Theater / Voorstelling

Doe-het-zelf-theater in het Frysk

recensie: De Groote Storm / De Grutte Stoarm (Firma Rieks Swarte / Tryater / Oerol)

Wat weet een gemiddelde Hollander nu helemaal van Friesland? Vaak komt hij niet verder dan de Elfstedentocht, ‘skûtsjesilen’ of de Sneekweek. Maar Friesland is meer dan een plas water, waarop je kunt schaatsen of zeilen. De Groote Storm spijkert de kijker bij op het gebied van de Friese geschiedenis met een mix van mythen en sagen, van grote én sterke verhalen. Theatermaker Rieks Swarte baseert deze voorstelling op een vergeten stuk geschiedenis uit de dertiende eeuw; de tijd dat Nederland Friesland was, en het Friese rijk heerste tot aan Denemarken. De opkomst en teloorgang van een eigenzinnig volk dat zijn land door een stormvloed geminimaliseerd zag tot provincie. Voor deze voorstelling ging Swarte een samenwerking aan met het Friese Tryater; het oudste toneelgezelschap van Friesland én Nederland.

~

Het groepje jonge spelers zit bij elkaar op een bankje te kletsen als het publiek de zaal binnenkomt. Het podium wordt gedomineerd door een flink aantal instrumenten: grote trommels, xylofoons en kleinere, onbekende geluidmakers. Twee van de spelers lichten toe dat ze zullen verhalen van de Groote Storm, en wat daaraan voorafging. Er zal ook in het Fries gesproken worden, maar dat zal ons wel meevallen – waar nodig tolkt men voor elkaar en wordt de tekst ter plekke vertaald. Ze beginnen bij het eerste begin: de schepping van de aarde. In hoog tempo verbeeldt een viertal acteurs wat de verteller aangeeft. Hoe moeder Ierde zwanger raakt van Geluid, en hem een zusje baart in de vorm van Licht om zijn eenzaamheid te verdrijven. Zoals in de meeste verhalen is alles in orde tot de mensen verschijnen en het kwaad zijn intrede doet.

Kinderlijke eenvoud

~

Wie vaker een voorstelling heeft gezien van de Firma Rieks Swarte weet dat diens naamgever nog meer knutselaar is, dan theatermaker. Swarte houdt van kinderlijke eenvoud. Wie heeft een groot ensemble nodig als je van eenvoudig materiaal een masker kunt maken? Als je met zwarte stift in een paar rake lijnen een landschap van Friese terpen schept? En het werkt. We geloven dat het blauwe plastic kleed een poeltje is, en een omgekeerde hamer een bootje.

De acteurs hebben het druk; ze vertellen en spelen, zingen een lied of hollen naar een instrument voor een stukje muziek. Voordeel van deze vorm van ‘doe-het-zelf-theater’ is dat de voorstelling geen moment zijn vaart verliest. En wat klinkt het Fries prachtig in de vierstemmig gezongen verzen van de Fries-Nederlandse dichteres Albertina Soepboer.

Overtuigingskracht

~

Het stuk leidt ons langs een geschiedenis met wonderlijke wendingen. Hilarisch is “het verhaal van de mannen” waarin zij, niet gehinderd door enige vorm van kennis, op het Friese land wat aanklooien en per ongeluk een terp scheppen. Naarmate het verhaal vordert ‘zakken’ enkele spelers ‘door het Friese ijs’. De schijnbaar eenvoudige vorm van dit stuk valt of staat met de overtuigingskracht van de vertellers. En waar Tryater-actrice Tamara Schoppert het hele stuk door weet te boeien met een grote vanzelfsprekendheid, zoeken anderen hun heil bij gekke bekken en dito stemmetjes. En dat is – net als een ingewikkeld decor – helemaal niet nodig.

Verdronken landschap

Zo terloops als de voorstelling begonnen is, zo abrupt is hij afgelopen. De vloedgolf die dankzij de Groote Storm over de zeedijken heenspoelt, en huis, haard en akker vermorzelt onder haar natuurgeweld, maakte in het jaar 1287 volgens schattingen zo’n 50.000 slachtoffers. Een wit, golvend doek beschilderd met de zwarte kadavers van een paard, een man, een kind roepen een – helaas actueel – beeld op van een verdronken landschap. De lichten gaan aan en we zijn terug in de wereld van nu, van rampen als in New Orleans.

De Groote Storm wordt nog tot en met 16 oktober 2005 gespeeld.

Lees ook ons interview met acteur Theun Plantinga

Theater / Voorstelling

Nuchtere Oom Vanja moet oppassen voor onverschilligheid

recensie: Oom Vanja (Theatergroep Würz)

De Rotterdamse Theatergroep Würz speelt Tsjechovs Oom Vanja in een verrassende bewerking van regisseur en acteur Jules Terlingen. Het resultaat is een luchtige, niet heel evenwichtige maar desondanks onderhoudende voorstelling.

De oude huishoudster schilt appels. Het is een hele schaal vol en er komt geen einde aan. Niet dat het wat uitmaakt, meer werk zal er vandaag toch niet uit haar handen komen. Ook Wanja en zijn nichtje Sonja brengen niets meer van hun dagelijkse harde werk op hun landgoed terecht. De oorzaak ligt in het bezoek van professor Serebrjakov en diens oogverblindend mooie en jonge vrouw Jelena. Het huishouden is geheel ontregeld. Het eten wordt niet meer op tijd geserveerd, de thee wordt koud en niemand komt meer aan zijn werk toe. Wanja is smoorverliefd op Jelena en ook huisvriend dokter Astrov heeft het zwaar van haar te pakken. Sonja weet zich op haar beurt geen raad met haar onbeantwoorde liefde voor Astrov, Jelena verveelt zich te pletter en de professor is boos omdat hij niet genoeg aandacht van zijn familie krijgt. Het resultaat van al deze onbeantwoorde liefdes is allesoverheersende eenzaamheid en lamlendigheid.

Lachspieren

~

Würz speelt Oom Vanja in een eenvoudig wit decor. Centraal staat een brede witte houten trap, in een ongekunstelde en heldere belichting. Een Russische versie van The House of the Rising Sun klinkt te pas en te onpas snoeihard uit de boxen en werkt na een tijdje behoorlijk op de lachspieren. De vormgeving van beeld, licht en geluid is zeer rechttoe rechtaan en heeft als primair doel de zwaarte van het stuk vooral te relativeren.

Maar ook op andere vlakken weet deze Oom Vanja te verrassen. Terlingen heeft in zijn bewerking tekst en personages geschrapt en een groot deel van de teksten van de slappe Wanja aan de meer gepassioneerde Sonja gegeven. Daarnaast zijn de personages in zijn regie nogal schetsmatig vormgegeven. Zo krijgt elk een helder basismotief, wat de voorstelling overzichtelijk en behapbaar maakt.

Nuchterheid

Vaak wordt bij stukken van Tsjechov de verveelde, uitzichtloze situatie van de personages als hoofdthema genomen. Het smachten naar verandering, maar dat niet kunnen bereiken is een typisch Tsjechoviaans thema. Zo maakte Toneelgroep Amsterdam vorig seizoen een uitermate trage en gedetailleerde Oom Wanja die zich bijna letterlijk van scène naar scène voortsleepte en zo de hopeloosheid indringend voelbaar maakte.

