Muziek / Album

Een Roemeense uitschieter

recensie: Hyperions nieuwe celloserie overtuigt nog niet bij binnenkomst

Het is een dappere onderneming van het Britse label Hyperion om na de ‘romantische’ piano- en vioolconcerten (zo grofweg uit de periode 1850-1930) nu een reeks met vergeten celloconcerten uit te brengen. Het valt te betwijfelen of die reeks net zo uitgebreid zal worden als de pianoreeks (momenteel bestaand uit 38 delen) gezien de relatieve schaarste van het repertoire. Dat laat ook raden naar de kwaliteit van de ontgonnen werken. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: helemaal overtuigend is het (nog) niet.

~

Een celloconcert schrijven is zo simpel nog niet. Waar een piano zich door zijn klank van nature onderscheidt van het orkest, is de cello juist het essentiële orkest-instrument. Je moet dus niet alleen weten hoe een cello klinkt, maar ook nog heel behoedzaam de orkestpartij daarop aanpassen – doe je dat niet, dan verdrinkt de arme jammerplank in de lawine van het orkest. Vele componisten hebben daarmee geworsteld, en het gevolg is dat de celloliteratuur veel minder virtuoos van karakter is dan die voor piano en viool. De celloconcerten van bijvoorbeeld Dvorak en Elgar bevatten prachtige muziek, maar om nou te zeggen dat het showpieces voor de cellist zijn, nee. Gecompliceerd, dat zeker, maar zonder dat dramatische, misschien zelfs aanstellerige, dat de pianoconcerten uit dezelfde periode kenmerkt.

Tompouce

Deel een van de serie vergeten celloconcerten bevat werken van twee Liszt-leerlingen, Eugen d’Albert en Ernó von Dohnányi, en het celloconcert van de Roemeen George Enescu. Alledrie de werken zijn rond 1900 gecomponeerd, maar de verschillen in oriëntatie en kwaliteit zijn behoorlijk. De cd zit een beetje in elkaar als een tompouce: eerst een koekje met glazuur, het lekkerste in het midden en onderop een laf, wat klef laagje.

Glazuur

Om maar met het glazuurkoekje te beginnen: Eugen d’Alberts stuk is het enige dat zich ook als celloconcert aankondigt. D’Albert verwierf vooral bekendheid als pianovirtuoos (een soort negentiende-eeuwse Wibi Soerjadi) en componist van de helaas zo goed als vergeten opera Tiefland. Ook schreef hij twee veelgespeelde pianoconcerten, beide in het idioom van zijn leermeester Liszt. D’Alberts pianoconcerten zijn virtuoze, felle en soms speelse stukken, die zich terecht aan de rand van het concertrepertoire hebben gehandhaafd. Die vindingrijkheid is bij dit celloconcert niet altijd te vinden – het is duidelijk dat d’Albert met de piano meer affiniteit had dan met dit instrument. Begrijp me goed: het is zeker niet slecht, alleen niet zo heel erg bijzonder. En dat zijn we van Hyperion wel een beetje gewend geraakt.

Smakelijk

~

Bijzonder is George Enescu’s Symphonie concertante zeker wel. In tegenstelling tot d’Albert met zijn conservatieve idioom blikt Enescu juist vooruit. Het stuk zit veel onorthodoxer in elkaar, met elkaar soms snel afwisselende extremen. Desondanks is het voor Enescu’s doen tamelijk ingetogen – nergens (behalve in de finale) vind je de extatische toeterpartijen die zijn Roemeense rapsodieën zo beheersen. Opvallend is verder dat hij vooral juist de hogere registers van de cello heeft gebruikt. Dit concert stelt van de drie werken op deze cd de hoogste eisen aan zowel de solist als het orkest, en we mogen dankbaar zijn dat Alban Gerhardt ruimschoots tegen zijn taak is opgewassen. De moeilijkheid ligt hem niet zozeer in de techniek van het cellospel, maar juist in de communicatie met het orkest. Ik kan me niet voorstellen dat die veel beter kan – vooral in het middendeel en in de finale wordt op het scherp van de snede gemusiceerd.

