer met het schrijven van kinderboeken, wat vooral voortkwam uit het feit dat hij onderhand zelf kinderen had. Over de vijf kinderen die hij kreeg in zijn huwelijk met Patricia Neal, een Broadway-actrice, zei hij:

Als ik geen kinderen had gehad, zou ik geen kinderboeken hebben geschreven, noch zou ik daartoe in staat zijn geweest.

In 1983 scheidde hij na dertig jaren huwelijk, om te hertrouwen met Felicity Crossland, met wie hij samenbleef tot hij stierf in 1990.

Het absurde

Voor zijn verhalen putte Dahl vooral uit zijn eigen leven: zo zijn de Noorse mythen die hij leerde terug te vinden in De heksen, en baseerde hij Sjakie en de chocoladefabriek op zijn jeugd, toen een nabijgelegen chocoladefabriek de schooljongens vroeg hun chocolade te testen. Daarbij schuwde hij er echter niet voor om zijn eigen ervaringen van een afwijkend randje te voorzien. Hierover heeft Dahl ooit gezegd:

Kijk met glinsterende ogen naar de hele wereld om je heen, omdat de grootste geheimen altijd verborgen zijn op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Zij die niet in magie geloven, zullen haar ook nooit vinden.

~

Deze uitspraak is zondermeer van toepassing op Dahls eigen werk. Zowel in zijn kinderboeken als in zijn verhalen voor een wat ouder publiek zocht hij naar het absurde (wat er onder meer voor zorgde dat een aantal afleveringen van de tv-serie Tales of the unexpected op zijn boeken gebaseerd werd). Dit is duidelijk terug te zien in zijn bekende verhalen. Het weesje Sofie kijkt haar ogen uit als ze ontdekt dat er hordes mensenetende reuzen bestaan. De briljante Matilda weet niet wat ze hoort als een ouder meisje haar vertelt dat het schoolhoofd, ‘De bulstronk’, kinderen aan hun vlechten rondzwaait. De armoedige Sjakie weet niet wat hij ziet als hij in de chocoladefabriek vier op en top verwende kinderen met hun ouders tegenkomt. Dahl beschrijft in zijn kinderboeken veelvuldig kinderen die het niet erg getroffen hebben, maar toch verstandiger blijken te zijn dan veel van de volwassenen – en ook een groot deel van de kinderen – om hen heen. Vaak wordt dat gecompenseerd met een ‘goede’ volwassene, zoals de opa van Sjakie.

Verguisd

~

Zijn kinderboeken leverden Dahl niet alleen maar lof op. Veel volwassenen verguisden zijn boeken vanwege het lage morele karakter, de karikaturale manier waarop volwassenen werden neergezet en het feit dat de kinderen hun daden zonder enige verantwoordelijkheid of consequenties kunnen begaan. Ook wordt hem verweten teveel gruwelijke gebeurtenissen te verweven in zijn kinderboeken. Zelf heeft Dahl daarover gezegd dat alles wat vreselijk is, in fictie vooral grappig wordt. Zijn samenwerking met tekenaar Quentin Blake illustreert dat: Blake was in staat Dahls fantasie luchthartig op papier te zetten. Het doet aan zijn populariteit niets af, want ook nu nog gaan ieder jaar een miljoen exemplaren van zijn boeken over de toonbank.

Alle verhalen

Hoewel Roald Dahl vooral bekend is als kinderboekenschrijver, heeft hij toch ook een groot aantal verhalen voor volwassenen geschreven. Al deze verhalen (maar liefst 53 stuks) zijn gebundeld in het vuistdikke Alle verhalen. Iets meer dan een maand geleden kwam de veertiende druk van deze omnibus uit. Het eerste deel van zijn fictionele verhalen wekt vaak nog de indruk van een volstrekt normale situatie, maar in de laatste alinea’s zit vrijwel altijd een absurde wending verborgen. Een vader die zijn uitgehongerde dochtertje koninginnegelei uit zijn bijenkorven geeft, omdat bijen daar hard van groeien, een man die erin toestemt dat zijn hersenen na zijn dood in leven worden gehouden: eenvoudig, maar meeslepend geschreven.

Dahls magie blijft.