~

Würz pakt dit anders aan. Zonder de situatie te willen ontkennen, proberen de acteurs die toch zo licht mogelijk te presenteren. Dit levert een luchtige, vaak grappige voorstelling op die – zeker voor een Tsjechov – met vaart wordt gespeeld. De slome lijdzaamheid waarmee Tsjechovs personages vaak hun lot dragen is hier vervangen door een vrolijk soort oprechte nuchterheid. Als Astrov tegen Wanja zegt: “eigenlijk heb je een nieuw leven nodig, maar ach, je zou toch niet weten wat je ermee aan zou moeten”, lachen beiden smakelijk om deze wrange waarheid.

Realiteitszin als moderne variant van de Tjechoviaanse onontkoombaarheid van het lot, het is een interessante insteek. Maar er ligt een gevaar op de loer. Die realistische nuchterheid ligt namelijk dichtbij onverschilligheid. En onverschillige theaterpersonages zijn niet interessant omdat ze niet ontroeren. Het gesnurk van de dienstmeid mag dan hilarisch zijn, het haalt wel alle ontroering uit de liefdesscène tussen Jelena en Astrov. Het evenwicht tussen die nuchterheid en onverschilligheid zal hopelijk tijdens de verdere speelperiode gevonden worden. Dan heeft Würz een sterke voorstelling in handen.

Oom Vanja speelt nog tot en met 8 oktober 2005.

Film / Films

Antieke Hollywoodfilms

recensie: Fury // House of Wax // Bad Day at Black Rock

Distributeur Warner presenteert deze maand fraaie dvd-edities van vier antieke Hollywoodrolprenten: Fritz Langs eerste Amerikaanse film, de inspiratie voor een recente horrorfilm, en een western van veteraan John Sturgess. Veel gemeen hebben ze niet, interessante films zijn het wel – en voor het eerst in degelijke vorm op dvd verkrijgbaar.

Fury

(Fritz Lang, 1936)

~

Fury is de eerste Amerikaanse film van Fritz Lang, de wereldberoemde Duitse regisseur van klassiekers als Metropolis en M. We zien Spencer Tracy als Joe Wilson, een man die wordt opgepakt omdat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij een ontvoering. Het onderzoek is nog gaande, maar door misverstanden en geroddel is de lokale bevolking ervan overtuigd dat Wilson de dader is. Verblind door woede eisen ze gerechtigheid en wanneer de politie niet meewerkt, steken ze de gevangenis in brand. Maar Wilson ontsnapt, zonder dat iemand het weet, en zint op wraak. De film werd geproduceerd door MGM, een studio die bekend stond om zoetsappige musicals en liefdesfilms. Deze rauwe sociale/politieke/geweldsfilm paste dan ook niet helemaal in hun straatje en het schijnt dat MGM behoorlijk wat scherpe randjes heeft weggevijld. Het is ook zeker niet Langs beste film, maar desondanks een grotendeels sterke film die niet aan kracht heeft ingeboet. De DVD is voorzien van een interessant audiocommentaar van regisseur Peter Bogdanovich (en van Fritz Lang, uit oude geluidsopnames), die uitlegt hoe zwaar de cultuurverschillen tussen Europa en Hollywood wogen bij het maken van de film.

House of Wax

(André de Toth, 1953)

~

Vincent Pryce is voornamelijk bekend geworden door zijn acteerwerk in horrorfilms. House of Wax, uit 1953, is een van de eerste waarin hij te zien is. Hij speelt professor Jarrod, een maker van wassen beelden, die ternauwernood een grote brand in het wassenbeeldenmuseum overleeft. Zijn handen en benen functioneren nauwelijks nog, maar toch weet hij een nieuw museum op te zetten. Wanneer Cathy, een plaatselijke jonge vrouw, het museum bezoekt, vindt ze dat de beelden verdacht veel op pas overleden of verdwenen mensen lijken. Het museum blijkt enger en gevaarlijker te zijn dan iemand had durven vermoeden. House of Wax is typisch zo’n film die er anno 2005 erg gedateerd uit ziet. Het acteerwerk is over the top en de kleuren zijn te rood. Er zitten echter wel enkele prachtige (en angstaanjagende) scènes in: bijvoorbeeld in het begin van de film als Cathy in nachtelijke straten achterna gezeten wordt door een misvormde moordenaar, en tegen het einde als ze in haar eentje ’s nachts door het wassenbeeldenmuseum dwaalt. Poppen die blijken te leven, echte mensen die tot beeld gewaxt worden, misvormde lichamen – al met al genoeg reden voor een spannend avondje uit 50 jaar geleden (met 3D-bril!). Leuk: de film waar House of Wax op gebaseerd is, Mystery of the Wax Museum van Michael Curtiz (Casablanca) uit 1933, staat als extra op de DVD.

Bad Day at Black Rock

(John Sturges, 1954)

~

Black Rock is zo’n stadje waar de tijd heeft stilgestaan. Een stadje in het oude Wilde Westen waar anno 1945 nog steeds de wet van de sterkste geldt (en dat is niet altijd een rechtvaardige wet). De eenarmige John Macreedy, gespeeld door Spencer Tracy, is om onduidelijke redenen op zoek naar de Japanner Komako die in Black Rock een ranch heeft. Hij blijkt onder verdachte omstandigheden te zijn verdwenen. De bewoners van Bad Rock zijn niet al te happig op de aanwezigheid van Mcreedy en hij moet zijn uiterste best doen om Black Rock levend te verlaten. Ondanks dat het verhaal zich in 1945 afspeelt, doet de hele film denken aan een western. Weidse prairies, een stad vol schurken, de langsreizende vreemdeling: de basisingrediënten voor een western. De film is dan ook geregisseerd door westernregisseur John Sturges (onder andere The Magnificent Seven). Wat verder opvalt aan de film is de kritische noot ten aanzien van de Jappenhaat in de Verenigde Staten na de aanval op Pearl Harbor. Voor de rest is Bad Day at Black Rock een weinig bijzondere film. Het verhaal is wel aardig, maar is erg voorspelbaar uitgewerkt en het acteerwerk is niet bijzonder. De beelden, de muziek, de montage, het is allemaal in orde, maar daar blijft het dan ook bij.

Boeken / Strip

Verwoede stripverzamelaar

recensie: Seth - Wimbledon Green

De Canadese striptekenaar Seth kreeg in de afgelopen jaren vaak lovende recensies voor zijn albums en werkte ondertussen ook nog als cartoonist voor The New York Times. Ondertussen maakte hij ook nog een stripverhaal over een verwoede stripverzamelaar, Wimbledon Green. Deze man bezit de grootste collectie zeldzame comics ter wereld en bijna al zijn exemplaren verkeren bovendien in perfecte conditie. Voor zijn medeverzamelaars is hij een levende legende en niemand weet precies hoe hij het allemaal voor elkaar krijgt.

Door middel van een zeer aansprekende, simpele stijl leidt Seth de lezer door het album heen. Hij laat alle personen over Wimbledon vertellen, maar het lijkt erop dat niemand echt weet wat hij nou allemaal heeft gedaan. Er is maar één zaak waar duidelijkheid over bestaat en dat is het feit dat hij bijna alle veilingen wint en altijd de zeldzaamste strips te pakken weet te krijgen. Omdat de gebeurtenissen van allerlei kanten worden belicht blijft het verhaal, ondanks het feit dat het tamelijk simpel is, het hele boek door boeien. Elk personage heeft namelijk wel iets over Wimledon te vertellen, waardoor je alle situaties van verscheidene kanten te zien krijgt. Al die verschillende verhalen c.q. anekdotes zijn soms moeilijk te plaatsen, maar meestal wordt langzamerhand wel duidelijk wat het met het geheel te maken heeft.