Klef koekje

Het gaat misschien wat ver om Ernó von Dohnányi’s Konzertstück als een klef koekje te omschrijven, maar het is zonder meer het minst opmerkelijke deel van deze cd, vooral als je net Enescu’s virtuositeit achter de kiezen hebt. Dohnányi, normaal gesproken toch geen misselijk componist, had z’n dag niet toen hij dit concert in elkaar schroefde. Dat is, vermoed ik, de juiste verklaring: het klinkt nergens echt bijzonder geïnspireerd en ook niet echt goed geconstrueerd.

Geen B-orkest

~

Zoals gezegd heeft het aan de uitvoerenden niet gelegen. Gerhardts spel is virtuoos en bezield en de begeleiding zo goed als vlekkeloos. Het BBC Scottish bewijst dat de verdeling die je ooit kon maken tussen A- en B-orkesten zo goed als verdwenen is, en dirigent Kalmar heeft alles eruit gehaald wat erin zat. De bikkelharde transparantie van eerdere Hyperion-opnamen ontbreekt een beetje, maar het wat warmere toonbeeld komt de klank van de cello eigenlijk wel ten goede. Mij hoor je wat dat betreft niet klagen.

Daarmee blijven drie werken van nogal wisselende kwaliteit over, met Enescu’s Symphonie concertante als uitschieter. Ik ben benieuwd wat Hyperion in deze serie nog meer te bieden zal hebben, maar ze hebben nog wel wat te bewijzen. Afgaande op deze cd is er nog enige graafarbeid in de cello-literatuur te verrichten voordat men op het constante, hoge niveau van de pianoconcertenserie is uitgekomen.

Film / Films

Overdaad aan Japanse sfeerhorror

recensie: Japanese Horror Anthology vol. 2 / Tales of Terror

De Japanse horrorfilm lijkt zich de laatste jaren op twee manieren te manifesteren: enerzijds zijn er de bloederige excessen van bijvoorbeeld de beruchte Guinea Pig-reeks, anderzijds de meer ingetogen, suggestieve griezelfilms als Ringu en talloze verwante en vergelijkbare films. Het laatstgenoemde genre-exponent is in het westen het meeste aangeslagen: de films zijn inmiddels het cultniveau ontstegen, terwijl de verwesterde versies in de vorm van een onophoudelijke reeks remakes stuk voor stuk kassuccessen blijken.

Japanse griezelfilms als Ringu, Dark Water en Ju-on / The Grudge bevatten allemaal dezelfde elementen. Ze creëren op een vaak suggestieve manier een spanning aan de hand van onverklaarbare en, belangrijker nog, onverklaarde gebeurtenissen met een vaak sterk bovennatuurlijk karakter, en zijn vaak op een niet-lineaire manier gestructureerd. Hierin ligt zowel de kracht als de zwakte van het genre: de films jagen een miljoenenpubliek de stuipen op het lijf zoals geen andere film dat doet, maar waarschijnlijk laten evenzoveel genreliefhebbers ze door het gebrek aan bloed en duidelijkheid links liggen. Twee recente verzamel-dvd’s liggen in het verlengde van deze onverwacht populaire reeks, maar zullen zelfs bij de liefhebbers weinig weerklank vinden.

~

Enorme collectie

Het tweede deel van de Japanese Horror Anthology (verschenen bij distributeur Total Film), en de eenmalige uitgave Tales of Terror (van Dutch Film Works) bevatten een enorme collectie korte en zeer korte verhalen die voor de Japanse tv geproduceerd zijn. Een bundeling van de korte films lijkt praktisch, maar zorgt er wel voor dat de films afzonderlijk nauwelijks indruk maken. Je kunt je voorstellen dat ze tussen de bedrijven door voor de doorgewinterde tv-kijker zo nu en dan fraai zijn om te zien, maar achter elkaar gezien blijft er weinig van over. En dat is jammer, want enkele van de films hebben best wat in huis.

Folkore

Aangezien elke film een goedkope tv-productie is, is geen enkele ervan visueel opzienbarend, maar de films hebben dat ook niet nodig. Vrijwel alle verhalen spelen in op traditionele en kinderlijke angsten (spoken, donkere kamers, bijgeloof, eenzaamheid, overledenen, enzovoorts), maar verschillen onderling nogal in toon: er is ruimte voor humor en moralisme. De films hebben een basis in zowel folklore als in moderne technologie, en de verschillende regisseurs gebruiken uiteenlopende stijlmiddelen, zoals voice-overs. Ook wordt gebruik gemaakt van een aantal visuele effecten, overkoepelende vertellers en thema’s.