Roald Dahl • Alle verhalen • Vertaald door E. Hoog e.a • Uitgeverij Meulenhoff • Prijs: €17.50 (paperback) • 735 pagina’s • 14e druk • ISBN 9029076585

Kunst / Achtergrond
special: Fotomanifestatie Noorderlicht

Noorderlicht 2005: Traces and Omens

In tegenstelling tot vorig jaar vindt de hoofdtentoonstelling van de Noorderlicht fotomanifestatie dit keer plaats in het centrum van Groningen (locatie: Der Aa-kerk). De centrale vraag bij deze editie is of een bevroren fractie van een seconde recht kan doen aan de veelzijdigheid van een gebeurtenis. Het gaat hier dus om de verbeelding van de tijd. Tweeënveertig fotografen uit achttien verschillende landen trachtten met hun stilstaande beelden de tijd weer in beweging te zetten. Volgens de organisatie is er ook nu weer sprake van een combinatie van artistiek en maatschappelijk engagement. Zo worden sociale reportages en familieverslagen afgewisseld met geënsceneerde en landschapsfotografie.

Douwe Draaisma, bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, merkt in zijn voorwoord in de catalogus terecht op dat het soms lijkt ‘alsof alleen pijn een geheugen heeft’.
Ook onze journalistieke berichtgeving lijkt voornamelijk gericht op ellende. Omdat een foto meer zegt dan 1000 woorden (de meeste mensen zijn immers visueel ingesteld), is het de taak van de fotograaf om onze niet aflatende ‘honger’ te stillen. Draaisma geeft aan dat ‘ons geheugen oude versies weggooit’ – een verklaring voor het feit dat we iedere keer opnieuw kunnen worden geraakt door een foto. De fotografie zou ons volgens hem herinneren aan ‘wat we ons niet meer kunnen herinneren’ en in die zin fungeren als een extern geheugen.
Bas Heijne ziet voor de fotografie vooral een rol weggelegd als tegenhanger van de beeldenstroom van de massa-industrie. De fotografie zou nog ruimte laten voor de verbeelding van het individu door te focussen op zaken die ‘doorgaans ongezien aan ons voorbijtrekken’.

Menselijk drama

Foto: Paul Fusco (1930).
Foto: Paul Fusco (1930).

Het leed waar Draaisma over spreekt, zien we bijvoorbeeld terug in de portretten van Paul Fusco (1930). Fusco bracht voor zijn serie Chernobyl Radiation (1997) een bezoek aan een aantal kinderdagverblijven in het Russische Minsk en fotografeerde de gevolgen van de nucleaire ramp in Chernobyl (1986). Het leverde hartverscheurende taferelen op van mismaakte kinderen. Zoals het portret van de kleine jongen in de rolstoel die met een van pijn verkrampt gezicht in de camera kijkt.
Ook Francesco Zizola (1962) kiest voor de tragiek wanneer hij jonge mensen portretteert die aan aids lijden. Als gevolg van een grootschalige aidsepidemie zal de gemiddelde levensverwachting in Mozambique in het jaar 2010 gedaald zijn tot 27. De titel van zijn fotoserie, The Silent Atomic Bomb (2002), is afgeleid van een speech van de minister-president van Mozambique waarin deze waarschuwde dat de gevolgen van de aidsepdidemie voor Afrika groter zullen zijn dan wanneer er een atoombom op het continent zou vallen.
De fotoserie Faith in Chaos van Pep Bonet (1974) focust op de gevolgen van de burgeroorlog in Sierra Leone (1991-2001). Tienduizenden mensen vonden daarin de dood, terwijl nog eens honderdduizenden werden verkracht, verminkt en tot slaaf werden gemaakt. Bonet legde vast hoe de inwoners van Sierra Leone aan het einde van de oorlog trachtten een nieuw bestaan op te bouwen. Hoe schrijnend de situatie ook is, we worden tegenwoordig overspoeld met dit soort menselijk drama.

Natuur

Fotograaf David Maisel (1961) kiest voor een andere invalshoek. Bij hem staat niet het menselijk drama centraal, maar juist de natuur. Voor The Lake Project ging Maisel op zoek naar locaties die door menselijk handelen onherstelbaar zijn beschadigd. Hij fotografeerde ze vanuit de lucht. Het leverde prachtige abstracte kleurencomposities op die bol staan van de tragiek.
Stephen Dupont (1967) reisde voor zijn serie Tsunami Aftermath (2005) twee weken na de tsunamiramp naar het Indonesische Banda Atjeh, het plaatsje dat zich het dichtst bij het epicentrum bevond. Het enige dat hij aantrof was chaos en ellende.
Dupont: ‘There was no emotion in that place. Everything was dead and lost’.

