Boeken / Fictie

Naast de wereld

recensie: Een man als Oblomov

Oblomov, het bekende Russische romanpersonage, staat vooral bekend als een luie man, die zijn dagen slijt op een sofa terwijl zijn dikke lijf over de rand van de bank hangt. Thomas Aurora, de hoofdpersoon uit Gert den Tooms (1970) Een man als Oblomov geeft een andere invulling aan dit type dat zich van de wereld afgekeerd lijkt te hebben. Een nachtportier, die opvallend veel tv kijkt en zich kwaad maakt over Marokkanen, lijkt inderdaad al meer te doen te hebben dan Oblomov.

Toch kan Thomas wel een ietwat wereldvreemde jongen genoemd worden. Zijn leven speelt zich af wanneer andere mensen slapen. Door zijn werk als nachtportier in Hotel Oblomov, genoemd naar de oud-eigenaar, leeft hij vooral ’s nachts. Hij vult zijn diensten met het opknappen van klusje in het hotel. De meeste tijd besteedt hij echter aan tv kijken. Eén van de redenen is dat hij hierdoor niet in slaap zal vallen. Maar Thomas heeft ook een bepaalde visie op zijn overmatige ‘beeldbuisgekluisterdheid’:

Toch bleef hij kijken, want de televisie uitzetten, dat was op zijn werkplek zoiets als vloeken in de kerk. (…) Hij had ook het gevoel dat er juist dan iets zou kunnen gebeuren – in de wereld, op CNN, of in het hotel zelf. Het uitschakelen van de televisie was voor Thomas als de wereld je rug toekeren, het noodlot over je afroepen.

Zapcultuur

Een man als Oblomov beschrijft drie dagen uit het leven van Thomas. Tijdens die drie dagen worden door middel van flashbacks uit het leven van Thomas echter ook verhalen verteld die zich niet afspelen achter de balie van Hotel Oblomov. Zo wordt Thomas verliefd op Maria, de vriendin van zijn vriend Bram, en gaat hij op reis naar Spanje en Italië. Behalve uit deze flashbacks bestaat de roman uit transscripten van televisieprogramma’s, en volgt de lezer de zapactiviteit van Thomas aan de hand van korte zinnen over verschillende tv programma’s die elkaar in snel tempo opvolgen. Deze fragmenten zijn niet altijd lukraak gekozen, maar sluiten ook aan op latere gebeurtenissen.

Moralist?

Thomas is iemand die zich van de wereld lijkt af te sluiten. Hij werkt ’s nachts en daardoor ontloopt hij het leven overdag. De televisie is een grote bron van gesprekken, informatie en gezelschap voor Thomas. Het zijn eigenschappen die hij niet in relaties met mensen vindt, maar wel bij de tv. Gaandeweg blijkt Thomas zich echter wel meer te bekommeren om het leven in de wereld waarin hij zich bevindt. Die aandacht gaat dan vooral uit naar de mensen die met andere bewoners geen rekening houden. Zo houdt hij tirades over Marokkaanse jongeren, of over andere mensen die zich niet aan de regels houden. Die onverschilligheid roept veel woede in hem op, waardoor hij van een dromerige jongen die afstand houdt, verandert in een wat moralistische man.

~

Ondanks zijn wil om een daad te stellen en dingen te veranderen blijft Thomas een ‘Oblomov’, maar niet in de zin van een lui iemand, zoals het personage uit de roman van Ivan Gontsjarov vaak gezien wordt. Thomas lijkt eerder (de fictieve)
oud Sovjet-president Kornenkovs typering van deze Russische luiaard te verpersoonlijken: ‘In plaats van te leven keek Oblomov toe’. Ondanks zijn (halfslachtige) verzet tegen de maatschappij hebben Thomas’ daden geen gevolgen en neemt hij daardoor niet geheel deel aan het leven.

Te veel


Gert den Toom probeert in verschillende verhalen uitdrukking te geven aan Thomas’ passiviteit. Het blijft ambigu of hij ‘gewoon’ passief is of zich daadwerkelijk onttrekt aan het leven. In verschillende verhalen in de roman probeert Den Toom deze eigenschappen van Thomas te illustreren. Zo wordt Thomas verliefd, maar heeft deze liefde geen gevolgen, evenals zijn andere daden. Daarnaast is er nog aandacht voor een aantal reizen van Thomas, die vaak met zoveel details zijn beschreven dat het te veel kleine geschiedenissen zijn waarin de lezer wordt meegesleept. Thomas’ relatie met zijn vader is ook een voorbeeld van een te groot aantal motieven in deze roman. Zijn vader heeft naast een moeizame relatie met Thomas ook moeite met de oorlog, iets wat hun relatie in de weg staat. Dit onderdeel van de geschiedenis draagt weinig bij aan het verhaal en kan als ’te veel van het goede’ worden gelabeld. Jammer, want het doet enigszins af aan deze verder goede roman.

Theater / Voorstelling

Ode aan Ramses is loskomen van Ramses

recensie: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder (Vera Mann, Frans van Deursen, Mylène d’Anjou)

Je moet het maar aandurven, een ode brengen aan levenskunstenaar Ramses Shaffy. Een zanger, tekstschrijver en componist die ondanks zijn 72 jaar deze maand samen met Liesbeth List en de band Alderliefste een nieuw versie van zijn levenslied Laat me uitbracht en afgelopen maandag zelf nog op het podium van het Concertgebouw schitterde tijdens het benefietconcert Dutch Jazz for New Orleans. Kortom, Ramses Shaffy sprankelt nog steeds. En dan sta je daar als Vera Mann, Frans van Deursen en Mylène d’Anjou voor de zware taak het repertoire van dit fenomeen in de voorstelling Zing, vecht, huil… te vertolken.

~

De makers van de theatervoorstelling hebben uit het werk van Shaffy 45 nummers geselecteerd; liederen die sterk verschillen van pluimage. Regelmatig vraag je je af waar een tekst nu precies over gaat. Als Shaffy ze zelf zingt, begrijp je ze nog enigszins: ze passen bij zijn uitbundige stijl van leven, die het best samen te vatten is als grenzeloos en roekeloos. Maar als een dergelijk ‘onzinlied’ vertolkt wordt door bijvoorbeeld Vera Mann verdwijnt er toch wat van deze betekenis. En zo verwordt de ode aan Ramses Shaffy tot een voorstelling met zeer verschillende gezichten.