~

Akelig

Maar helaas slagen slechts enkele verhalen erin een overtuigende spanning op te bouwen: de meeste doen dit door de oorzaak ervan impliciet te houden. Andere films zijn clichématig, inhoudsloos of gewoonweg niet interessant, hetzij vanwege te grote cultuurverschillen, hetzij vanwege ronduit zwakke producties. In deze twee collecties springt dus jammer genoeg geen enkele regisseur in het oog, hoewel Takashi Shimuzu’s Enlightenment en Waiting Time tot de meest succesvolle delen van de Tales of Terror behoren (niet dat de distributeur de moeite heeft genomen om de makers bij naam te noemen). De regisseur van de Grudge-reeks overtuigt nog het meest met zijn akelige en prettig suggestieve dubbelvertelling over mysterieuze herinneringen aan een jeugdliefde, door tien minuten lang een bijna huiveringwekkend gegeven uit te beelden. Voor de rest geldt: er valt alleen af en toe wat te griezelen als er een losse aflevering bekeken wordt, zoals de reeks in feite ook bedoeld was. Wie niet genoeg kan krijgen van de Aziatische suggestiehorror vindt wellicht iets van zijn gading, maar geen van beide collecties valt hoegenaamd aan te raden.

Boeken / Strip

Nieuwe avonturen van Robbedoes en Jeremiah

recensie: Munuera & Morvan - Robbedoes en Kwabbernoot nr. 48 // Hermann - Jeremiah nr. 26

.

Robbedoes en Kwabbernoot: De man die niet wil sterven

Morvan & Munuera

Munuera is internationaal vooral bekend van zijn tekenwerk bij de komische serie Merlijn. In Nederland moet hij het vooral hebben van zijn nog bescheiden Robbedoes-oeuvre: dit is namelijk pas het tweede album van zijn hand, dat wederom is geschreven door Morvan. Deze twee maakten samen al het album Parijs onder de Seine, nadat Robbedoes jarenlang had stilgelegen. Dat album stelde teleur, maar het lijkt erop dat ze met dit nieuwe album hun draai hebben gevonden.

Lekker flitsend

~

Het tekenwerk in De man die niet wil sterven is weer lekker dynamisch, de nodige actiescènes worden door Munuera prima in beeld gebracht. In tegenstelling tot veel van de andere (ex-) Robbedoestekenaars probeert Munuera niet opperRobbedoestekenaar Franquin te kopiëren, maar ontwikkelt hij gewoon zijn eigen stijl. Hiermee doet Robbedoes nog meer een stap in de richting van humor dan vroeger al het geval was; het realisme is nu voorgoed vaarwel gezegd. De verhaallijn is doorspekt met komisch ogende situaties en Munuera is op die momenten op zijn allersterkst. Vooral op de momenten dat er paniek is bij de hoofdpersonages is het allemaal erg grappig.

Knipoogjes naar het verleden

Het verhaal is zeer komisch, en met zijn nodige knipogen naar het verleden voor lezers van alle leeftijden een genot om te lezen. Met optredens van onder anderen de Kwabberkopter en neef Wiebeling is het album één grote ode aan het verleden van Robbedoes. Veel grapjes zijn alleen te vinden voor de echte kenners, maar ondanks dat is het verhaal ook leuk voor ‘normale’ lezers. De verhaallijn is meer een soort excuus voor een uitstapje naar de jungle, wat natuurlijk gepaard gaat met de nodige spannende situaties. Best leuk dus, maar niet iets waar de serieuze striplezer op zit te wachten.

Leuk voor iedereen?

Al met al hebben Morvan en Munuera nu dus wel degelijk een leuk verhaal geleverd. Het tekenwerk is goed, het verhaal doet wat het moet doen en de auteurs zijn al weer hard bezig aan nieuwe verhalen: het lijkt er dus op dat Robbedoes-fans weer mooie tijden tegemoet gaan. Voor de liefhebbers van serieuze strips is dit album echter een toonbeeld van datgene wat ze niet willen lezen, zij kunnen het dan ook beter links laten liggen.