De herinnering

Foto: Brigitte Grignet
Foto: Brigitte Grignet

Bo Hai (1962) gaat iets subtieler te werk bij zijn reconstructie van de geschiedenis. Hai, die in 2001 werd uitgenodigd voor deelname aan de Biënnale van Venetië, gebruikt fotografie voor het vastleggen van herinneringen. In DUSK (2002) plaatst hij portretten van familieleden naast afbeeldingen van locaties die centraal staan in hun leven. De betrokkenheid bij zijn onderwerp in combinatie met het gevoel voor compositie en het serene kleurenpalet maakt deze reeks tot één van de spaarzame hoogtepunten van Noorderlicht 2005. Ook in het werk van Miyako Ishiuchi (1947) staat de herinnering centraal. Na het overlijden van haar moeder in 2001 besloot ze dier bezittingen – lippenstift, haarborstel en jurk – te fotograferen. Volgens de catalogus wordt hier het verhaal verteld van een zelfbewuste jonge vrouw. Ik zie het er niet in terug. Daarvoor zijn de foto’s net iets te vrijblijvend.

Geënsceneerde fotografie

Foto: Michael Najjar.
Foto: Michael Najjar.

De afdeling geënsceneerde fotografie is dit jaar vertegenwoordigd met ondermeer de Amerikaan Larry Fink (1941) en de Brit Owen Logan (1963). Finks serie Forbidden Pictures (2001) blijkt een eigentijdse variant op de schilderkunst van de Neue Sachlichkeit (onder anderen Otto Dix en George Grosz) en staat kritisch tegenover de wereldpolitiek van de regering-Bush. Forbidden Pictures was vanwege de aanslag op het World Trade Centre van 11 september 2001 pas in 2004 voor het eerste te zien in de Verenigde Staten. De expositie leidde er destijds tot een storm van protest. Met name ‘Bush” hand op de borst van een jonge vrouw schoot veel conservatieve Amerikanen in het verkeerde keelgat.

Nederlandse afvaardiging

Foto: Anoek Steketee (1974).
Foto: Anoek Steketee (1974).

De Nederlandse Christien Meindertsma (1980) kwam in 2003 plots in het nieuws met haar fotoserie Checked Bagage. Op een veiling in Amsterdam kocht zij onder andere 410 zakmessen, 211 flessenopeners en een aansteker in de vorm van een kogel. Deze huishoudelijke voorwerpen werden door de douane op Schiphol in één week in beslag genomen. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd dergelijk materiaal plots beschouwd als ‘potentieel gevaarlijk’. Treffender had de algehele paniek niet weergegeven kunnen worden! Toch is landgenoot Anoek Steketee (1974) stiekem interessanter. Voor de serie Frontstage stelde Steketee zich de vraag of het beeld dat Westerse media van Iran schetsen overeenkomt met de werkelijkheid. Wat is bijvoorbeeld de positie van het individu in de Iraanse maatschappij? Steketee constateerde in die context een tweedeling tussen de vrije binnenruimte en de aan regels gebonden buitenruimte, waarbij ze overeenkomsten signaleerde met theatervoorstellingen. Bij het poseren vroeg zij mensen daarom te doen alsof ze zich in een theaterscène bevonden.
Haar sferische portretten bezitten een sterk sprookjesachtig karakter.

Wat vonden we ervan?

Het thema van dit jaar is zo vreselijk nietszeggend, dat je er alle kanten mee uit kunt.
Natuurlijk kunnen we niet oordelen over het niveau van de andere inzendingen, maar toch heb ik mijn twijfels bij de relevantie van een aantal fotoseries (Stephen Gill, Harvey Benge). Het maatschappelijk engagement waar de organisatie van spreekt, blijkt in de praktijk slechts een minieme rol te spelen. Misschien moet de Noorderlicht-organisatie zich eens gaan afvragen wat ze nu precies wil.

Film / Films

Leven en lijden van de kunstenaar

recensie: Kieslowski's Amator

In de even uitgelezen als dure reeks ‘Europese Klassieken’ van NRC Handelsblad (€ 24,95 per DVD, met extra’s van wisselende kwaliteit) verscheen als juli-schijf Krzysztof Kieslowskis Amator. Die film handelt over de klungelige Filip Mosz (een rol van acteur en regisseur Jerzy Stuhr, die ook meehielp het script voor Amator te schrijven), die een dure, nieuwe filmcamera gekocht heeft om zijn pasgeboren kind te kunnen vastleggen.