Ramses loslaten

Het begin van de voorstelling is stroef. Na enkele opnames met uitspraken van Shaffy, zingt Vera Mann het nummer Assememaleistos uit Shaffy’s begintijd in de jaren zestig. Ze zingt het nogal keurig, waardoor de ware aard van het lied niet doorkomt. Haar uitvoering symboliseert daarmee de strijd die zowel Mann, Van Deursen als d’Anjou voor de pauze lijken te voeren. Want hoe vertolk je de pareltjes van Shaffy? Moet je Ramses loslaten of moet je toch proberen je in hem te verplaatsen? Het drietal kiest ervoor de liederen zo duidelijk mogelijk over te brengen en de ingestudeerde danspasjes zo precies mogelijk uit te voeren. De voorstelling verliest hierdoor aan waarachtigheid, en zo komt een lied als De trein uit het Noorden (over de reis die Shaffy als kind maakt van Frankrijk naar Nederland) niet uit de verf. Van Deursen zingt het correct, maar de boodschap van dit lied komt niet over.

Kentering in voorstelling

~

Hoe een theateravond in één klap kan veranderen, wordt vrij snel na de pauze duidelijk. Ineens is daar de passie, die je in de nummers van Shaffy mag verwachten. Het is niet de passie van Ramses Shaffy, maar het waarachtige inlevingsvermogen van de drie artiesten dat zichtbaar wordt. Met als hoogtepunt de wijze waarop Mann zittend achter de piano op Shaffyaanse manier het ontroerende lied Alyosha zingt. De kentering in de avond wordt versterkt door de persoonlijke anekdotes, die het drietal en pianist Nico van der Linden onder woorden brengen. Zo maakt Mann de vergelijking tussen Shaffy en die andere intense zanger, Jacques Brel. Mann, die in In de Schaduw van Brel eerder het leven van deze Belgische zanger vertolkte, ziet veel overeenkomsten tussen Brel en Shaffy. Alleen was Brel nogal bitter, terwijl Shaffy het leven altijd heeft omarmd. Misschien dat Shaffy daarom zo’n hoge leeftijd heeft bereikt, denkt Mann.

Originaliteit

De levenslust van Shaffy wordt zichtbaar in de nummers over zijn stad Amsterdam. Door de muzikale omlijsting krijgen deze een origineel karakter. Deze originaliteit krijgt nog meer allure in het troostende en alom bekende lied Sammy, dat op een timide maar prachtige wijze voor het voetlicht wordt gebracht. De liefde voor de muziek straalt er vanaf. Het oeuvre van Shaffy, dat ter gelegenheid van deze ode in een Shaffy Songbook wordt uitgegeven, krijgt uiteindelijk het gewicht dat dit werk toekomt: een avond met passie.

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder is in ieder geval nog tot en met januari 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier

.

Film / Films

Vakkundig Zweeds vermaak

recensie: Dalecarlians (Masjävlar)

Als er op het witte doek een familiereünie georganiseerd wordt, gaat het onherroepelijk mis. Een paar jaar terug nog in Willem van de Sande Bakhuyzens Familie bijvoorbeeld. Maar bij de Scandinaviërs lijkt het nog het meest fout te lopen: in Festen was de reünie de aanleiding voor de onthulling van gruwelijke geheimen, in het IJslandse The Sea bleek zij de gelegenheid voor pijnlijke conflicten, en het Noorse vakantiehutje in Cabin Fever bleek de plek bij uitstek voor hoog oplopende familieruzies.

~

Al die films hebben hun momenten van humor, maar het Zweedse Dalecarlians is misschien wel de meest grappige en lichtvoetige in de reeks. De jonge, debuterende regisseuse Maria Blom (1971) is namelijk iemand die meer in een goede boodschap van liefde en vergiffenis gelooft dan in tragedie. Het verhaal waarin ze die sentimenten verwerkt heeft is overbekend: een dochter die als carrièrevrouw uit de grote stad na jaren naar haar geboortedorp terugkeert om de 70e verjaardag van haar vader te vieren. Binnen de kortste keren spelen oude familiefrustraties weer op en blijkt het vernis van de blije hereniging flinterdun. Als haat en nijd de overhand nemen, lijken keiharde confrontaties niet uit te kunnen blijven, maar ondertussen en uiteindelijk hebben alle familieleden een hartje van goud. Al te sentimenteel is Dalecarlians gelukkig bijna nergens, zodat de film op een prettige manier balanceert tussen menselijke komedie en drama.

Toneelstuk

~

De titel van de film slaat op de bewoners van Dalarna, het schitterende Zweedse natuurgebied ten noordwesten van Stockholm, waar de regisseuse vandaan komt. De originele titel echter betekent zoveel als ‘kankerpitten’, wat het volkje in de film misschien beter typeert. Het zijn vooral bekrompen zeurpieten en sarcasten. Echte dorpelingen met vastgeroeste gewoontes, die alles van buitenaf met een dosis argwaan en scepsis tegemoet zien. De typetjes (de arrogante oudere zussen, de overbezorgde moeder, de heimelijk verliefde buurjongen) zijn overbekende figuren, maar zijn zo goed gespeeld dat je het niet merkt. Dalecarlians is namelijk een verfilming van Bloms eigen toneelstuk, waarvoor de meeste acteurs hun rol al eerder op de bühne vertolkten. De karakterisering is daarom haarscherp en de acteerprestaties zijn geen moment ongeloofwaardig. Bloms keuze om sentiment de boventoon te laten voeren is nergens storend, maar zorgt er wel voor dat haar film vermaakt zonder echt te beklijven. Niemand zal het haar kwalijk nemen, want een clichématig gegeven als de familiereunie wordt niet vaak zo vakkundig en publieksvriendelijk uitgebuit.

Theater / Voorstelling

Freaks in de schouwburg

recensie: The Tiger Lillies Circus (Tiger Lillies )

Goedkope circusacts en verlepte hoeren, dat is wat de Britse cultband Tiger Lillies te bieden heeft. Tekstueel gezien althans, want als de drie muzikanten die samen de Tiger Lillies vormen op het podium staan, maken ze er een spetterende voorstelling van, waarin ze effectief spelen met de genres circus, freakshow en ouderwets cabaret. De band, die opereert onder leiding van zanger Martyn Jacques, wisselt vermakelijke teksten over de zelfkant af met optredens van slangenmeisje Alba, stripper Michelle von der Reeperbahn, hoepelartieste Viktoria Lapidus en meer van soortgelijke tijdloze acts.

Foto: Richard Haughton
Foto: Richard Haughton

Het circus van de Tiger Lillies doet soms denken aan de Amerikaanse televisieserie Carnivale. De spannende verhaallijn over strijd tussen Goed en Kwaad uit de serie brengt de band weliswaar niet op de planken, maar de duistere sfeer is soms vergelijkbaar. Het zijn echter vooral de beelden die de overeenkomst tussen de Tiger Lillies en de serie over een rondreizende freakshow markeren: beide circussen kennen een gemankeerde hoofdman, Carnivale is gesitueerd in de jaren dertig van de twintigste eeuw, een periode waar ook The Tiger Lillies Circus aan refereert, en de freaks die het Amerikaanse circus bevolken, keren eveneens bij Tiger Lillies terug.