Slachtoffer van verzamellust

Soms is het onduidelijk hoe de verzamelaars al die albums kunnen kopen (er wordt soms meer dan $250.000 geboden voor één bepaald album, dat is extreem veel), maar het wordt allemaal op zo’n vanzelfsprekende manier gepresenteerd dat je je daar niet echt aan stoort. Ook de zó grote verzameltalenten van Wimbledon zijn een beetje vreemd, zo af en toe komt hij reusachtige verzamelingen tegen in een prachtige staat, die hij dan voor weinig tot geen geld weet te bemachtigen. Seth zet op die manier een wereld neer die hij zelf natuurlijk maar al te goed kent: de wereld van de fanatieke stripverzamelaar. Juist doordat hij allerlei clichés uit hun context trekt blijft het leuk om het verhaal te blijven volgen. Nu zijn onrealistische situaties natuurlijk geen uitzondering in stripverhalen, maar Seth zoekt wel echt de grenzen op. Dit maakt het scenario zwakker dan nodig is. Seth had ook wat realistischere bedragen kunnen gebruiken, dan was het allemaal net iets overtuigender geweest.

Simpele tekenstijl

~

Met de vele plaatjes op één pagina maakt Seth zich er zo af en toe makkelijk van af. Soms zie je bijvoorbeeld een figuur de hele pagina lang in dezelfde houding over iets vertellen. Op zulke momenten is duidelijk te zien wat de nadelen zijn van kleine plaatjes: er past namelijk haast geen tekst bij. Hierdoor moeten de tekstjes verspreid worden over een heleboel plaatjes. Wel zijn de tekeningen in een leuke cartoonachtige stijl ontworpen, en door de vele plaatjes op een pagina ben je langer met het lezen bezig dan je zou verwachten van een boek van deze omvang (128 pagina’s). De stripfiguren die af en toe voorbij komen en de zeldzame albums waar ze in thuis horen, heeft Seth speciaal voor dit verhaal ontworpen. Hierdoor kun je je nog beter inleven in Wimbledon Green, het draait immers allemaal om die albums. Toch voelt het een beetje overbodig aan, zou het niet leuker zijn geweest om reeds bestaande stripalbums te gebruiken? Plaatjes uit nooit verschenen stripalbums zeggen je als lezer immers niet zo veel, al heeft Seth er nog zo zijn best op gedaan. Echte stripfiguren hadden wel wat meer diepgang aan het verhaal kunnen geven, een gemiste kans voor Seth.

De komische situaties vormen het sterkste punt van Wimbledon Green, ze compenseren het tamelijk simpele verhaal behoorlijk goed en zorgen ervoor dat je het niet al te serieus gaat nemen. Doordat het verleden van Wimledon nogal mysterieus wordt gepresenteerd blijf je het hele verhaal door nieuwsgierig naar wat je nu weer over hem te weten komt. Jammer genoeg valt het aan het einde, als de waarheid en de onwaarheid van elkaar gescheiden worden, allemaal een beetje tegen.

Geen serieuze satire

Als je door de fictieve strips en aanverwante verzamelaars weet heen te kijken, blijft er een komisch verhaal over dat op speciale wijze in beeld wordt gebracht door alle verschillende perspectieven. De karakters van alle verzamelaars en de manier waarop ze aan hun albums komen bieden bij vlagen interessante situaties, vooral als ze hun mening geven over Wimbledon. Het verhaal kent helaas ook zijn zwakke punten en daarom moet je je van tevoren afvragen wat je van dit album verwacht: het is namelijk alleen een komisch album over de stripwereld, niet een werk waarbij Seth zijn talenten toont die hem in het verleden juist beter maakten dan de gemiddelde striptekenaar.

Wimbledon Green verschijnt op 15 oktober 2005 en is te verkrijgen bij de stripspeciaalzaak of The American Book Center. Via internet kan het album in sommige gevallen reeds besteld worden.

Muziek / Album

Jazzy zijsprong van dance-grootheid

recensie: Meat Beat Manifesto - At the Center

Meat Beat Manifesto is geen grote, bekende naam in de dance-scène, maar hij heeft toch een c.v. om ‘U’ tegen te zeggen: wegbereider voor vele stromingen binnen de dance (industrial, break-beat, drum&bass), inspirator van artiesten als The Chemical Brothers en The Prodigy en remixer van grote namen als Public Enemy, Bowie, Depeche Mode, Orbital en Nine Inch Nails. Veel van zijn albums zijn undergroundklassiekers en wereldwijd staat hij te boek als invloedrijke en experimentele vernieuwer binnen de elektronische muziek. Da’s niet mis. En het is waar, steeds probeert hij nieuwe dingen uit, en zoekt hij niches op die hij nog niet verkend heeft. Zijn nieuwe cd, At the Center, heeft wederom een experimenteel karakter.

~

Jack Dangers, de man achter Meat Beat Manifesto, is een man van principes; hij is vegetariër, anti-MacDonalds, pro-Greenpeace, pro-dierenrechten en anti-wapens. Geitenwollensokkentiepje, dus. Een ander principe van Meat Beat is dat hij steeds iets doet dat hij nog niet eerder heeft gedaan. Dat lijkt ook zijn nieuwe plaat weer te bewijzen: At the Center is een cd in The Blue Series, een serie waarop samenwerkingsverbanden te horen zijn tussen de meest vernieuwende elektronische producers en live-jazzmuzikanten. Dangers zorgt voor de beats, jazzmusici (en ook Dangers zelf) spelen er over heen. Het resultaat klinkt interessant, maar dit keer wel bekend.

Abstract karakter

At the Center heeft van alles wat: elektronische loungeritmes, veel instrumenten die er jazzy overheen spelen, psychedelische soundscapes en samples. Het geheel heeft een abstract, zweverig karakter gekregen en er zijn weinig up-tempo nummers. De eerste helft van de plaat heeft nog wel wat tempo, wat spirit, maar de laatste nummers op de cd zijn abstracter van karakter. Samples en sferische geluiden krijgen meer ruimte en de beats en melodieën worden naar het tweede plan verwezen. Meat Beat Manifesto is deze keer minder vernieuwend dan veel media het doen voorkomen. De crossover van elektronica, jazz en samples wordt namelijk al jaren door de muziekscène gecultiveerd. Denk maar eens aan The Future Sound of London, of aan de helft van de releases van het Ninja-Tune label, dar groot is geworden met hun mix van lounge, elektronica en jazzy hiphop.

At the Center zal geen klassieker geworden, ook niet in het undergroundcircuit. De plaat zal zeker ook niet als wereldschokkend of inventief de boeken in gaan. Deze crossover-paden zijn namelijk al vele malen bewandeld, hoewel Meat Beat Manifesto dit wel op een iets abstracter niveau doet dan de meeste anderen. Voor de muziekliefhebber die niet bekend is met het werk van Meat Beat Maniofesto is het een interessante plaat, kenners van Meat Beats oeuvre hadden wellicht op meer gehoopt.

Meat Beat Manifesto treedt op donderdag 22 september a.s. op in Paradiso, Amsterdam.