Jeremiah: Een haven in de schaduw

Hermann

Hermann schrijft nu al jaren zijn eigen scenario’s en is daarmee een van de weinige tekenaars die op succesvolle wijze de overstap van geleverde scenario’s naar eigen werk heeft gemaakt. Waar veel tekenaars nog wel eens moeite willen hebben met het schrijven van een goed scenario, zijn die van Hermann altijd van een hoog niveau. Na jaren van lovende recensies voor zijn andere zelfgeschreven serie, De Torens van Schemerwoude, besloot Hermann enkele jaren geleden zich volledig te wijden aan Jeremiah en nog wat losse albums. Dat legde hem geen windeieren, want hij doet het nog altijd goed bij het grote publiek.

Vreemd dorpje

~

Jeremiah komt deze keer samen met Kurdy in een nogal vreemd dorpje terecht: de mensen zijn allemaal zeer gelovig en staan onder leiding van Jason, een soort plaatselijke vertegenwoordiger van god. Natuurlijk gaan er juist op het moment dat de twee helden in het dorpje zijn, net allemaal dingen mis en dat zorgt voor de nodige spannende situaties. Helaas werkt Hermann het verhaal niet zo erg goed uit. Met het gegeven van een zwaar godsdienstig dorpje had hij veel interessantere dingen kunnen doen dan hij nu heeft gedaan. Een haven in de schaduw is nu gewoon een avontuur vol actie geworden en mist helaas de nodige diepgang. Dit soort verhalen zijn er genoeg, en dat is eigenlijk het grote nadeel van de serie Jeremiah.

Negatieve effecten

De tekeningen zijn van het vaste hoge niveau dat Hermann eigenlijk al sinds het begin van zijn carrière in de jaren zestig blijft vasthouden. De inkleuring is echter een ander verhaal. Nog altijd probeert hij diepte aan zijn tekeningen te geven door de inkleuring, maar helaas doet hij dit op een manier die alleen maar negatieve effecten heeft: alles oogt er lelijker door, letterlijk en figuurlijk. Vooral bij vrouwen heeft Hermann er duidelijk moeite mee om alles goed uit te werken, met als gevolg dat elke vrouw die hij tekent er een beetje hetzelfde uitziet. Meestal gaan ze ook nog eens door het leven met een nogal domme uitdrukking op hun gezicht, zodat het moeilijk is met ze te sympathiseren. Op zich is dat geen ramp, maar Jeremiah en Kurdy gedragen zich altijd alsof ze met best mooie vrouwen te maken hebben, en dat creëert een vervreemdend effect.

Leeg gevoel

Jeremiah: Een haven in de schaduw is best leuk, maar laat toch ook een beetje een leeg gevoel achter. Bij alles heb je het idee dat het net wat beter uitgewerkt had moeten worden, en dat is jammer. In tegenstelling tot met zijn one-shots begint Hermann met zijn series een beetje de gemakkelijke weg te volgen. De verhalen worden zwakker en moeten het hebben van de reputatie van de serie, en ook het tekenwerk overtuigt niet meer. Misschien toch tijd om een scenarist te gaan zoeken?

Robbedoes en Kwabbernoot 48: De Man die niet wil Sterven • Tekeningen: Munuera • Scenario: Morvan • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 4.50 (softcover) • 56 pagina’s • ISBN: 90 314 2705 5

Jeremiah, nr. 26: Een Haven in de Schaduw – Collectie: Spotlight • Tekeningen en Scenario: Hermann • Uitgever: Dupuis • Prijs: €4.95 (softcover) • 48 pagina’s • ISBN: 90 314 2738 1

Boeken / Fictie

Zorgvuldige eenvoud

recensie: Philippe Claudel - Het kleine meisje van meneer Linh

Met Grijze zielen en Zonder mij bewees Philippe Claudel al over de bijzondere gave te beschikken om het onzegbare in een verhaal te plaatsen. Dit doet hij vooral door het oproepen van een bepaalde sfeer en het gebruik van prachtige metaforen. In Het kleine meisje van meneer Linh toont hij deze gave opnieuw. Claudel is in korte tijd uitgegroeid tot een grandioze verhalenverteller, alles wat hij aanraakt lijkt in goud te veranderen. Hij won verschillende literaire prijzen, waaronder de prestigieuze Prix Renaudot voor Grijze zielen. Deze roman werd door de Franse boekhandelaren tevens uitgeroepen tot ‘boek van het jaar’.