Pinguïnjas

De band zelf bestaat naast operazanger en accordeonspeler Jacques uit twee Adrains: Adrian Huge, die op een zelf geknutseld drumstel trommelt, en Adrian Stout, die aan de staande bas plukt. De drie spelen qua algehele uitstraling met het romantische beeld van de jaren dertig cabarets uit Berlijn; zo gaat Stout gehuld in hoge hoed en rode pinguïnjas en hebben alle drie een wit geschminkt gezicht. In de decadente omgeving van de roodpluchen Groninger schouwburg is het circus dan ook zeer op zijn plaats.

Krijsen en kraaien

Foto: Richard Haughton
Foto: Richard Haughton

De gordijnen die achter de bandleden hangen, worden zo nu en dan geopend voor de kunstjes van de circusartiesten. De band speelt ondertussen de vrolijke polka-achtige muziek onverminderd voort, maar niet zonder de act nauwlettend in de gaten te houden. In The Tiger Lillies Circus is de band de constante – en daarmee op het eerste gezicht de belangrijkste – factor. Tegelijkertijd is het echter één strak geregisseerde show, waarbij de muzikanten juist in dienst van de acts spelen.Dat het al met al toch vooral voorman Jacques is die de aandacht trekt, komt in de eerste plaats door zijn opvallende stemgebruik; de geschoolde zanger klinkt veelal als een krijsende en kraaiende vrouw. Er is echter meer dat hem intrigerend en innemend tegelijkertijd maakt: hij speelt zijn typetje van gekke, half verlamde accordeonist met verve, krijst geregeld onverstaanbaar maar aandoenlijk en zingt tot slot domweg hilarische teksten.

Manipulatie

De grote vraag is echter wat er nu precies leuk is aan de Tiger Lillies. De muziek is niet uitzonderlijk, de gepresenteerde acts zijn allesbehalve wereldschokkend en ook inhoudelijk was het geheel weinig uitdagend. De meest logische conclusie is misschien dat de Britten “kwaliteitsentertainment” bieden, maar daarmee doe je de Tiger Lillies toch ook weer te kort. Een kwaliteit van de voorstelling is in ieder geval dat deze een opmerkelijk breed publiek weet te bekoren; de zaal was gevuld met complete gezinnen, en iedere generatie leek zich te vermaken. Ogenschijnlijk is het bovenal het plezier waarmee de voorstelling gemaakt is, dat het geheel tot zo’n succes maakt. De band heeft het overduidelijk leuk op het podium, en brengt dat enthousiasme effectief over op het publiek.

Maar misschien nog wel belangrijker is de geraffineerde wijze waarop ze het publiek bespelen. Dat blijkt ook als het applaus eindelijk wegsterft; de drie rennen dan uitgelaten door het publiek naar de deur, alwaar de cd’s aan de man moeten worden gebracht. De bandleden blokkeren vervolgens haast de uitgang met hun aantrekkelijke stand vol cd’s, hun leuke boekjes, maar bovenal ook met hun aanwezigheid. Daardoor wordt het bijna ondoenlijk om zonder aankoop te vertrekken. De handel loopt dan ook goed, hoewel het de vraag is of de plaat thuis veel de speler in zal gaan; de Tiger Lillies moet je niet alleen horen, maar vooral ook zien en beleven. Thuis het nummer Jacky (Jacky, she’s a fake whore, and she’s seen better days) opzetten en je partner Michelle von der Reeperbahn laten spelen is misschien wel opwindend, maar daarmee nog geen spektakel.

Boeken / Strip

Moord en intriges in Venetië

recensie: Griffo en Dufaux - Giacomo C. deel 9: Het dodelijke uur & deel 10: De schaduw van de toren

In het tweeluik Het dodelijke uur en De schaduw van de toren van het duo Griffo en Dufaux, bekend van de serie Jessica Blandy, beleeft Giacomo C. ( ofwel Casanova) weer eens een spannend avontuur. Griffo levert hiermee op miraculeuze wijze weer een tweetal albums af – hij heeft er de afgelopen vijftien jaar namelijk al meer dan vijftig getekend. Dufaux leverde het verhaal en samen maakten ze er een vermakelijk tweeluik van.

In dit over twee albums uitgesmeerde avontuur moet Giacomo zien uit te vogelen waarom Ferracina, een belangrijk klokkenmaker, steeds bijna het slachtoffer wordt van aanslagen. Het mysterie blijkt meerdere eeuwen terug zijn wortels te hebben, en terwijl hij de dames vermaakt komt Giacomo steeds meer te weten. Dit bevalt zijn tegenstanders natuurlijk niet; zij proberen hem zoveel mogelijk te dwarsbomen. Uiteindelijk komt het tot een confrontatie en dan blijkt er ook een oude bekende van Giacomo mee te doen aan dit gevaarlijke spel.

Interessante taferelen

Het verhaal van deze beide Giacomo-delen is te vergelijken met dat van de gemiddelde avonturenroman: hoewel Giacomo in allerlei spannende situaties terechtkomt, weet je altijd dat het goed af zal lopen. Wel blijft het fascineren waarom Ferracina vermoord moet worden; tot de oplossing van dit raadsel volgt, blijf je in spanning. Van de Casanova achtergrond maken de auteurs dankbaar gebruik, wat voor enkele interessante taferelen zorgt die het verhaal aan de gang houden. Giacomo weet helaas wel élke vrouw te verleiden, het zou leuker zijn als hij er ook eens wat meer moeite voor zou moeten doen. Maar ja, daar is hij natuurlijk een Casanova voor.

Vrolijk tintje

De in realistische stijl getoonzette tekeningen zijn van goede kwaliteit, iets beter dan gemiddeld. De inkleuring doet wonderen en trekt de tekeningen naar een nog wat hoger niveau toe. Het maakt ze lekker fris, en dat geeft een vrolijke tintje aan het verhaal. Ook zorgt het ervoor dat de tekeningen van de nodige diepgang worden voorzien, zodat je nog beter kunt genieten van alle situaties waarin Giacomo belandt. Griffo weet bovendien het oude Venetië zeer overtuigend neer te zetten en ook dat draagt bij aan de sfeer van het verhaal. Vooral de architectuur oogt zeer realistisch, werkelijk een genot om naar te kijken. De kaft van de albums geeft eigenlijk een heel goed beeld van wat je kan verwachten: in tegenstelling tot veel andere strips zijn de tekeningen binnenin namelijk even goed als op de kaft.