Kunst / Expo binnenland

The Hills Are Alive…

recensie: Strandbeesten in Oostenrijk

Het Oostenrijkse Linz is jaarlijks het toneel van Ars Electronica – Festival für Technologie und Gesellschaft. Op verschillende festivallocaties in het normaal gesproken slaperige stadje aan de Donau werd zes dagen lang aandacht geschonken aan het thema ‘Hybrid – Living in Paradox’. De titel biedt volop ruimte aan een breed scala van multimediale crossover tussen kunst, techniek, filosofie, wetenschap en maatschappelijke thema’s. De Nederlandse kunstenaar Theo Jansen ontving tijdens het festival de dit jaar (speciaal voor hem) in het leven geroepen Special Prize of the Jury in the Interactive Art Category voor zijn Strandbeesten, die tijdens het festival te zien waren op het centrale plein in de stad.

Technisch staaltje


Op de Hauptplatz van Linz staan we oog in oog met de Strandbeesten (Animari): skeletachtige wezens gemaakt van pvc-buis, petflessen, tie wraps en elastiek. De manshoge beesten zijn tot zijwaartse beweging in staat door middel van luchtdruk, die wordt opgebouwd in ‘windmagen’ (petflessen). Midden in de stad kan dat alleen met behulp van een compressor, maar het is de bedoeling dat de Standbeesten in hun natuurlijke habitat, het Nederlandse Noordzeestrand, de kracht van de wind gebruiken om de benodigde druk op te bouwen.
De kunstenaar laat verschillende Strandbeesten heen en weer draven in een met zand gevulde arena die in Artis niet zou hebben misstaan. Hij legt uit dat hij op dit moment werkt aan een waarnemingssysteem dat de beesten in staat moet stellen te reageren op omgevingsfactoren zoals water en (on)begaanbaar zand. Het uiteindelijke doel van zijn schepping is het zelfstandig voortleven van de Standbeesten.

Animaris Percipiere
Animaris Percipiere

Een voorzichtige observatie: de techniek van de voortplanting van de Animari lijkt nog in de kinderschoenen te staan.

Creatief met pvc-buis

Wie denkt dat de Strandbeesten van Theo Jansen slechts het resultaat zijn van obsessief geknutsel met pvc-buis en petflessen, vergist zich lelijk. Veeleer illustreren zij een vasthoudend onderzoek naar ontwikkeling en vormkracht. Zo laat de kunstenaar duizenden verschillende pootvormen een ‘pootjesexamen’ doen op zijn Atari (!) en deinst hij er niet voor terug verschillende soorten Strandbeesten op commando te laten uitsterven als zijn evolutie hierom vraagt. Ook de Linnaeus-achtige classificatie van de Animari en de tijdsschaal waarin zij zijn geplaatst (we bevinden ons op het moment in Jansens ‘Vaporum’), verwijzen naar veel meer denkwerk dan het puzzelen op verbindingen en krukassen van plastic buis en elastiek.

Silmarillion of Survival of the fittest?

Hebben we hier te maken met een creatieve prestatie op Tolkien-niveau of een wetenschappelijk onderzoek naar evolutie? De Strandbeesten laten zich niet zo makkelijk in een hokje duwen. Tijdens een presentatie van zijn werk lijkt Theo Jansen zelf wat schuw temidden van zijn publiek, maar zijn ogen beginnen te glinsteren als hij een gloednieuwe vinding, een slimme schakeling op perslucht, demonstreert. Even denken we: “Dus toch een knutselfanaat!” Maar als Theo uitlegt dat we aan de vooravond van een nieuwe tijd staan, waarin het Strandbeestbrein grote veranderingen zal doormaken, is het duidelijk dat we hem te kort doen als we zijn werk proberen te classificeren als louter techniek óf wetenschap óf kunst.

Theo Jansen met Strandbeest-hersencel
Theo Jansen met Strandbeest-hersencel

Klokkenmakers

Het is interessant om verder te denken over de rol die de kunstenaar zichzelf toebedeelt in zijn schepping. Ziet Theo Jansen zichzelf nu als de Bijbelse Vader van het (op den duur ideale?) Strandbeest, of is het zijn doel ‘natuurlijke’ ontwikkeling te faciliteren volgens onverschillige evolutionaire wetmatigheden? Ook hier lijkt de waarheid in het midden te liggen. Als schepper leeft Theo Jansen náást zijn schepping en laat hij als een ‘bijziende klokkenmaker’ een volgende stap in de ontwikkeling afhangen van het voorlopige succes van zijn creaties. Hij treedt weliswaar op als bemiddelaar tussen geest en stof, maar bepaalt wel degelijk zelf de spelregels van zijn ‘evolutie’; het proces wordt regelmatig bijgestuurd met vernuftige vindingen en strategische extincties.

Inleven

Het is verbazingwekkend hoe snel we aannemen dat het hier gaat om de evolutie van een diersoort – we staan immers nog steeds naar een grote hoeveelheid pvc-buis te kijken, waar de aanwezige kleuters klimrekmogelijkheden in beginnen te ontdekken. En toch is deze acceptatie niet zozeer de verdienste van de theorie van de kunstenaar, maar toch vooral die van de Strandbeesten zelf. Het ijle skelet van pvc-buis lijkt zo goed te passen bij een bestaan op wind en zand, dat het bijna pijnlijk is ze aan de voet van de Alpen in een dressuurbak te zien staan. De ontmoeting met de Strandbeesten roept bij de toeschouwer uiteenlopende reacties op. Lang niet iedereen kijkt verder dan de pvc-constructie, velen zijn nieuwsgierig, anderen hebben ontzag en een enkeling is ontroerd.
De Strandbeesten, maar zeker ook het scheppingsverhaal erachter, roepen vooral veel vragen op. Over techniek en pneumatische systemen, over evolutie en sturing door een schepper, over kunst en wetenschap, over leven en dood. Kortom: een rijke ervaring die voor herhaling vatbaar is.

Samenleven

Kunnen de Animari eigenlijk wel los van hun maker worden gezien? Een toeschouwer stelde de prozaïsche vraag hoe Theo Jansen het leven als Strandbeestenschepper financieel kan bolwerken. “They feed me and I… make them“, was zijn antwoord. Misschien ligt de oplossing van de voortplanting van de Strandbeesten wel in een dergelijke symbiose met de mensheid: Inblazing van leven door inspiratie. Het ziet ernaar uit dat de Strandbeesten dit mechanisme al helemaal op eigen houtje hebben ontwikkeld.

Geloof en wetenschap in Linz
Geloof en wetenschap in Linz

Waar de Animari hun schepper voorlopig nog wel voor nodig hebben, is sterven. Dat kunnen ze nu alleen nog op zijn gezag – of door slijtage. In dat opzicht hebben ze er sinds kort één natuurlijke vijand bij: de klimzuchtige kleuters uit het Oostenrijkse Linz.

Theo Jansen studeerde Natuurkunde aan de TU Delft, maar richtte zich al snel geheel op het kunstenaarschap. Al 15 jaar houdt hij zich bezig met de evolutie van de Animari. De kunstenaar is woonachtig in Nederland en stelt zijn atelier in Ypenburg regelmatig open voor publiek. Op de website www.strandbeest.com is te vinden wanneer deze open dagen plaatsvinden. De Strandbeesten zijn geregeld te zien tijdens exposities en evenementen. In de Amsterdamse wijk Geuzenveld staat een reusachtig exemplaar midden in een woonwijk. Op de genoemde website is een agenda beschikbaar van alle activiteiten rond de Strandbeesten.