~

Krzysztof Kieslowski werd in zijn geboorteland Polen eerst bekend als documentairefilmer. Amator, één van Kieslowski weinige vroege fictiefilms, bracht hem in 1979 internationale roem. Toch zal de regisseur waarschijnlijk eerder de geschiedenis ingaan vanwege de latere Dekalog (tien televisiefilms over de tien geboden, waarvan enkele episoden later versneden werden tot A short film about killing en A short film about love) en de nog latere trilogie Trois Couleurs (onder andere geïnspireerd op de drie kreten van de Franse Revolutie: liberté, equalité & fraternité (en de bijbehorende kleuren)). Amator is heel klein en weinig abstract van opzet, met een ‘normaal mens’ als hoofdfiguur, en daardoor spreekt de film misschien wat makkelijker aan bij een groter publiek.

Morele verwarring

Filip heeft bepaald niet het meest gemakzuchtige tijdverdrijf gekozen. Niet iedereen houdt ervan om gefilmd te worden, en niet iedereen houdt van filmers. De opgewekte, kluchtige sfeer waarmee de film begint, dendert al gauw bergafwaarts als steeds meer mensen invloed willen uitoefenen op Filips nieuwe hobby. Op die manier snijdt Kieslowski in Amator de eisen en verantwoordelijkheden aan die komen kijken bij het kunstenaarschap. Arme Filip wordt verscheurd door de loyaliteitskwesties waarin hij verzeild raakt. Moet Mosz zich op zijn kop laten zitten door zijn baas en de misstanden in de fabriek en in de dorpspolitiek toch maar niet filmen? Is de mevrouw van de filmliga wel echt geïnteresseerd in zijn films, of zegt ze dat om Filip te verleiden? Dan kiest ze wel het goede moment, want de relatie met zijn vrouw Irka staat onder druk, omdat zij graag wil dat hij het filmen maar helemaal op zou geven: Filip besteedt de laatste tijd meer aandacht aan de camera dan aan zijn prille gezin. Filips vertwijfeling past goed in de Poolse stroming waartoe Kieslowski gerekend werd, en die bekend stond als de school van ‘morele verwarring’. Die had als streven ethische verantwoordelijkheden te schetsen en te onderzoeken.

Je hebt kwaliteit en je hebt kwaliteit

Stuhr volvoert Moszs gewetensstrijd met verve, en daarom is het jammer dat onder het kijken toch het vermoeden rijst dat NRC (en distributeur Homescreen) zich er misschien met een jantje-van-leiden vanaf heeft proberen te maken. Vooral in het begin, tijdens een nachtelijke scène, laat de beeldkwaliteit te wensen over, en naarmate de verwikkelingen complexer worden, vraag je je af of de ondertiteling niet af en toe een steekje laat vallen. Anderzijds dient NRC geprezen te worden om het uitstekende initiatief om een selecte groep films uit te brengen op DVD, die anders nooit, of pas na lange tijd, op die manier zouden verschijnen. En het schijnbare succes van de serie bewijst dat er wel degelijk een markt bestaat voor deze verzameling ‘kwaliteitsklassiekers’ (al verstaan de termen ‘markt’ en ‘kwaliteit’ elkaar vaak slecht).

Filips strubbelingen zijn niet van alle, maar misschien wel van deze tijden: wat de maatschappelijke en persoonlijke verantwoordelijkheden van de kunstenaar zijn, is op dit moment even relevant als vijfentwintig jaar terug, toen Polen nog achter het IJzeren Gordijn lag. Dat maakt de film alleen maar achtenswaardiger. Ondanks de typische Oost-Europese kledij en interieurs spreekt Amator ook nu nog aan.

Boeken / Fictie

Excentriekelingen in Engeland

recensie: Elias Canetti - Party tijdens de blitz: de Engelse jaren

Hoewel Elias Canetti (1905-1994) met het fantastische Het martyrium slechts één roman op zijn naam heeft staan en verder ook niet heel veel fictie geschreven heeft, staat hij toch bekend als een van de grootste Duitse prozaïsten van de twintigste eeuw. Deze roem heeft hij vooral te danken aan zijn befaamde driedelige autobiografie: De behouden tong, Fakkel in het oor en Het ogenspel. Het door Elly Schippers vertaalde Party tijdens de blitz: de Engelse jaren, het vierde en niet geheel voltooide deel van deze autobiografie, doet ondanks het ietwat fragmentarische karakter ervan niet tot nauwelijks onder voor zijn drie voorgangers.