Fans en beginners

Stripliefhebbers die niet bekend zijn met de reeks kunnen het verhaal makkelijk volgen: er zijn weinig verbanden met vorige albums en waar dat wel het geval is, gaat het meestal niet om essentiële dingen. Anderzijds zijn die niet essentiële verbanden wel weer leuk voor de fans van de serie: zo duikt er bijvoorbeeld weer een oud personage op dat voor problemen zorgt. Ook voor de fans van de strips van Griffo en Dufaux is dit tweeluik zeker een aanrader. Hoewel het duo altijd hetzelfde trucje gebruikt, een niet al te ingewikkeld verhaal gemixt met wat liefdesperikelen, zijn de tekeningen ook dit keer weer van hoge kwaliteit. En ook het simpele verhaal heeft boeiende kanten. Doordat allebei de nieuwe delen tegelijkertijd verschijnen, hoeven de lezers zich bovendien niet lang zorgen te maken over Giacomo: na de spannende cliffhanger van Het dodelijke uur, kunnen ze meteen in De schaduw van de toren lezen hoe hij zich er nu weer uit zal redden.

Boeken / Achtergrond
special: Wat staat er het komende seizoen te verschijnen?

Strips om naar uit te kijken

Na de magere jaren negentig lijkt het erop dat de stripwereld zichzelf eindelijk heeft hervonden. Met vele nieuwe series en nog meer oude bekenden staat ons dit najaar weer heel wat te wachten, het lijkt er zelfs op dat we weer in een gouden tijd zijn beland. Eindelijk verschijnen er weer kwalitatief hoogstaande strips van auteurs die zich niets aantrekken van de menigte maar gewoon goede strips produceren, in een rustig tempo. Hieronder gaan we in vogelvlucht door het nieuwe seizoen en stellen we het aanbod kort aan je voor.

~

Art Spiegelman – Kus uit New York

Atlas – januari 2006

Al enkele tijd gaan er geruchten dat Art Spiegelman een boek aan het voorbereiden is met de titel Kisses from New York of A Kiss from New York. Deze geruchten blijken op waarheid te berusten en het boek zal begin volgend jaar in een Nederlandse vertaling verschijnen onder de titel Kus uit New York. Helaas is het geen nieuw oorsponkelijk werk, maar een anthologie waarin een selectie is opgenomen uit de strips en covers die Spiegelman gedurende de afgelopen tien jaar voor de New Yorker maakte. In 1992 werd Art Spiegelman wereldberoemd met zijn beeldroman Maus, waarin de holocaust op een aangrijpende wijze verbeeld werd. (Martijn Boven)

Eric Schreurs en Wim Hansen – 1984

Xtra – oktober 2005

Tekenaar Eric Schreurs is vooral bekend als geestelijk vader van Joop Klepzeiker. Met deze heerlijk ranzige strip maakte hij jarenlang furore. Van de complete serie, vijftien stuks, gingen er meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank. Voor zijn gehele oeuvre ontving de auteur in 2002 de prestigieuze Stripschapprijs. Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Xtra een remake van het album 1984 dat hij samen met Wim Hansen maakte. Deze, op de roman van Orwell gebaseerde, strip verscheen eerder in 1984. Door de kenners wordt dit album als een van de hoogtepunten in zijn oeuvre beschouwd. (Danny Koningstein)

Maaike Hartjes en Mark Hendriks – Hong Kong

De Harmonie / Oog & Blik – oktober 2005

In het dagelijks leven delen deze stripauteurs al enige jaren lief en leed. Voor het eerst verschijnt er nu ook een gezamenlijk album. Gefascineerd door het Aziatisch werelddeel, verbleven ze samen een maand in Hong Kong. In het nieuwe, gelijknamige album doen ze in woord en beeld verslag van hun avonturen. Ook recentelijk hebben beide tekenaars van zich laten spreken: Mark Hendriks met zijn nieuwe beeldroman Koningin Min en Maaike Hartjes met een nieuw deel van haar welbekende dagboeken. (Danny Koningstein)

Conz – De Tweede Kus 1

Oogachtend – najaar 2005

In 2004 ontving deze Vlaamse auteur ‘de Debuutprijs van de Stad Turnhout’ voor zijn eersteling Toen ik nog baas van de wereld was. Zijn nieuwe album, luisterend naar de prozaïsche titel De Tweede Kus, gaat over een jongeman die naar de andere kant van de wereld reist om zijn jeugdliefde te vinden. (Danny Koningstein)

Hanco Kolk- Meccano 4

De Harmonie – begin 2006

Hanco Kolk mag gerust een van de meest creatieve stripauteurs van Nederland worden genoemd. Naast de avonturen van Gilles de Geus en de strookjesstrip S1ngle (in samenwerking met Peter de Wit), heeft hij nog een indrukwekkende reeks op zijn naam staan. We hebben het hier natuurlijk over Meccano, de experimenteel vormgegeven strip over de jetset van een fictief ministaatje. De reeds verschenen delen Beauregard, Gilette en Schlager worden door kenners beschouwd als hoogtepunten in de Nederlandse stripliteratuur. In deze boeken worden heilige huisjes net zo min gespaard als tere (kinder)zieltjes. Oorlog en politiek zijn belangrijke onderwerpen, maar altijd wordt het geheel overgoten met een sausje vlijmscherpe satire. Het nieuwe album verhaalt over een vluchteling die tijdens een barre overtocht in het ruim van een schip zijn lotgenoten opeet. Vanaf dat moment leven hun geesten in hem voort. Na aankomst in Meccano voelt hij zich moreel verplicht om al hun verwachtingen zoveel mogelijk in te lossen. Wielrennerij en missverkiezingen zullen volgens de auteur de belangrijkste thema’s vormen. (Danny Koningstein)

~

Will Eisner – Fagin de Jood

Atlas – oktober 2005

Tijdens zijn onderzoek naar de originele edities van Charles Dickens’ Oliver Twist besloot Will Eisner een tegenwicht te bieden tegen de karikaturale manier waarop joden door Charles Dickens en anderen werden afgebeeld. Als uitgangspunt voor zijn boek Fagin de Jood koos hij Dickens beroemde schurk Mozes Fagin, die in Oliver Twist als ‘de jood’ wordt aangeduid. Eisner maakt van Fagin geen onschuldig slachtoffer, maar hervertelt zijn verhaal vanuit diens eigen perspectief. De begin dit jaar overleden striptekenaar Will Eisner is vooral bekend geworden met zijn beeldroman Een Contract met God (A Contract with God), die dit najaar in herdruk zal verschijnen bij uitgeverij Atlas.

Erik Wielaert en Pieter van Oudheusden – Pension Blauwbaard

BeeDee – najaar 2005

Het veelbelovende samenwerkingsverband tussen aanstormend tekentalent Wielaert en scenarioschrijver Van Oudheusden schenkt ons dit najaar het album Pension Blauwbaard. Na het verzorgen van een aantal boekjes binnen de Incognitoreeks, vormt dit album het nieuwste wapenfeit van deze begiftigd tekenaar. Pieter van Oudheusden is een oude rot in het schrijversvak, die onder meer heeft samengewerkt met Adri van Kooten en Jeroen Janssen. (Danny Koningstein)

~

Luc Cromheecke & Fritzgerald – 20 jaar Taco Zip – integrale editie: Zuigen met de Tenen!