Theater / Voorstelling

Experimenteer, met behoud van eigen identiteit

recensie: Isabella’s Room (Needcompany)

Nederlands theater is saai en voorspelbaar, en met het Nederlandse theaterpubliek is het nog triester gesteld: het durft niets aan en wil aan het handje door een lineair verhaal worden geleid. Het zijn misschien generalisaties, maar met deze opmerkingen verklaarde programmeur Cis Bierinckx vorige week donderdag waarom hij zo weinig Nederlandse voorstellingen voor het Theaterfestival selecteerde. De Belgen zijn nu eenmaal spannender, en durven grenzen te verkennen. Daarom ook vertrekken volgens Bierinckx succesvolle Nederlandse regisseurs als Johan Simons naar het zuiden; daar is het publiek echt geïnteresseerd, daar liggen dan ook de mogelijkheden voor interessant theater. Zie een voorstelling als Isabella’s Room van het Brusselse Needcompany; dit stuk heeft na België het buitenland veroverd – werd in Frankrijk zelfs uitgeroepen tot “beste buitenlandse voorstelling” -, en speelt nu een magere vier maal in Nederland.

Het is voor ons Nederlanders natuurlijk niet leuk om te horen, maar Bierinckx stelling is moeilijk te ontkrachten. Het spannendste experimentele theater uit Nederland wordt momenteel immers vormgegeven door een Belg: Guy Cassiers viert bij het Rotterdamse Ro Theater succes na succes met de vierdelige theaterbewerking van Prousts Op zoek naar de verloren tijd, en Cassiers’ Bezonken rood werd door Bierinckx als één van de weinige “Nederlandse” stukken opgenomen in de selectie van het Theaterfestival.

Expanded theatre

Foto: Maarten van den Abeele
Foto: Maarten van den Abeele

Dat de Belgen zo goed zijn in expanded theatre, zoals Bierinxcks theater buiten de grenzen van het traditionele theater noemt, komt niet uit de lucht vallen. Het experiment wordt in de Belgische cultuur sowieso meer gewaardeerd; Nederlandse kunstenaars die boven het maaiveld uitsteken trekken nog altijd een veel minder breed publiek dan vergelijkbare collega’s in België doen. De Belgische muziek-scene is ook veel vaker enthousiast over Bauer en Spinvis dan hun Nederlandse collega’s, die de twee maar al te vaak als overdreven aanstellers zien.
De Belgische experimentele theatertraditie komt onder meer voort uit het werk van Jan Fabre, de beeldend kunstenaar die het Belgisch theater in de jaren zeventig verraste door binnen een stuk te schakelen tussen verschillende stijlen, vormen en verhaallijnen. Dat beeldende kunstenaars nog altijd veel invloed op het Belgische theater hebben, blijkt onder meer bij Needcompany, het Brusselse gezelschap dat met Isabella’s Room schitterde op het Theaterfestival. Regisseur en artistiek leider Jan Lauwers is tevens beeldend kunstenaar, wat veelal leidt tot een warrige, maar herkenbare stijl waarbij filmbeelden, (live) muziek, zang, performance en beeldende kunst samenvloeien.

Seemannslieder

Foto: Eveline Vanassche
Foto: Eveline Vanassche

Isabella’s Room doet in veel denken aan de eveneens overdonderende voorstelling Seemannslieder. Het zou misschien flauw zijn hier een dooddoener als “on-Nederlands goed” te gebruiken, maar feit is dat Seemannslieder zijn vorm kreeg door de uitzonderlijke werkwijze van de Zwitserse regisseur Christoph Marthaler. In een al volledig ontworpen decor liet Marthaler de acteurs van ZTHollandia vrijelijk spelen, scènes ontwikkelen. Het verhaal was niet van belang, laat staan dat er iets moest worden overgebracht; het ging Marthaler er om mooi en beeldend theater te maken. Daarom ook stelde hij pas enkele dagen voor de première de volgorde van de steeds evoluerende improvisaties vast. Dat leidde eind 2004 tot een collage waarin muziek, gedichten en proza natuurlijk samenkwamen.

Vrijheid

De vrijheid die Seemannslieder uitstraalde, zag ik ook bij Isabella’s Room. Uitgangspunt van de voorstelling waren door Lauwers geërfde etnologische en archeologische objecten uit Afrika. Lauwers’ vader verzamelde de maskers, beelden en messen, die na diens dood aan de regisseur en beeldend kunstenaar vervielen. Op het podium zien we een uitgebreide selectie van de pronkstukken. De acteurs introduceren de walvispenis (zal het echt? En wat doet zo’n ding in een Afrika-collectie?), gebalsemde schildpaddenkop en exotische sierraden soepel aan het publiek, zich soms (opzettelijk?) vergissend in wat ze omhooghouden.

Foto: Eveline Vanassche
Foto: Eveline Vanassche

Op het eerste gezicht is dat misschien weinig uitzonderlijk, maar tegelijkertijd heb ik in Nederland nog nooit zulke persoonlijke en waardevolle decorstukken gezien. Maar Isabella’s Room is voor Nederlandse begrippen bijzonder omdat ook hier het verhaal niet belangrijk is. Er is wel een rode lijn, wat voor ons Nederlanders erg prettig is, maar het niemendalletje dat het verhaal is, dient slechts als leidraad, waar na allerhande absoluut niet noodzakelijke uitstapjes met een gerust hart teruggekeerd kan worden. Zang, dans en werkelijk goed toneelspel (actrice Viviane de Muynck behoort toch de Belgische top) wisselen elkaar op deze manier af, zonder dat het geheel moeilijk of onoverzichtelijk wordt.

Engagement

Theater waarbij niet het verhaal, geen boodschap voorop staat vind je weinig in de Nederlandse theaters. Maar schuilt daarin misschien niet juist ook één van de krachten van Nederlandse theatermakers? Zij bieden immers stukken die behapbaar en bekritiseerbaar zijn, in plaats van ver doorgevoerde vormexperimenten. Want een risico dat loert als “het verhaal” niet meer van belang is, is dat de voorstelling onbegrijpelijk wordt en veel te veel pretendeert. Voorstellingen waarbij het publiek zelf alles moet invullen, en waarbij het dan ook aan de bezoeker zelf ligt als hij het niet begrepen heeft.
Bierinckx kijkt in zijn beoordeling van het Nederlandse theater door een wel erg cultuurgebonden-bril; hij veroordeelt al op het uiterlijk, en komt zodoende niet eens meer aan het inhoudelijke toe. Daardoor mist hij de kracht van misschien niet vernieuwend, maar daarom niet minder opwindend geëngageerd Nederlands toneel. In het begin dit jaar opgevoerde Nu hield Annette Speelt bijvoorbeeld een heerlijk vlammend pleidooi voor theater op de barricades, ook leggen kleine kwaliteitsgezelschappen als het NNT en Growing up in Public de vinger iedere voorstelling weer op een pijnlijke plek, en zei Johan Simons niet ooit dat hij ervan droomt dat Tweede Kamer-leden beroepshalve vragen over zijn werk stellen? Nu is dat laatste tegenwoordig welhaast onbereikbaar, maar de voorbeelden geven wel aan dat ook in Nederland theater met passie wordt gemaakt, en dat het niet slechts dient om de massa te behagen, zoals Bierinckx suggereert. Zo slecht doen “wij Nederlanders” het dus helemaal niet, ook al zijn er veel mislukte voorstellingen op de planken – geloof overigens maar niet dat dat in België anders is. In Nederland mist alleen soms de afwissling; een geslaagd experiment op zijn tijd is immers een verademing om naar te kijken. En als dat betekent dat er vijf “hoogdravende” voorstellingen moeten worden gemaakt om tot één zo’n fantastisch product als Seemannslieder of Isabella’s Room te komen, is mij dat de investering al waard. Dus, Nederlandse theatermakers: experimenteer, met behoud van engagement.