Het kleine meisje van meneer Linh is een simpele roman, bijna bescheiden wat betreft stijl en opzet. Desalniettemin liggen er belangrijke vragen aan ten grondslag. Zo stelt Claudel impliciet het vluchtelingenbeleid van Europa ter discussie (hoewel nergens duidelijk vermeld wordt waar meneer Linh vandaan komt, noch waar hij heen vlucht, wijzen details erop dat er sprake is van een Europees land) en voegt hiermee een politieke dimensie aan de roman toe. Tegen deze achtergrond verwoordt de auteur belangrijke menselijke thema’s zoals eenzaamheid, verdriet en verlies.

Vluchteling

~

Meneer Linh is gevlucht uit zijn thuisland. In zijn armen draagt hij zijn kleindochter Sang diû. Oorlog heeft zijn dorp vernietigd en zijn familie vermoord. De oude man maakt een lange reis over zee en stapt uit in een vreemd land om zijn kleindochter een nieuwe toekomst te bieden. Het is een land zonder geur. Hij wacht in een gebouw met andere vluchtelingen op wat komen gaat, hij laat Sang diû geen moment alleen. Op een dag ontmoet hij meneer Bark. Tussen de twee mannen ontstaat een bijzondere vriendschap. Meneer Bark geeft met zijn sigaretten een geur aan dit nieuwe land. Hij geeft het een gezicht. Hij vertelt over zijn overleden vrouw terwijl meneer Linh luistert naar het gelijkmatige ritme van zijn stem. Hoewel hij hem niet kan verstaan, voelt hij wat meneer Bark wil zeggen. Hij heeft ook verdriet gekend, net als meneer Linh zelf.

De oude man voelt dat de klank van de stem van meneer Bark op verdriet wijst, op een diepe melancholie, een grote pijn die verder gaat dan de woorden en de taal en door de stem versterkt wordt, iets dat er doorheen stroomt, zoals levenssap onzichtbaar door een boom stroomt.

Treurig sprookje

Het kleine meisje van meneer Linh leest als een treurig sprookje. Met zijn beschrijving van de werkelijkheid toont Claudel het verlangen van de mens naar liefde en vrede. Meneer Linh is de treurige held, zijn herinneringen aan zijn thuisland doen denken aan een paradijs voordat het onherroepelijk werd veranderd door oorlog en vernietiging.

Het is een prachtige rivier met helder, visrijk water waarin je je heerlijk kunt verfrissen. Er wordt in gevist op zoetwatergarnalen en kleine krabbetjes, die op houtskool worden geroosterd. De mannen laten er de buffels drinken. De vrouwen wassen er hun kleren en ook hun lange haren die al drijvend op het water op zwartzijden algen lijken. De rivier heeft de kleur van de bomen die erin weerspiegeld worden […] Groene en gele vogels scheren over het wateroppervlak. Het lijken wel pijlen van licht, zo ongrijpbaar, haast onwerkelijk.

De oude man is een overblijfsel van vroegere tijden, waarin hij leefde volgens het ritme van de natuur. De band met die tijd is nu verbroken, want ze vindt geen aansluiting met deze nieuwe ‘snelle’ wereld.

Niets lijkt op wat hij kent. Het is alsof hij voor de tweede keer ter wereld komt. Er rijden auto’s langs die hij nog nooit heeft gezien, ontelbaar veel auto’s, in een vergankelijk gereguleerd ballet. Op de trottoirs haasten de mannen en vrouwen zich voort alsof hun leven ervan afhangt.