BeeDee – najaar 2005

Natuurlijk wordt dit boek een van de knallers van het najaar. De kwaliteit laat niet naar zich raden want Taco Zip heeft zich jaren geleden al bewezen in allerlei kranten en in het weekblad Robbedoes. In deze bundel worden de eerste vier albums opgenomen en nog een album met nooit eerder in albumvorm verschenen grappen. Dat betekent meer dan 200 pagina’s grappen in de geweldige tekenstijl van Cromheecke, gecombineerd met de leuke verzinsels van Fritzgerald. Zelfs de prijs is vriendelijk: met 20 euro gaat dure uitgeverij BeeDee eindelijk de goede kant op. Vroeger betaalde je meer dan de helft van dit bedrag voor een album van 45 pagina’s op pocketformaat. (Olivier Wortel)

Rosinski & Yves Sente – De Wraak van Graaf Skarbek 2

Dargaud – najaar 2005

Eindelijk het slot van dit tweeluik dat in elk geval geweldig begon. Met een hele nieuwe stijl van tekenen overtrof Rosinski zichzelf en klom hij uit een dal waar hij jaren in ronddwaalde. Het innovatieve verhaal is van de hand van Sente. Hij is directeur bij Dargaud en het leek er dus op dat dit een plezierbaantje was, maar hij verbaasde vriend en vijand met dit meesterwerkje. Als deel twee de verwachtingen waarmaakt zal dit album kunnen rekenen op een plaats in de hall of fame der stripklassiekers. (Olivier Wortel)

~

Maïorana & Ayroles – Garulfo 4

Arboris – najaar 2005

Van dit album verwacht ik heel wat. De eerste drie delen waren qua tekenstijl van zeer hoge kwaliteit en van nog hogere kwaliteit wat betreft humor. Niet alleen maakten de auteurs een leuke parodie op de standaardsprookjes, ze werkten het zelfs uit naar een verhaal dat op twee manieren leesbaar was. Naast de parodie is er namelijk ook een vermakelijk verhaal aanwezig dat bijvoorbeeld door de wat jongere lezers gewaardeerd zal worden. Op die manier heeft de serie twee lagen en dat maakt het tot een van de leukste series van dit moment. (Olivier Wortel)

Joann Sfarr – De kat van de rabbijn 3. De Exodus

Atlas – september 2005

Joann Sfarr is een van de belangrijkste hedendaagse striptekenaars uit Frankrijk. Van De kat van de rabbijn verschenen reeds twee zeer interessante nummers, waaruit reeds duidelijk geworden is dat Sfarr zich moeilijk met andere striptekenaars laat vergelijken. Het religieuze en filosofische verhaal van De kat van de rabbijn wordt verteld vanuit het oogpunt van een kat. In dit derde deel gaat de kat – samen met de rabbijn, diens dochter en haar echtgenoot – naar Parijs. Aldaar probeert de kat zijn spraakvermogen terug te krijgen en worstelt de rabbijn met zijn geloof. (Martijn Boven)

~

Pieter de Poortere – Boerke 3

Bries – oktober 2005

Dit najaar verschijnt alweer het derde deel uit de befaamde Boerke-reeks van de Vlaming Pieter de Poortere. Inmiddels zijn de avonturen van deze sympathieke en enigszins wereldvreemde plattelandsman een begrip geworden. Voor het eerste deel ontving de auteur in 2002 de Stripschapspenning voor het beste Nederlandstalige album. Dat dit geen reden was om op zijn lauweren te rusten werd al snel duidelijk. Hij blijft ons verbazen met zijn opmerkelijke talent. (Danny Koningstein)

Boucq & Belkrouf – Rock Mastard 2

Le Lombard – najaar 2005

Als de avonturen van deze dwaze piloot weer net zo leuk zijn als in deel een, belooft dit deel heel wat. De tekeningen van Boucq zijn altijd zeer komisch en de verhalen van Belkrouf maken het geheel af. In het eerste deel werd een geslaagde parodie gemaakt op de oude avonturenstrips uit de jaren ’50, en de grote vraag is natuurlijk of de auteurs weer zo’n leuk album hebben gemaakt. Maar als je naar hun vorige werk kijkt hoef je je dat eigenlijk niet af te vragen: ze zijn altijd leuk. (Olivier Wortel)

Boeken / Fictie

Roman van Buarque op de grens van kitsch

recensie: De spookschrijver uit Rio

Het heerlijke aan Zuid-Amerikaanse literatuur is iedere keer weer die combinatie van alledaagse nuchterheid, van eerlijke en glasheldere bespiegelingen over de harde werkelijkheid, met een haast onvoelbaar stroompje magie.

Zo ook in de roman De spookschrijver uit Rio van Chico Buarque. De titel van de roman verwijst naar de hoofdpersoon, José Costa. Niet alleen in naam is hij onopvallend – José Costa is het Latijns- Amerikaanse equivalent van het Nederlandse Jan Jansen – , hij is professioneel onzichtbaar. Hij schrijft speeches, romans, artikelen en essays op het hoogste niveau, maar altijd op naam van een ander. Het enige moment waarop er enige eer aan zijn werk te behalen valt, is op het jaarlijkse congres van anonieme auteurs waar vakgenoten hun werk aan elkaar onthullen.

Nuchter

Buarque maakt de kleurloosheid van zijn hoofdpersoon voor de lezer voelbaar door diens gedachten weer te geven in een kale, nuchtere stijl. Zoals in de volgende passage:

Op het vliegveld wisselden we adressen en omhelzingen uit, er waren er die huilden, allen zwoeren aanwezig te zullen zijn op het volgende congres in Casablanca, daarna verdween iedereen in zijn eigen tunnel. Ik reisde dertig uur met mijn verstand op nul, en toen ik vroeg of ik thuis mocht slapen, stelde Vanda geen vragen, ze gaf me een bord eten en fatsoeneerde mijn haar. Het was toen dat ik, ontdaan van eigenliefde, Vanda zwanger heb gemaakt.

Dit zou een heel melodramatische scène kunnen zijn; een echtgenoot die na een langdurige en niet verklaarbare afwezigheid wederkeert, een desondanks liefdevolle hereniging waarna hij haar eindelijk zwanger maakt. In de woorden van Buarque schijnt het echter allemaal even onbelangrijk en banaal. Eventuele emoties blijven impliciet.