Party tijdens de blitz zou tot het genre van de bekentenisliteratuur gerekend kunnen worden, met als kanttekening echter dat je over Canetti persoonlijk maar weinig te weten komt. Een scherp, diepzinnig en sprankelend boekje vol memorabele portretten van bekende en minder bekende personen. Er komen uiteenlopende figuren in voor over wie Canetti telkens iets verassend te zeggen heeft. Zo lezen we over het bokkengezang van Bertrand Russel, over de roem van de door Canetti verfoeide T.S. Elliot (“Zal men zich daar ooit voldoende voor schamen?”), over de conservatieve Enoch Powell die trekjes heeft van een demagoog, en natuurlijk over de vele Engelse parties die zelfs tijdens de Blitz hun doorgang vonden.

Onzichtbaar

~

Aanvankelijk ging Canetti naar Engeland om aan het misdadige regime van Hitler te ontsnappen, maar ook na de oorlog bleef hij er nog lange tijd wonen, wat al aangeeft dat het hem er meer beviel dat hij zelf wilde toegeven. In Engeland was Canetti destijds nauwelijks bekend. Het Martyrium was nog niet in het Engels vertaald, waardoor vrijwel niemand het had gelezen (Canetti vertelt over de plannen van een ‘vriendin’ om het te vertalen). Dit maakte Canetti zo goed als onzichtbaar in de hoogmoedige societykringen van Engeland, waarover de door Canetti zo gehate T.S. Elliot de scepter zwaaide en waar een schrijver zonder aantoonbaar oeuvre nauwelijks meetelde. Voor Canetti was dit nauwelijks een ramp. Iemand als hij functioneert het best als observator en daarvoor kun je beter maar onzichtbaar zijn. Dat betekent niet dat hij zijn tijd in eenzaamheid moest doorbrengen. Hij had vele excentrieke vrienden en kennissen, waarvan de meeste geregeld opduiken in Party tijdens de blitz.

Iris Murdoch

Een van de meest verassende portretten is die van Iris Murdoch. De anders altijd zo milde Canetti gaat behoorlijk tekeer tegen zijn vroegere minnares. Hij beschrijft haar als een kleinburgerlijke alleseter, die zowel qua ideeën als qua minnaars weinig kieskeurig was. Tijdens het lezen van dit haatdragende portret kun je je niet aan de indruk onttrekken dat Canetti niet helemaal eerlijk is als hij zegt:

Dit is de enige keer in mijn leven geweest dat ik met een vrouw was die ik niet interessant vond om de liefde mee te bedrijven.

Waarom dan toch zo’n rancuneuze afrekening? Niemand, zelfs T.S. Elliot niet, krijgt er zo van langs als Murdoch. Haar vierentwintig romans staan volgens Canetti vol met Oxford-gebazel en haar filosofische werk is niet om door te komen. En er is nog wel meer mis met haar:

Ze neemt niets helemaal aan, ze wijst niets helemaal af, het blijft alles bij elkaar onafgerond, ongevaarlijk en tolerable (Engels voor dragelijk).

Alles bij elkaar levert Canetti’s tirade een fascinerend portret op dat ongetwijfeld niet ver bezijden de waarheid is, maar dat wel buitenproportioneel lijkt voor iemand die zo oninteressant zou zijn. Als hij over Murdoch praat lijkt Canetti alle voorzichtigheid uit het oog te verliezen en de kraan volledig open te zetten. Zo vertelt hij in geuren en kleuren over de aanvang van de ietwat kille copulatie, die plaatsvond op Canetti’s bank. Zoiets kom je in de portretten van Canetti’s andere minnaressen nergens tegen.

Onvoltooid

Het grootse van Canetti’s proza is dat het niet uitmaakt of je de mensen waarover hij schrijft wel of niet kent. Canetti weet ze zo neer te zetten dat ze een universeel karakter krijgen en ze je vrijwel direct gaan interesseren. Het doet er daarbij niet eens zo heel veel toe of het nu om Churchill of om een filosoferende straatveger gaat. Het is goed te merken dat Canetti nog niet de laatste hand had gelegd aan zijn Engelse memoires. Hij herhaalt zichzelf verschillende keren en stopt soms erg abrupt. Bovendien is Party tijdens de blitz, in tegenstelling tot de andere drie autobiografische werken, geen chronologisch geordend geheel geworden. Deze onvoltooidheid doet echter niks af aan Canetti’s sprankelende proza.

Boeken / Kunstboek

Ruud Schenk – US in NL. Amerikaanse Kunst in Nederlandse Musea 1945-2002

recensie: US in NL. Amerikaanse kunst in Nederlandse musea 1945-2002

In deze populair-wetenschappelijke verhandeling geeft Ruud Schenk, als conservator moderne kunst verbonden aan het Groninger Museum, een overzicht van de naoorlogse Amerikaanse kunst die in het bezit is van Nederlandse musea. Schenk stelt dat tot op heden ‘slechts enkele musea hun bezit geheel of gedeeltelijk in bestandscatalogi hebben vastgelegd’. Toch is kennis van die geschiedenis volgens hem van groot belang voor het voeren van een gefundeerd museumbeleid.