Liefde als instrument

Meneer Linh probeert opnieuw te beginnen, maar wordt achtervolgd door zijn verleden en begrijpt niets van het nieuwe land. Bovendien begrijpt het land niets van hem. Claudel geeft een treffende beschrijving van het psychologische effect vluchteling te zijn. Hij laat tevens zien wat het betekent gezien te worden als de ander. De ontmoeting met meneer Bark wijst op de mogelijkheid deze kloof van anders zijn te overbruggen. Vriendschap en liefde lijken hiervoor de aangewezen instrumenten.

Tijdloos

Net als Grijze zielen heeft ook deze roman een langzaam ritme dat zich vooral lijkt voort te bewegen op onderliggende emoties. Deze worden echter nooit expliciet en dat is nu juist de kracht van Claudels schrijven. Het maakt zijn romans tijdloos. Zijn boeken gaan in wezen over wat het betekent om mens te zijn. Hoewel meneer Linh veel verdriet kent, geeft Claudel ook zeker aanwijzingen voor een optimistisch einde. Misschien moeten we ons hier als lezer op concentreren.

Muziek / Album

Een vernieuwende outsider

recensie: Gravenhurst - Fires in distant buildings

Vernieuwing wordt in de muziekwereld, met name door de critici, enorm op prijs gesteld. We zijn allemaal dol op bands als Radiohead, die zichzelf steeds weer opnieuw uitvinden. Het was de Brit Nick Talbot die pakweg anderhalf jaar geleden de prachtige singer-songwriterplaat Flashlight Seasons uitbracht onder de naam Gravenhurst. Een mysterieus album gekenmerkt door een indringende onderhuidse spanning, van iemand die er een totaal eigen stijl op nahield. Nota bene een songwriter die platen uitbrengt op het doorgaans elektronica-gerichte Warp label. De tweede langspeler heet Fires In Distant Buildings en wie Flashlight Seasons goed kent, zal zich verwonderen bij het luisteren naar deze op het eerste gehoor totaal andere plaat.

~

Waar Flashlight Seasons een wat pastoraal karakter had, doet het nieuwe album Fires In Distant Buildings grootstedelijk aan. Op de donkere hoes prijken hoge, angstaanjagende gebouwen. Illustratief voor de muziek die onmiskenbaar klinkt als Gravenhurst, maar zelden hetzelfde karakter kent als het zachtere akoestische geluid van weleer. Talbot behoudt het mysterieuze, het onderhuidse, maar laat die gebouwen branden totdat ze zwartgeblakerd zijn door de grommende geluidserupties die hij creëert.

Pikzwart

Slechts acht nummers telt Fires In Distant Buildings, maar bij nader inzien zijn het er eigenlijk maar zeven, want één daarvan is een reprise. Vaak pikzwart, met hier een enkel droevig liefdesliedje (Nicole) en daar wat korte geluidsflarden. De meest imposante stukken zijn de slepende opener Down River en het lange, boordevol dynamiek zittende Song From The Arches. Nick Talbot laat hierin horen hoe hij gegroeid is, hoe hij met de versterker op elf een hoogtepunt nog meer kan oprekken, maar ook hoe hij stil en subtiel kan zijn. Zijn zachte stemgeluid constrasteert met de geluidsmuur, wat bijdraagt aan de dreigende atmosfeer op het album.

Dat Nick Talbot prachtige songs kan schrijven en daarbij een nieuwe wereld kan creëren wisten we al, maar dat hij ook nog eens, zonder dat kenmerkende Gravenhurst-geluid te verliezen, een post-rock plaat kan maken waarbij de jongens van Mogwai hun vingers kunnen aflikken, is een openbaring. Hierbij mijn respect voor een artiest die zichzelf opnieuw uitvond, zonder zichzelf in feite opnieuw uit te vinden. Daarbij schreef hij met Animals ook nog eens een van de mooiste nummers die ik dit jaar hoorde. Vernieuwende outsiders als Nick Talbot met Gravenhurst, daar kunnen er niet genoeg van zijn.

Boeken / Fictie

Zedenschets in thrillerjasje

recensie: Schimmen van een verdronken meisje

Het zit diaken Hinkey van de pinkstergemeente Egg Rock niet mee: zijn ene dochter is een lilliputter, de andere videokunstenares. Als de laatste besluit zich te verdrinken, zijn de enige getuigen haar draaiende camera en Benny Poteat.