Boeken / Fictie

Een luchtige Auster

recensie: Paul Auster - Brooklyn dwaasheid

In Brooklyn dwaasheid laat Paul Auster ons kennismaken met verteller Nathan Glass; een man in de herfst van zijn leven, herstellende van kanker en gebrouilleerd met zijn enige dochter. Op zoek naar een “plek om rustig dood te gaan”, verhuist hij terug naar Brooklyn, de stad van zijn prille jeugd waar hij zijn echtscheiding overdenkt en begint te schrijven aan wat hij het Boek van de menselijke dwaasheid noemt. Hierin doet hij verslag van “elke blunder, iedere dwaasheid en iedere tekortkoming van zijn carrière als man”. Het boek dat wij als lezer onder ogen krijgen lijkt het product te zijn van deze inspanningen.

Kort na zijn verhuizing ontmoet Nathan onverwacht zijn neef Tom Wood (de namen Wood en Nathan fungeren, zoals wel vaker in Austers werk, als verwijzing naar bepaalde eigenschappen van de mannen). Hij is de persoon waar het verhaal eigenlijk om draait, aldus Nathan. Tom, ooit briljant student Amerikaanse literatuur op weg naar een zonnige toekomst, werkt nu in een tweedehands boekhandel. Hier probeert hij boven de catalogi die hij samenstelt zijn mislukte academische carrière te verwerken. Na drie jaar worstelen met zijn dissertatie gooide Tom de handdoek in de ring en ging hij aan het werk als taxichauffeur. Dankzij Harry Brightman en zijn tweedehands boekhandel werd hij gered van zowel een sociaal isolement als van zijn taxi. Inmiddels is hij kilo’s zwaarder en niet langer de oude “Ongelooflijke Tom”.

Nieuwe identiteit

Harry Brightman, voorheen gezegend met de veelzeggende achternaam “Dunkel”, heeft zelf ook allerminst een verleden zonder problemen. Zijn boekhandel is ontstaan door een samenloop van omstandigheden: een gestrand huwelijk, een fraudezaak en een gevangenisstraf. Met een nieuw aangemeten identiteit beproeft hij nu zijn geluk met een boekhandel en een positievere achternaam.

De drie mannen (Nathan, Tom en Harry) vinden elkaar temidden van hun teleurstelling in het leven, en samen mijmeren ze over een plek “waar je kunt leven op je eigen voorwaarden”, over “een innerlijke schuilplaats” en over een “hotel van het bestaan”. Uitzichtloosheid en de zoektocht naar betekenis spelen in de roman een grote rol. Deze worden verbeeld door de drie mannen die ieder op hun eigen manier zoeken naar een plek in de wereld. Alle drie representeren ze ook een verschillend aspect in het leven van de man. Zo speelt bij Tom de mislukte carrière een rol, worstelt Nathan met ziekte en is Harry de homoseksuele ex-gevangene met een gouden hart. Bovendien worstelen ze alledrie met de liefde.

Vrouwen

Vrouwen spelen in de roman een marginale, hoewel belangrijke rol. Zoals bijvoorbeeld Toms zus Aurora, een losgeslagen rebel, en haar dochter Lucy. Of de serveerster Marina en de sieradenmaakster Nancy Mazzucchelli en haar moeder Joyce. De goede vrouwen zijn overleden (de zus van Nathan en moeder van Aurora en Tom) en de slechte vrouwen leven nog (Nathans ex-vrouw Edith en Harry’s ex Bette); ze verblijven allen in de schaduw van de mannelijke personages.

Luchtig

Anders dan Austers vorige romans is Brooklyn dwaasheid een luchtige roman, een simpel verhaal qua opzet en stijl. De hoofdpersonen zijn alledrie op zoek naar hun lot en proberen het verleden te verwerken. De dochter van Toms zus Lucy helpt hen hierbij. Zij leidt Nathan en Tom van Brooklyn naar Vermont op een reis die hen beiden aanzet tot denken en hen inspireert hun leven te veranderen.

~

Auster schrijft vanuit één personage, in dit geval Nathan Glass, en dat komt soms gekunsteld over. Zo klinken zijn beweringen over het leven hier en daar als gemeenplaatsen en cliché’s. De wendingen in het verhaal zijn ook allerminst verrassend, terwijl Auster juist om zulke verrassingen bekendstaat. Daarnaast zijn sommige stukken ronduit sentimenteel. Dit kan met opzet zijn gedaan omdat Nathan immers in de herfst van zijn leven verkeert en misschien een wat sentimentele kijk op de dingen heeft, maar het heeft niet altijd een positief effect op de leesbaarheid. Verder heeft de verteller de ietwat irritante gewoonte om mee te delen dat er iets staat te gebeuren; hij doet dit op een manier die mijns inziens volkomen nutteloos is.

Wij konden op dat moment niet vermoeden (de feiten zouden pas later bekend worden) dat onze kleine meid het restaurant via een achterdeur verlaten had (…).

En zo gaat het nog een tijdje door…

Rammelend

Auster lijkt een luchtig verhaal voor ogen gehad te hebben. In die zin is Brooklyn dwaasheid geslaagd. Het leest ‘lekker weg’, hoewel de vertaling hier en daar rammelt (denk bijvoorbeeld even na over deze prachtig vertaalde zin: “In de eerste plaats omdat zij ik niet zijn.”), dit merk je onder meer aan de manier waarop de sentimentele bespiegelingen van Nathan worden beschreven:

Ik had het glas sinaasappelsap in mijn rechterhand, en terwijl zij het van mij wilde aanpakken, stortte haar hemel in.

Het boek lijkt in veel opzichten te verwijzen naar eerder werk en eerdere personages van Auster, in die zin speelt de auteur opnieuw met ambiguïteit en ambivalentie. Brooklyn dwaasheid moet echter gezien worden als het toetje na de wat zwaardere maaltijden die Auster ons voorschotelde met Het boek der Illusies en Orakelnacht. Een toetje dat vergeleken met zijn maaltijden bijzonder makkelijk te verteren is, maar die je in tegenstelling tot zijn voorgangers dan ook niet lang bijblijft.

De Amerikaanse editie van deze roman zal pas in november verschijnen.
Paul Auster • The Brooklyn Follies • Uitgever: Faber & Faber (import via Nilsson & Lamb) • Adviesprijs: €18,95 (gebonden) • ISBN: 0571224970

Boeken / Achtergrond
special: Roald Dahl - Vijftien jaar na zijn dood

Een gouden ticket

13 september 2005. Het is precies negenentachtig jaar geleden dat een van de grootste kinderboekenschrijvers ooit het levenslicht zag en iets minder dan vijftien jaar geleden dat hij stopte met schrijven in het idyllische houten hutje achterin zijn tuin, omdat hij bezweek aan kanker en deze wereld verliet. Het onlangs opnieuw verfilmde Sjakie en de chocoladefabriek, De fantastische meneer Vos, De Griezels, Matilda – ze behoren tot de erfenis die Roald Dahl (1916-1990) achterliet toen hij stierf. Gelukkig is deze schrijver nog allerminst vergeten: op zijn geboortedag wordt de nationale Dahl-dag georganiseerd.