Contrast

~

Het contrast tussen José en de overige hoofdpersonen is extreem, waardoor de kleurloosheid van José nog nadrukkelijker opvalt naarmate de roman vordert. José’s vrouw Vanda is nieuwslezeres, een opvallende schoonheid die zich beroepshalve juist iedere dag weer blootstelt aan de blik van duizenden, zelfs miljoenen journaalkijkers. Waar haar echtgenoot teksten schrijft die onder andermans naam de wereld in gaan, leest zij op eigen titel teksten voor die door anderen geschreven zijn. Hun beider zoon, die in deze roman niet eens een naam heeft, is niet bepaald mooi of aantrekkelijk, maar door zijn overgewicht en geestelijke onderontwikkeling trekt hij alle aandacht in het gezin naar zich toe. Zelfs thuis neemt José Costa geen ruimte in en gaat hij op in het decor.

Droste-effect

Zijn podium wordt gevormd door de teksten die hij schrijft: alsof José een tweede leven leidt in de werkelijkheid die hij keer op keer weer voor een ander bedenkt. Vol enthousiasme verzint hij voor zijn cliënten de meest extravagante levensverhalen en de meest briljante wetenschappelijke essays. Buarque geeft dit weer door de eigen gedachten van José naadloos over te laten gaan in de zinnen die hij schrijft. Het ene moment is ‘ik’ nog José Costa, maar in de volgende zin is ‘ik’ de vertegenwoordiger of wereldreiziger wiens autobiografie hij schrijft. Op zich natuurlijk een veelgebruikte truc, dit ‘Droste- effect’.
Maar de manier waarop Buarque dit stijlmiddel toepast, is absoluut ongebruikelijk. Hij benut de overgangen van de werkelijkheid van José Costa naar de literaire werkelijkheid die door hem geschapen wordt, als tempowisselingen. De literaire werkelijkheid heeft een beduidend hoger tempo dan zijn eigen leven, wat tot uiting komt in een verandering van het verteltempo. Dit soort stileringen zorgt voor een sterk filmisch effect. Het zijn haast regie aanwijzingen: bij de overgang naar de geschreven werkelijkheid worden de camerabewegingen wat sneller en ongecontroleerder. Het bevindt zich stilistisch op de grens van superkitsch, maar de vakkundige regie van Buarque voorkomt dat die grens overschreden wordt. Buarque is zijn materie overduidelijk meester, er valt nergens ook maar een discontinuïteit of los eindje te ontdekken.

Een mooi ‘droste’-voorbeeld is de scène waarin José begint aan de autobiografie van de Duitser Kaspar Krabbe. Wie of wat deze Kaspar Krabbe in werkelijkheid is, komt de lezer nooit te weten. Hij komt alleen tot leven in de autobiografie die José voor hem verzint:

Ik pakte op goed geluk een van de twintig cassettebanden die de Duitser had volgepraat, ik hoorde vagelijk zijn stem, ik legde mijn vingers op de toetsen en ik was een blonde en roze man van twintig jaar terug, toen ik de haven van Hamburg verliet en de baai van Guanabara binnenvoer… Ik vergat Teresa zoals ik Hamburg al had vergeten, en ik verliet de maatschappij om een ngo op te richten, beter gezegd, om vrouwen te zoeken op het strand, wat zeven jaar geleden ondenkbaar was geweest, toen ik de baai van Guanabara binnenvoer en in vervoering alle haren verloor, maar die tekst van mij deugde niet, hij kwam niet van zijn plaats, schoot niet op.

Noodlot

Dezelfde Kaspar Krabbe wordt José natuurlijk uiteindelijk fataal. Als in een eersteklas noodlotsdrama komt het uiteindelijk zover dat zijn echtgenote Vanda valt voor de toch vrij geringe charmes van de Duitser, dankzij de raadselachtige, kleurrijke persoonlijkheid die José voor hem gecreëerd heeft.

Prettig verward

Hoewel stilistisch en inhoudelijk op de grens van kitsch, is De spookschrijver uit Rio een doorwrochte en subtiel geconstrueerde roman, die na lezing nog heel lang een prettig verward gevoel achterlaat.

Muziek / Achtergrond
special:

Popkomm haalt nauwelijks zijn doel

.

Gezien de opkomst van de doelgroep, werd die vraag niet gesteld. Vanuit heel Europa waren bedrijven, organisaties en journalisten, kortom het hele wereldje, aanwezig. Tussen de grote bedrijven als MTV, New Yorker, T-Mobile’s Musicload en Vodafone werd Nederland vertegenwoordigd door Stichting Conamus, die prominent aan het begin van een beurshal de aandacht trok, en door distributeur Bertus – al stond deze verdekt en ietwat in de schaduw opgesteld. Overal deden de vertegenwoordigers hun uiterste best zichzelf te promoten en sommigen slaagden daar behoorlijk goed in. Zo zaten de stands ter promotie van de Noorse en Franse popmuziek steevast vol met belangstellenden en wist ook de DutchSound-stand, met onder andere Conamus, de nodige aandacht te trekken.

~

Tijdens de beurs waren er seminars over de toekomst van de popmuziek met boeiende thema’s als “De kracht van popmuziek tegen armoede”, “Wat zal er gebeuren met alle Britneys als Merkel bondskanselier wordt” en “De betekenis van het verlies van New Orleans voor de popmuziek”. Een ander belangrijk thema was de betekenis van internet voor de muziekindustrie. Daar werd de vinger op de zere plek gelegd, want met het aansnijden van dit punt bleek de zwakte van ‘het wereldje’. De muziekindustrie heeft met de komst van het internet de macht over de muziek verloren en heeft tot nu toe nog steeds geen goede oplossing kunnen vinden om die macht te herstellen. Ook tijdens PopKomm 2005 werd er schouderhalend gereageerd op de één van de belangrijkste vragen over de toekomst van de popmuziek.

Optredens

Wie na de gekregen flyers, cd’s, discussies en opgedane contacten nog energie over had, kon ’s avonds genieten van verschillende optredens in de stad. Die waren toegankelijk voor het publiek, waarbij de boeker kon bekijken wat aansloeg en wat niet. Bij die optredens stond muziekland Spanje centraal. Op woensdagavond, de avond van de opening, waren de Spaanse bands voornamelijk te vinden in de KulturBrauerei. Bands als Love of Lesbians en Cycle verkochten zichzelf goed, maar de grootste aandachtstrekker was het alom bekende Ojos de Brujo. De opening in het Postbahnhof, met oudgedienden als Supergrass en Koufax, werd goed verzorgd door nieuwkomers als Stars en Editors. Dansbaarder was het overigens bij de buren, in de Club Maria, waar met bands als Tiefschwarz, The Go! Team en de hype van morgen WhoMadeWho goede concurrentie boden.