Tegenhouden kan de laatste haar niet, want Poteat, die van zijn hobby paalklimmen zijn beroep heeft gemaakt, bevindt zich op dat moment zestig meter boven de rivier, waar hij de verankering van een toren controleert. Het enige wat hij kan doen is de karige nalatenschap verzamelen, die behalve uit kleding voornamelijk uit videobanden bestaat. En er is een visitekaartje, dat Benny leidt naar Rebecca, de zus van de verdronken Jenna Hinkey. Becky is maar 1.20 meter groot, maar straalt veel vrouwelijkheid uit en Benny wordt verliefd op haar. Hij laat echter kans na kans voorbijgaan om Becky, die gek van bezorgdheid is om haar verdwenen zus, te vertellen wat er met Jenna is gebeurd.

~

Jenna heeft verrekte veel pech dat juist Benny Poteat de beschikking krijgt over haar spullen: niet alleen houdt hij haar zelfmoord achter voor de familie, hij begrijpt ook niets van haar kunst. Zijn enige waardering voor haar werk ligt hierin, dat hij zich er af en toe bij tracht te bevredigen. Intussen worstelt hij met het geheim, maar doet hij niets. Zo passief en onmachtig als Benny is, zozeer nam Jenna juist de touwtjes in handen: ze regisseerde haar leven, en door middel van plastische chirurgie ook haar lichaam en ten slotte zelfs haar dood. Toch zijn zij beiden buitenstaanders, die worstelen met de ongeschreven regels van hun leefgemeenschap. Benny beschouwt de wereld om hem heen letterlijk en figuurlijk vanaf grote afstand. Jenna kijkt door het oog van de camera: ze kan haar wereld wel zien, maar maakt er zelf geen deel van uit.

Egg Rock

Benny wordt omringd door tragikomische bijpersonages – deels eenvoudige, volkse lui, deels uitschot -, die cactussen kweken in een oude schoolbus, een vibrator trachten te installeren in de buddyseat van hun motor en te pas en te onpas hun shirt optillen om hun borsten te laten zien. En dit kleurrijke gezelschap woont in een Amerika dat allesbehalve het beloofde land is: het ranzige, troosteloze en linke Amerika van stof, hitte, krakkemikkige veranda’s, bible belt en trailer parks, dat we kennen uit de romans van Stephen King. Het Amerika waarvan Benny Poteat berustend weet: “In de wereld waarin hij leefde stak kwaadaardigheid geregeld zijn ontzaglijke kop op”. Waar de leden van de Pinkstergemeente Egg Rock geloven dat de eivormige rots die hun gemeenschap bedreigt, op de Dag des Oordeels zal kantelen en de zondigen zal verpletteren. Waar een tornado, “de grootste die Thankyalord in een eeuw heeft getroffen”, een amper twee weken oude Benny Poteat tot wees maakt. Zijn ouders, die uit hun caravan zijn gezogen, worden nooit teruggevonden, maar Benny wordt ongedeerd uit de top van een suikerahorn gehaald.

Het is Amerika op zijn Amerikaansigst, de streek die Sherrill beschrijft. Zo anders dat het verhaal je als bewoner van de Oude Wereld óf mateloos fascineert óf juist volledig koud laat, omdat je er geen aanknopingspunten in vindt.

Misleidend omhulsel

Bovendien is de kans sowieso groot dat de lezer het boek teleurgesteld terzijde schuift, omdat het zich in een nogal misleidend omhulsel bevindt. Hoewel Sherrill een zedenschets schreef, waarin de zelfmoord van Jenna Hinkey slechts dient als katalysator van, en kapstok voor, de gebeurtenissen, is het boekomslag dat van een literaire thriller à la Nicci French. De titel Schimmen van een verdronken meisje (origineel: Visits from the drowned girl) suggereert veeleer spanning en horror dan tragikomedie. Op de kaft stapt een deerne, gefotografeerd in dreigende blauwtinten, aan de waterkant uit haar slip. De flaptekst voert de verwachtingen nog wat op: “zal hij [Poteat] het grootste raadsel waar hij ooit voor heeft gestaan voor zichzelf houden?” En zo kan een niet onverdienstelijke zedenroman in de verkeerde handen vallen. Laten we ervoor pleiten om de strenge regels die gelden voor voedingsmiddelenleveranciers ook op te laten gaan voor uitgevers: vermeld de ingrediënten op de verpakking.