Louis Morris, Alpha Sigma, 1961. Olieverf op doek. Collectie: Van Abbemuseum
Louis Morris, Alpha Sigma, 1961. Olieverf op doek. Collectie: Van Abbemuseum

Oorsponkelijk had de auteur de intentie om ‘de’ Amerikaanse kunst, dat wil zeggen kunst uit de Verenigde Staten, in Nederlands museumbezit te catalogiseren. Om praktische redenen werd aan die ambitie een aantal beperkingen gesteld. Zo is alleen kunst van na 1945 opgenomen; enerzijds omdat kunst van vroegere datum weinig in Nederlandse musea is vertegenwoordigd, anderzijds omdat de Verenigde Staten zich pas na 1945 gingen manifesteren in de internationale kunstwereld (startpunt: Abstract Expressionisme van Jackson Pollock en Willem de Kooning). Tot aan dat moment gold Europa als het ‘beloofde land’: “Amerikanen die aan het begin van de negentiende eeuw kunstenaar wilden worden, moesten voor een behoorlijke opleiding eerst naar Engeland of Frankrijk…”.
Een tweede beperking betreft de vraag wie als Amerikaans kunstenaar kan worden beschouwd. Uiteindelijk werd besloten de ‘nationaliteit’ van de kunstenaars voor een deel te negeren en mede te kijken naar wie als kunstenaar ‘volwassen’ is geworden in de VS. Zo kan het verkeren dat kunstenaars als Marcel Duchamp en Christo niet zijn opgenomen, en de in Rotterdam geboren De Kooning wel.
Een derde beperking betreft het materiaal en de techniek. Toegepaste kunst zoals meubels, textiel, keramiek, glas en grafische vormgeving blijven buiten beschouwing. Qua fotografie is alleen werk opgenomen dat zich manifesteert als ‘kunst voor aan de wand’ – een definitie die ons doet gruwelen. Zodoende ontbreken belangrijke fotografen als Diane Arbus, Larry Clark en Nan Goldin. Hieruit blijkt eens te meer dat fotografie en kunst ook anno 2005 nog altijd een moeizame relatie onderhouden.

Scepsis

Malcolm Morley, Ship's dinner party, 1966. Magnacolor-acrylverf op doek. Collectie: Centraal Museum, Utrecht.
Morley, Malcolm (Londen 1931 – ), Ship’s dinner party, 1966. Magnacolor-acrylverf op doek. Collectie: Centraal Museum, Utrecht.

Schenks boek bestaat uit twee delen. In deel één wordt uiteengezet hoe Amerikaanse kunst van na 1945 zijn weg heeft gevonden naar Europese, en specifieker naar Nederlandse musea.
Het blijkt een moeizaam proces te zijn geweest. In Nederland heerste bij museumdirecteuren aanvankelijk de nodige scepsis. Zo gaf Stedelijk Museum-directeur Willem Sandberg lange tijd de voorkeur aan de sociaal bewogen schilderijen van Ben Shahn, en nam hij ondanks verscheidene aansporingen niet de moeite om tijdens een trip naar Amerika een bezoek te brengen aan Willem de Kooning. Merkwaardig als je bedenkt dat vooraanstaand criticus Clement Greenberg De Kooning naar aanleiding van een tentoonstelling in de galerie van Charles Egan had betiteld als ‘één van vier of vijf belangrijkste schilders in het land’. Ook Edy de Wilde, toenmalig directeur van het Van Abbemuseum, schreef in 1958 in Museumjournaal een kort afwijzend stukje over de nieuwe Amerikaanse kunst. Beiden zouden kort daarop tot inkeer komen. Zo trachtte De Wilde in 1959 zonder veel succes een schilderij van De Kooning te verwerven voor het Van Abbe.

Als grote doorbraak van de Amerikaanse kunst in Europa geldt volgens Schenk de reizende groepsexpositie ‘The New American Painting’ (in oktober 1958 in het Stedelijk Museum te zien onder de titel ‘Jong Amerika schildert’), een productie van het Museum of Modern Art (MOMA). Arnold Rudlinger, directeur van de KunstHalle in Basel, speelde daarin een belangrijke rol; hij was de eerste Europese museumdirecteur die belangstelling toonde voor de Amerikaanse kunst.