Vooral bibliotheken organiseren velerlei activiteiten, zoals voorlezen, recepten bedenken en een chocoladetaartwedstrijd (beter chocolade dan snoskommers!), soms vergezeld van het verzoek in stijl te komen. Sinds 11 juni j.l. is het bovendien mogelijk het Roald Dahl-museum te bezoeken, waar zich onder andere originele documenten, een replica van Dahls schrijfhutje en veel op kinderen gerichte spelen bevinden.

Black-outs

~

Dahl is geboren in Wales. Zijn Noorse ouders vernoemden hem naar Roald Amundsen, een Noorse ontdekkingsreiziger die in 1911 de eerste was die met zijn expeditie de Zuidpool bereikte. Toen hij drie was, stierven zijn oudste zuster en zijn vader. Hij had veel steun aan zijn moeder, op wie hij later de grootmoeder in De Heksen baseerde. Het grootste deel van zijn jeugd bracht Dahl door op kostscholen, waar hij geen aangename herinneringen aan overhield. Op zijn achttiende ging hij niet naar de universiteit, zoals zijn moeder verwachtte. In plaats daarvan werd hij verkoper voor de Shell. Vijf jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit, waarin Roald Dahl werd opgeleid tot gevechtspiloot. Hij schreef twee autobiografische boeken: Boy, over zijn schooljaren, en Solo, dat vooral over zijn oorlogsjaren gaat. Omdat hij aan een crash black-outs overhield, keerde hij vroegtijdig terug naar Engeland, waar hij vrij snel zijn eerste verhaal publiceerde waarin hij zijn eigen ervaringen uit de oorlog verwerkte.

Kinderboeken

Dahls eerste kinderboek was The Gremlins, dat gepubliceerd werd in 1943. In de periode daarna hield hij zich vooral bezig met het schrijven van verhalen voor volwassenen, tot in 1961 De reuzenperzik verscheen. Pas op dat moment begon hij weer met het schrijven van kinderboeken, wat vooral voortkwam uit het feit dat hij onderhand zelf kinderen had. Over de vijf kinderen die hij kreeg in zijn huwelijk met Patricia Neal, een Broadway-actrice, zei hij:

Als ik geen kinderen had gehad, zou ik geen kinderboeken hebben geschreven, noch zou ik daartoe in staat zijn geweest.

In 1983 scheidde hij na dertig jaren huwelijk, om te hertrouwen met Felicity Crossland, met wie hij samenbleef tot hij stierf in 1990.

Het absurde

Voor zijn verhalen putte Dahl vooral uit zijn eigen leven: zo zijn de Noorse mythen die hij leerde terug te vinden in De heksen, en baseerde hij Sjakie en de chocoladefabriek op zijn jeugd, toen een nabijgelegen chocoladefabriek de schooljongens vroeg hun chocolade te testen. Daarbij schuwde hij er echter niet voor om zijn eigen ervaringen van een afwijkend randje te voorzien. Hierover heeft Dahl ooit gezegd:

Kijk met glinsterende ogen naar de hele wereld om je heen, omdat de grootste geheimen altijd verborgen zijn op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Zij die niet in magie geloven, zullen haar ook nooit vinden.

~

Deze uitspraak is zondermeer van toepassing op Dahls eigen werk. Zowel in zijn kinderboeken als in zijn verhalen voor een wat ouder publiek zocht hij naar het absurde (wat er onder meer voor zorgde dat een aantal afleveringen van de tv-serie Tales of the unexpected op zijn boeken gebaseerd werd). Dit is duidelijk terug te zien in zijn bekende verhalen. Het weesje Sofie kijkt haar ogen uit als ze ontdekt dat er hordes mensenetende reuzen bestaan. De briljante Matilda weet niet wat ze hoort als een ouder meisje haar vertelt dat het schoolhoofd, ‘De bulstronk’, kinderen aan hun vlechten rondzwaait. De armoedige Sjakie weet niet wat hij ziet als hij in de chocoladefabriek vier op en top verwende kinderen met hun ouders tegenkomt. Dahl beschrijft in zijn kinderboeken veelvuldig kinderen die het niet erg getroffen hebben, maar toch verstandiger blijken te zijn dan veel van de volwassenen – en ook een groot deel van de kinderen – om hen heen. Vaak wordt dat gecompenseerd met een ‘goede’ volwassene, zoals de opa van Sjakie.

Verguisd

~

Zijn kinderboeken leverden Dahl niet alleen maar lof op. Veel volwassenen verguisden zijn boeken vanwege het lage morele karakter, de karikaturale manier waarop volwassenen werden neergezet en het feit dat de kinderen hun daden zonder enige verantwoordelijkheid of consequenties kunnen begaan. Ook wordt hem verweten teveel gruwelijke gebeurtenissen te verweven in zijn kinderboeken. Zelf heeft Dahl daarover gezegd dat alles wat vreselijk is, in fictie vooral grappig wordt. Zijn samenwerking met tekenaar Quentin Blake illustreert dat: Blake was in staat Dahls fantasie luchthartig op papier te zetten. Het doet aan zijn populariteit niets af, want ook nu nog gaan ieder jaar een miljoen exemplaren van zijn boeken over de toonbank.

Alle verhalen

Hoewel Roald Dahl vooral bekend is als kinderboekenschrijver, heeft hij toch ook een groot aantal verhalen voor volwassenen geschreven. Al deze verhalen (maar liefst 53 stuks) zijn gebundeld in het vuistdikke Alle verhalen. Iets meer dan een maand geleden kwam de veertiende druk van deze omnibus uit. Het eerste deel van zijn fictionele verhalen wekt vaak nog de indruk van een volstrekt normale situatie, maar in de laatste alinea’s zit vrijwel altijd een absurde wending verborgen. Een vader die zijn uitgehongerde dochtertje koninginnegelei uit zijn bijenkorven geeft, omdat bijen daar hard van groeien, een man die erin toestemt dat zijn hersenen na zijn dood in leven worden gehouden: eenvoudig, maar meeslepend geschreven.

Dahls magie blijft.

Roald Dahl • Alle verhalen • Vertaald door E. Hoog e.a • Uitgeverij Meulenhoff • Prijs: €17.50 (paperback) • 735 pagina’s • 14e druk • ISBN 9029076585

Kunst / Achtergrond
special: Fotomanifestatie Noorderlicht

Noorderlicht 2005: Traces and Omens

In tegenstelling tot vorig jaar vindt de hoofdtentoonstelling van de Noorderlicht fotomanifestatie dit keer plaats in het centrum van Groningen (locatie: Der Aa-kerk). De centrale vraag bij deze editie is of een bevroren fractie van een seconde recht kan doen aan de veelzijdigheid van een gebeurtenis. Het gaat hier dus om de verbeelding van de tijd. Tweeënveertig fotografen uit achttien verschillende landen trachtten met hun stilstaande beelden de tijd weer in beweging te zetten. Volgens de organisatie is er ook nu weer sprake van een combinatie van artistiek en maatschappelijk engagement. Zo worden sociale reportages en familieverslagen afgewisseld met geënsceneerde en landschapsfotografie.