Ojos de Brujo
Ojos de Brujo

Hoewel het geprezen Art Brut speciaal werd gepresenteerd in de Roter Salon van de Volksbühne, was tijdens de donderdagavond de KulturBrauerei de plek voor iedere rockliefhebber. Met meerdere podia was het een fijne avond om nieuwe interessante dingen te bekijken. Rondom het grote Visions-Podium in het Kesselhaus van de KulturBrauerei speelden veel Canadese en Amerikaanse bands, waarvan Eli & the Indoor Boys, die een fijne mix van Buddy Holly-rock en lieve Glasgow-pop lieten horen, de meeste indruk maakten. Bands als Tiger Lou, Ceasars (voorheen Ceasars Palace) en het altijd overweldigende Millionaire moesten the Robocop Kraus voor laten gaan in de competitie van de meest succesvolle band van de avond. Vanaf de schitterende opening, schönen guten Abend, wir sind The Robocop Kraus sprong het publiek en dook zanger Thomas Lang het publiek in of klom hij op de PA. Met een in mooie trouwband-pakken gehulde band was het tot en met het eind geweldig.

Eli and the Indoor Boys
Eli and the Indoor Boys

Vervelende houding

Vrijdagavond kon de liefhebber van de belofte zijn hart ophalen in het Postbahnhof, waar bands zoals The (Int.) Noise Conspiracy, The Subways, Sugarplum Fairy en Nine Black Alps een goede festivalzomer probeerden te bemachtigen. Behalve deze liefhebber, want vanwege de drukte, de bureaucratische rompslomp en de vervelende houding van de organisatie, kwam ondergetekende als freelancer niet naar binnen. Daarmee komt er een volgend argument tegen zoiets als PopKomm ter tafel. De meeste van deze bands had ik al gezien tijdens festivals als Eurosonic of Lowlands of tijdens de bezoeken aan verschillende clubs in Nederland. De bands die zichzelf op de PopKomm-podia moesten verkopen, zouden eigenlijk bij iedere zichzelf respecterende boeker of journalist al bekend moeten zijn.

Het Berlijnse publiek

Maar vanuit meerdere perspectieven is het probleem de stad waar het dit jaar gebeurde. Jarenlang werd PopKomm in Keulen gehouden en sinds vorig jaar is de beurs verhuisd naar de Duitse hoofdstad. Ondanks de vele manieren van reclame – op televisie, radio en grote plakkaten op straat – liep de Berlijnse bevolking niet warm voor het spektakel, waarbij de lichte arrogantie van een hoofdstadbewoner om de hoek kwam kijken. De beurs is iets van Keulen en het mag van de kosmopolitische Berliner bevolking daar blijven. Daarbij komt dat Berlijn een mooie concertagenda heeft met veel ruimte voor veelbelovende bands: de helft van de op PopKomm spelende bands is al een keer geweest is of gaat binnenkort weer spelen. De druk voor de Berlijner om tussen de internationale muziekbiz te gaan staan wordt daardoor minder groot.

Berlijn is te groot

Daarnaast is de stad te groot voor het doel dat PopKomm wil bereiken. Omdat de clubs te ver uit elkaar liggen, moet de bezoeker eigenlijk kiezen voor één van de clubs, met het logische gevolg dat daardoor negentig procent gemist zal worden. De bekendste Nederlandse boeker Willem Venema scheen het toch te proberen; ik zag althans een lange bos haar, gehuld in een schitterende groene Lowlands-regenjas, ‘dit is helemaal niks’ mompelend voorbij rennen. De grootte van de stad gaat zo ten koste van de kleine onbekende bandjes, die van de route af, in kleinere zalen mogen spelen. Bijvoorbeeld in de, gezien de andere plekken, enigszins afgelegen Kalkscheune, waar onder het motto ’Neue Holländische Welle’, onze trots Blues Brother Castro, Krezip en Voicst verdedigd moesten worden. Maar onze trots is moeilijk over te brengen op de buitenlandse boeker die veel liever naar een band met internationale potentie gaat kijken dan dat hij zijn avond opoffert in de Kalkscheune.

Kortom

Berlijn is te groot, er spelen te veel bands die mensen al (veel) eerder hadden kunnen zien en daarnaast toonde PopKomm een houding van de muziekindustrie die niet fit en vitaal te noemen is. Er moet heel wat veranderen, wil zo’n beurs zin hebben, want het lijkt me sterk dat deze editie heel veel invloed zal hebben het komende muzikale jaar.

Muziek / Concert

Het venijn in de snuit

recensie: Neeme Järvi maakt zijn debuut voor het Residentie Orkest

Soms loopt een gebeurtenis echt over van ironie. Het debuut van Neeme Järvi als chef-dirigent van het Residentie Orkest in de Anton Philipszaal was zo’n gelegenheid. Nadat het publiek onder begeleiding van het orkest – het was Prinsjesdag, tenslotte – het Wilhelmus had gezongen riep één van de zaalwachten luidkeels “Leve de koningin”. Allerschattigst, die traditie.

De grap zat ‘m er in dat de kersverse maestro meteen daarna inzette met Peter van Anrooys Piet Hein Ouverture. Want om nou te zeggen dat Van Anrooy zo’n fan van de monarchie was… nee. Bij het huwelijk van Juul en Bernard in 1937 werd de man met orkest en al heengezonden nadat hij het had vertikt om het Horst-Wessel-Lied, een verzoekje van Bernard en het Nazi-partijlied, te spelen. Een tweede ironietje was dat een zekere, in de zaal aanwezige, minister van justitie waarschijnlijk heeft gedacht dat de ouverture voor hem werd gespeeld. Maar daar kan ik slechts naar gissen.

Last Night of the Proms

~


Maar alle ironie terzijde, de Piet Hein Ouverture is gewoon heel leuke muziek en eigenlijk één van de weinige stukken (met Verhulsts Gijsbrecht van Aemstel-ouverture) die zich lenen voor een Nederlandse Last Night of the Proms – de klassieke versie, wel te verstaan. Het liedje van J.P. Heije over de veroveraar van de Zilvervloot werd door Van Anrooy in 1898 tot deze ouverture bewerkt, en het is natuurlijk een inkopper – bijna elke Nederlander boven een bepaalde leeftijd kent het lied. En het miste ook hier zijn effect niet. Järvi’s tempi waren net iets breder dan die van de enige beschikbare opname van het werk (Nederlands Filharmonisch Orkest o.l.v. Kees Bakels) maar daardoor kreeg het stuk wel meer profiel – en dit is muziek die wel wat bombast kan hebben.

Geen dienst

Maar dan stuk nummer twee. Het gaat me bijna aan het hart om een zo beminnelijk pianist als Alexander Markovich af te vallen, maar met slecht gearticuleerd en soms ronduit slordig spel bewees hij Tsjaikovski’s tweede pianoconcert geen grote dienst. Vooral in het openingsdeel – met een behoorlijke solo – werd het daardoor moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Maar het grootste probleem was nog wel Markovich’ excessieve rubato (het aanzetten van contrasten: snel sneller, zacht zachter, enzovoort). Het toevoegen van dergelijke sentimentaliteit aan Tsjaikovski is een riskante onderneming. Over het algemeen ben ik wel gecharmeerd van een solist die een concert iets eigens meegeeft, maar hier werd het duidelijk iets teveel van het goede.