Veilige keuze

Jackson Pollock, The water bull.
Jackson Pollock, The water bull.

Het tweede deel van US in NL bevat een selectie van Amerikaanse kunstenaars die met werk zijn vertegenwoordigd in Nederlandse musea. Schenk concentreert zich vooral op grote namen als Alexander Calder, Jackson Pollock, Barnet Newman, David Smith, Robert Rauschenberg, Donald Judd en Eva Hesse. Uit kunsthistorisch oogpunt begrijpelijk. Toch getuigt het niet van heel veel lef. De teksten voegen helaas weinig toe aan wat we al weten. De informatie die Schenk levert is kort en bondig. Dat veel van de kunstenaars die hij aanhaalt hun steentje hebben bijgedragen aan het proces van materiële vernieuwing, wordt slechts tussen neus en lippen door genoemd. Zo is Bruce Nauman ondermeer bekend van zijn neonsculpturen, heeft David Smith gebruikgemaakt van de buitenschilderkunstige materialen ijzer en staal en is de veel te vroeg gestorven Eva Hesse degene geweest die het materiaal latex in de kunstwereld heeft geïntroduceerd.

Het eigenlijke zwaartepunt van US in NL is de bijgeleverde cd-rom. Daarop is een inventarisatie te vinden van alle kunstwerken – onder de eerder gestelde beperkingen – die in het bezit zijn van de belangrijkste Nederlandse musea. Er zijn verscheidene zoekopties.
Het design is helaas niet om over naar huis te schrijven; daar had van ons iets meer aandacht aan mogen worden besteed. Toch wekt de volledigheid bewondering. Schenk en zijn team zijn duidelijk niet over een nacht ijs gegaan.

Uiteindelijk kan US in NL vooral worden beschouwd als een eerste aanzet tot verder onderzoek. Had Clifford M. Sobel, de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, in zijn voorwoord toch gelijk.

Boeken / Strip

Narvalo: Vorstelijke Huurlingen // De Nieuwe IJstijd: Yeuse

recensie: Juszezak & Yann - Narvalo: Vorstelijke Huurlingen // G.J. Arnaud & Jotim - De Nieuwe IJstijd: Yeuse

Narvalo is een nieuwe serie, geschreven door Yann en getekend door de tamelijk onbekende Juszezak. Het betreft hier een verhaal over de nabije toekomst, als er voor de kust van Nederland een aantal mini-staatjes bestaan op booreilanden.
De Nieuwe IJstijd is een oude serie waarvan alweer deel 6 verschijnt. Naar de boeken van Arnaud tekent Jotim zijn verhalen over een nieuwe ijstijd, die is ontstaan na een explosie van de maan.

Narvalo: Vorstelijke Huurlingen

Voor het eerst sinds tien jaar komt Yann weer met een mannelijke hoofdrolspeler. Op deze manier presenteerde Dargaud Narvalo: Vorstelijke Huurlingen onlangs aan de pers – blijkbaar iets bijzonders dus. En inderdaad, verbazend vaak brengt Yann sterke vrouwelijke rollen naar voren in zijn albums. In dit album is het echter een aan virtual-reality-spellen verslaafde huurling die de hoofdrol opeist. Samen met zijn team, net als hijzelf verbonden aan een groot bedrijf, krijgt hij de opdracht het mini-koninkrijk Zeeland te beschermen, een booreiland net buiten de Nederlandse territoriale wateren. De oorsprong van dat ‘Zeeland’ wordt verder niet toegelicht, het ligt er gewoon al een hele tijd. De verhaallijn is dus futuristisch, maar verder is daar niet zo veel van te merken.

Hoge kwaliteit

De tekeningen zijn van hoge kwaliteit. Juszezak tekent alles in een realistische stijl en met de inkleuring wordt het goed afgemaakt. De personages zijn allemaal duidelijk te onderscheiden, iets waar andere realistische strips nog wel eens problemen mee hadden. Ook de omgevingen zijn mooi vormgegeven. De mini-koninkrijkjes komen wat klein over maar weten toch te overtuigen.

Onverklaarbare mini-koninkrijkjes

~

Het verhaal is leuk, maar heel veel dingen ‘vergeet’ Yann nog even uit te leggen: waarom er überhaupt mini-koninkrijkjes zijn bijvoorbeeld blijft een raadsel. Ook is de Nederlandse regering wel erg happig op het veroveren of vernietigen van deze staatjes, erg vreemd allemaal. Qua actie zit het wel goed, de nodige explosies en vuurgevechten zijn niet van de lucht. Om het interessant te maken heeft Yann Narvalo ook nog een redelijk mysterieus verleden gegeven waar we in deel twee waarschijnlijk meer over te weten komen.