Douwe Draaisma, bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, merkt in zijn voorwoord in de catalogus terecht op dat het soms lijkt ‘alsof alleen pijn een geheugen heeft’.
Ook onze journalistieke berichtgeving lijkt voornamelijk gericht op ellende. Omdat een foto meer zegt dan 1000 woorden (de meeste mensen zijn immers visueel ingesteld), is het de taak van de fotograaf om onze niet aflatende ‘honger’ te stillen. Draaisma geeft aan dat ‘ons geheugen oude versies weggooit’ – een verklaring voor het feit dat we iedere keer opnieuw kunnen worden geraakt door een foto. De fotografie zou ons volgens hem herinneren aan ‘wat we ons niet meer kunnen herinneren’ en in die zin fungeren als een extern geheugen.
Bas Heijne ziet voor de fotografie vooral een rol weggelegd als tegenhanger van de beeldenstroom van de massa-industrie. De fotografie zou nog ruimte laten voor de verbeelding van het individu door te focussen op zaken die ‘doorgaans ongezien aan ons voorbijtrekken’.

Menselijk drama

Foto: Paul Fusco (1930).
Foto: Paul Fusco (1930).

Het leed waar Draaisma over spreekt, zien we bijvoorbeeld terug in de portretten van Paul Fusco (1930). Fusco bracht voor zijn serie Chernobyl Radiation (1997) een bezoek aan een aantal kinderdagverblijven in het Russische Minsk en fotografeerde de gevolgen van de nucleaire ramp in Chernobyl (1986). Het leverde hartverscheurende taferelen op van mismaakte kinderen. Zoals het portret van de kleine jongen in de rolstoel die met een van pijn verkrampt gezicht in de camera kijkt.
Ook Francesco Zizola (1962) kiest voor de tragiek wanneer hij jonge mensen portretteert die aan aids lijden. Als gevolg van een grootschalige aidsepidemie zal de gemiddelde levensverwachting in Mozambique in het jaar 2010 gedaald zijn tot 27. De titel van zijn fotoserie, The Silent Atomic Bomb (2002), is afgeleid van een speech van de minister-president van Mozambique waarin deze waarschuwde dat de gevolgen van de aidsepdidemie voor Afrika groter zullen zijn dan wanneer er een atoombom op het continent zou vallen.
De fotoserie Faith in Chaos van Pep Bonet (1974) focust op de gevolgen van de burgeroorlog in Sierra Leone (1991-2001). Tienduizenden mensen vonden daarin de dood, terwijl nog eens honderdduizenden werden verkracht, verminkt en tot slaaf werden gemaakt. Bonet legde vast hoe de inwoners van Sierra Leone aan het einde van de oorlog trachtten een nieuw bestaan op te bouwen. Hoe schrijnend de situatie ook is, we worden tegenwoordig overspoeld met dit soort menselijk drama.

Natuur

Fotograaf David Maisel (1961) kiest voor een andere invalshoek. Bij hem staat niet het menselijk drama centraal, maar juist de natuur. Voor The Lake Project ging Maisel op zoek naar locaties die door menselijk handelen onherstelbaar zijn beschadigd. Hij fotografeerde ze vanuit de lucht. Het leverde prachtige abstracte kleurencomposities op die bol staan van de tragiek.
Stephen Dupont (1967) reisde voor zijn serie Tsunami Aftermath (2005) twee weken na de tsunamiramp naar het Indonesische Banda Atjeh, het plaatsje dat zich het dichtst bij het epicentrum bevond. Het enige dat hij aantrof was chaos en ellende.
Dupont: ‘There was no emotion in that place. Everything was dead and lost’.

De herinnering

Foto: Brigitte Grignet
Foto: Brigitte Grignet

Bo Hai (1962) gaat iets subtieler te werk bij zijn reconstructie van de geschiedenis. Hai, die in 2001 werd uitgenodigd voor deelname aan de Biënnale van Venetië, gebruikt fotografie voor het vastleggen van herinneringen. In DUSK (2002) plaatst hij portretten van familieleden naast afbeeldingen van locaties die centraal staan in hun leven. De betrokkenheid bij zijn onderwerp in combinatie met het gevoel voor compositie en het serene kleurenpalet maakt deze reeks tot één van de spaarzame hoogtepunten van Noorderlicht 2005. Ook in het werk van Miyako Ishiuchi (1947) staat de herinnering centraal. Na het overlijden van haar moeder in 2001 besloot ze dier bezittingen – lippenstift, haarborstel en jurk – te fotograferen. Volgens de catalogus wordt hier het verhaal verteld van een zelfbewuste jonge vrouw. Ik zie het er niet in terug. Daarvoor zijn de foto’s net iets te vrijblijvend.

Geënsceneerde fotografie

Foto: Michael Najjar.
Foto: Michael Najjar.

De afdeling geënsceneerde fotografie is dit jaar vertegenwoordigd met ondermeer de Amerikaan Larry Fink (1941) en de Brit Owen Logan (1963). Finks serie Forbidden Pictures (2001) blijkt een eigentijdse variant op de schilderkunst van de Neue Sachlichkeit (onder anderen Otto Dix en George Grosz) en staat kritisch tegenover de wereldpolitiek van de regering-Bush. Forbidden Pictures was vanwege de aanslag op het World Trade Centre van 11 september 2001 pas in 2004 voor het eerste te zien in de Verenigde Staten. De expositie leidde er destijds tot een storm van protest. Met name ‘Bush” hand op de borst van een jonge vrouw schoot veel conservatieve Amerikanen in het verkeerde keelgat.

Nederlandse afvaardiging

Foto: Anoek Steketee (1974).
Foto: Anoek Steketee (1974).

De Nederlandse Christien Meindertsma (1980) kwam in 2003 plots in het nieuws met haar fotoserie Checked Bagage. Op een veiling in Amsterdam kocht zij onder andere 410 zakmessen, 211 flessenopeners en een aansteker in de vorm van een kogel. Deze huishoudelijke voorwerpen werden door de douane op Schiphol in één week in beslag genomen. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd dergelijk materiaal plots beschouwd als ‘potentieel gevaarlijk’. Treffender had de algehele paniek niet weergegeven kunnen worden! Toch is landgenoot Anoek Steketee (1974) stiekem interessanter. Voor de serie Frontstage stelde Steketee zich de vraag of het beeld dat Westerse media van Iran schetsen overeenkomt met de werkelijkheid. Wat is bijvoorbeeld de positie van het individu in de Iraanse maatschappij? Steketee constateerde in die context een tweedeling tussen de vrije binnenruimte en de aan regels gebonden buitenruimte, waarbij ze overeenkomsten signaleerde met theatervoorstellingen. Bij het poseren vroeg zij mensen daarom te doen alsof ze zich in een theaterscène bevonden.
Haar sferische portretten bezitten een sterk sprookjesachtig karakter.

Wat vonden we ervan?

Het thema van dit jaar is zo vreselijk nietszeggend, dat je er alle kanten mee uit kunt.
Natuurlijk kunnen we niet oordelen over het niveau van de andere inzendingen, maar toch heb ik mijn twijfels bij de relevantie van een aantal fotoseries (Stephen Gill, Harvey Benge). Het maatschappelijk engagement waar de organisatie van spreekt, blijkt in de praktijk slechts een minieme rol te spelen. Misschien moet de Noorderlicht-organisatie zich eens gaan afvragen wat ze nu precies wil.