~

Het middendeel, met daarin een prachtig trio voor piano, cello en viool, werd wel weer heel beheerst gebracht en in de finale (een typische Tsjaikovski-knaller die weinig ruimte laat voor subtiliteiten) raceten Järvi en Markovich gepassioneerd naar de finish. Het was alleen wel spijtig dat die finale niet zoals bedoeld all’attacca (dus zonder pauze tussen deel twee en drie) werd ingezet. Al met al een wat onevenwichtige uitvoering, waarbij Markovich echter veel goedmaakte door een enthousiaste solotoegift.

Schilderijen

Dit enthousiasme hing ook over Järvi’s uitvoering, na de pauze, van Moessorgski’s Schilderijententoonstelling. Moessorgski, zo mogelijk het meest beruchte drankorgel uit de Russische geschiedenis, was nauw bevriend met de schilder Viktor Hartman, ook al een vriend van het statiegeld. Toen die laatste overleed, schreef Moessorgski een muzikale rondgang langs diens schilderijen, waar later door Maurice Ravel (en zo nog een dozijn anderen) een orkestratie van werd gemaakt. Het werkelijk grootse eindresultaat is dan ook minstens evenzeer Ravels verdienste als die van Moessorgski. Het is bovendien een stuk geworden dat zich er goed voor leent om met grootse gebaren te worden gebracht en Järvi is er de man niet naar om zo’n buitenkans te laten liggen. Het publiek reageerde zoals verwacht, met niet minder dan zes open doekjes. Met een bijzonder fraaie toegift (Jean Sibelius’ Andante Festivo)sloot Järvi zijn Haagse debuut in stijl af.

~

Één deur

De belangrijkste vraag, namelijk of Järvi en zijn nieuwe orkest met succes door één deur kunnen, lijkt bevestigend beantwoord te kunnen worden. Het Residentie Orkest, toch al geen misselijk gezelschap, speelde vrijwel feilloos en kende een paar opvallende uitblinkers. Vooral de kopersectie (in de Schilderijententoonstelling) en de participanten in het trio (Tsjaikovski’s tweede pianoconcert) lieten zien dat dit een orkest van niveau is. Laten we hopen dat het zo optimaal mogelijk kan profiteren van Järvi’s – omvangrijke – muzikale bagage.

De vraag is natuurlijk of de programmeur van het Residentie Orkest zich bewust was van Van Anrooys’ geschiedenis – zoniet, dan was de keuze misschien een beetje ongelukkig. Zo ja, dan is Neeme Järvi zijn eerste seizoen met een vette knipoog begonnen.

Kunst / Expo binnenland

Uitdaging in variatie

recensie: Robert Zandvliet, Beyond the horizon

In samenwerking met het Kunstmuseum Bonn organiseert De Pont in Tilburg dit najaar een grote overzichtstentoonstelling – Beyond the Horizon – van werken van Robert Zandvliet (1970). Deze Nederlandse schilder werd bekend met schilderijen van alledaagse objecten. Met deze werken won hij in 1994 de Prix de Rome. Later maakte hij grote abstracte schilderijen, die vooral gekenmerkt worden door duidelijk zichtbare kwaststreken en banen.

De tentoonstelling geeft inzicht in het werk dat Robert Zandvliet maakte in de periode 1994-2005. De nadruk ligt vooral op het werk van na 2000. Daardoor krijg je minder inzicht in de veranderingen in zijn oeuvre. Van de schilderijen waarin Zandvliet alledaagse objecten nauwkeurig naschilderde, is bijvoorbeeld alleen de haarspeld te zien.

Eitempera

Robert Zandvliet, zonder titel, 2002. Eitempera op linnen, 262 x 203 cm.
Robert Zandvliet, zonder titel, 2002. Eitempera op linnen, 262 x 203 cm.

In de loop der jaren is niet alleen het onderwerp, maar ook het materiaal waar Zandvliet mee werkt, veranderd. In zijn abstracte werken maakt hij gebruik van eitempera. Zandvliet mengt voor deze verfstof eidooiers, pigmenten, water en olie. Eitempera heeft de eigenschap dat het transparant is. Hierdoor kunnen meerdere verflagen worden aangebracht, maar blijven alle lagen zichtbaar. In sommige werken zijn de streken van de kwast zo nadrukkelijk aanwezig dat zelfs de haren van de kwast te tellen zijn.

Dynamische denkbeeldige kleurvlakken

In een serie met vooral groene tinten is er minder doorzichtigheid. Daar lijken de vlakken elkaar af te wisselen. Er is een dynamische afwisseling tussen de verschillende lijnen en spatten, die niet alleen over elkaar heen vallen, maar vooral ook naast elkaar liggen. Daardoor wordt de suggestie gewekt dat de lijnen getekend en ingekleurd zijn. Het bijzondere van deze serie is dat ze niet zijn ontstaan door het verdelen van vlakken en inkleuring, maar door de weg die de kwast heeft gevolgd.

Robert Zandvliet, Zonder titel, 2004. Eitempera op linnen, 201 x 501 cm.
Robert Zandvliet, Zonder titel, 2004. Eitempera op linnen, 201 x 501 cm.

Deze werken doen door het kleurgebruik nog het meest denken aan een belangrijke inspiratiebron van Zandvliet: het landschap. Ook de ‘horizon’ zien we vaak terug in zijn schilderijen. In later werk verdwijnt deze horizontale lijn en zijn er vooral verticale lijnen te zien. Die schilderijen zijn bijvoorbeeld geïnspireerd door de lichtval op het water, zoals bijvoorbeeld in de schemering en ’s avonds is te zien.

Verborgen esthetiek

Soms bekruipt je, als je voor een van deze abstracte werken staat, het gevoel dat het kleine variaties zijn op één thema, namelijk een onderzoek naar de schilderkunst. Juist door die kleine variaties zijn de werken niet allemaal even interessant. De werken die meer aandacht vragen vallen vooral op door het kleurgebruik en de manier waarop de lijnen elkaar tegenkomen op het doek, door de manier waarop zij elkaar overlappen.
Kenmerkend van de schilderijen in De Pont is dat ze ‘langzaam’ zijn, in de zin dat de perceptie van de werken verschillende stadia kent. Het zijn geen werken die de toeschouwer in één keer kan duiden, of zelfs maar met enkele blikken in zich op kan nemen. Als  toeschouwer moet je geduld hebben. Dan pas ontstaat de esthetiek.