Heel behoorlijk… voor een actiestrip

Voor een actiestrip is dit een heel behoorlijk album. De schietpartijen worden goed uitgewerkt en het achtergrondverhaal is speciaal genoeg om het te onderscheiden van andere, soortgelijke series. Helaas laat Yann daarmee toch ook een kans lopen, want als hij een beetje meer moeite had gedaan was het verhaal nog veel interessanter en bovendien overtuigender geweest. Nu zijn alle onverklaarbare dingen wel leuk om over te lezen, maar je vraagt je toch af hoe ze zijn ontstaan. Wellicht biedt deel twee op dat punt uitkomst. Helaas moet daar nog even op gewacht worden.

De Nieuwe IJstijd: Yeuse

Deze strip wordt gemaakt door een team van tekenaars onder het pseudoniem Jotim, maar Rossi (onder meer bekend van W.E.S.T.) is de voornaamste van deze tekenaars. In Yeuse is sprake van een nieuwe ijstijd, waarbij de aarde in een diepe nevel gehuld is geraakt als gevolg van een explosie van de maan. Dit alles wordt waarschijnlijk verklaard in de voorgaande delen, maar als je die niet hebt gelezen is het verhaal moeilijk te volgen. Voor de fans is dat natuurlijk geen probleem, de nieuwelingen valt echter aan te raden gewoon te beginnen bij deel een. In Yeuse volgen we Lien. Hij heeft een vriendin bij ‘de rossen’, een soort gemuteerde mensen met een dikke vacht. Helaas zijn deze figuren ook gewild bij premiejagers, en op een gegeven moment wordt de groep van Jdrien, zijn vriendin, dan ook weggevoerd. Lien gaat naar haar op zoek en beleeft tijdens zijn zoektocht een aantal avonturen.

Matige inkleuring

Laat je niet bedriegen door de mooie kaft van De Nieuwe IJstijd: Yeuse. Die is namelijk gemaakt door een andere artiest dan die van team Jotim en ziet er beter uit dan de tekeningen in het album zelf. Deze zijn net als bij Narvalo getekend in een realistische stijl en zijn op zich aardig, maar absoluut niet van een hoog niveau. De architectuur is redelijk maar als er grote tekeningen van in beeld komen, zijn de lijnen net iets te dik – dat geldt overigens ook wel voor de rest van de tekeningen. De inkleuring geeft de tekeningen wel wat extra diepte, maar is net iets te mat: het ziet er uit alsof het met de computer is gedaan en vermoedelijk is dat ook zo. Dat is jammer, want een goede inkleuring had de tekeningen naar een hoger niveau kunnen tillen.

Onduidelijk verhaal

Het verhaal in Yeuse is gebaseerd op de boeken van G.J. Arnaud en zal ongetwijfeld uitgespreid zijn over de vorige en volgende delen. In dit album gebeuren echter niet echt interessante dingen. Het draait allemaal om de zoektocht naar Jdrien, maar ondertussen slaapt Lien ook gezellig even met een andere vrouw. Dat is natuurlijk een beetje gek en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van Liens wanhopige zoektocht. De omliggende gebeurtenissen zijn onduidelijk voor nieuwe lezers; het team van Jotim had makkelijk even een samenvatting kunnen geven op de eerste pagina.

Alleen interessant voor fans

Dit album is eigenlijk alleen interessant voor diegenen die de vorige albums al kennen en ook leuk vonden. Alles wat in De Nieuwe IJstijd: Yeuse gebeurt, heeft te maken met voorgaande delen. Er wordt niks uitgelegd, waardoor het verhaal haast niet te volgen is als je niet alle vorige delen kent. De tekeningen zijn matig en ook de inkleuring voegt daar helaas niet zoveel aan toe; dit zorgt voor een slechte band met de personages en juist in een album als dit is die essentieel.

Narvalo – Deel 1: Vorstelijke huurlingen • Tekeningen: Yann, scenario: Juszezak • Uitgever: Dargaud • Prijs: € 5.25 (softcover) • 48 pagina’s in kleur • ISBN 90-6793-773-8

De Nieuwe IJstijd, Jdrien Cyclus – Deel 6: Yeuse • Tekeningen en scenario Studio Jotim naar het werk van G.J. Arnaud • Uitgever: Dargaud • Prijs: € 5.25 (softcover) • 46 pagina’s in kleur • ISBN 90-6793-779-7