Film / Films
recensie: Underworld (director's cut)

“Dit is geen director’s cut“, is het eerste dat regisseur Len Wiseman zegt op het audiocommentaar van zijn eerste film Underworld. Gek dan toch, dat op deze double disc edition van de weerwolf-/vampierfilm heel groot ‘Director’s Cut’ staat geschreven… Hoe dan ook, in een serie steelbook uitgaven, waaronder White Noise en Saw, is nu ook Underworld uitgebracht met een hele reeks aan extra’s. En in tegenstelling tot die van White Noise zijn deze wel geslaagd.

Al duizend jaar zijn vampiers (Death Dealers) en weerwolven (Lycans) met elkaar in oorlog. In het hedendaagse Boedapest ontdekt de mooie vampier Selene (Kate Beckinsale) dat haar tegenstanders achter een mens aanzitten. Vastberaden om erachter te komen wat de Lycans van Michael Corvin (Scott Speedman) van plan zijn, zet ze de achtervolging in. Ze komt echter in de problemen en zet alles op het spel als er een onmogelijke liefde tussen de twee ontstaat.

Plezier

~

“Met deze exclusieve director’s cut zult u Underworld ervaren zoals u dat nog nooit heeft gedaan”, prijkt er achterop de dvd-hoes. Een overdreven ophemelend promotiepraatje, dat zeker, maar ik moet eerlijk bekennen dat er voor mij wel degelijk een kern van waarheid in schuilt. Toen ik begin 2004 immers een recensie schreef over de bioscoopversie van Underworld, was ik allesbehalve positief. En nog steeds vind ik de film kil, humorloos, tweedimensionaal en uiteindelijk zelfs saai. Maar de extra’s zijn dermate vermakelijk dat ik met veel plezier naar de director’s cut heb gekeken.

Featurettes

Op de eerste disc vinden we om te beginnen vier featurettes van tussen de vijf en twintig minuten, waarin de looks, personages, visual effects en het design van Underworld worden besproken. Interessante bronnen van achter de schermen komen aan het woord en we zien storyboards en stunts. Ook wordt uitgelegd waarom de film er qua kleur zo eentonig uitziet: het geheel is digitaal opgenomen, door de computer bewerkt en vervolgens pas op film gezet.

Poppen en snuiten

~

Naast wat outtakes, trailers en een videoclip staat op de eerste disc ook een audiocommentaar. Dit zal voor mensen die uit zijn op diepgaande analyses en technische informatie niet interessant zijn, maar zit je net als ik helemaal niet te wachten op dat vaak saaie geneuzel, dan zorgt Underworld ongetwijfeld voor wat vermaak. Regisseur Wiseman, vrouwlief Beckinsale en Speedman houden het bij luchtige, humoristische anekdotes en dat levert een aantal leuke momenten op. Zo weet Speedman niet eens naar welke film hij zit te kijken, speelt Wiseman volgens Beckinsale met poppen (“Het zijn action-figures!”) en maakt Kate zich zorgen over de grootte van haar ‘snuit’. Kortom, niet gedacht dat ik Underworld nog eens zou afkijken en er ook nog bij zou moeten lachen.

De vampiermythe

Waarom de tweede disc bij deze uitgave zit, is me niet helemaal duidelijk. Het audiocommentaar, de outtakes en de featurettes zorgen voor leuke extra’s, maar de twee documentaires die op de bonus-dvd staan zijn niet eens relevant. Om te beginnen is daar Extreme Sacrifice over mensen die zichzelf opofferen voor anderen. Wat precies het verband is met Underworld ontgaat me even. The Vampire Myth is wat meer op zijn plaats, maar ook dit blijkt niet meer te zijn dan een enigszins goedkope tv-reportage over mensen die denken dat ze vampier zijn. Het maakt de mythe eerder belachelijk dan dat het interessante informatie geeft.

Humor gezocht

Volgens Wiseman is deze versie van Underworld dus geen director’s cut, maar eerder een extended version waarbij de toegevoegde scènes wat meer achtergrondinformatie verschaffen over de personages. De film zelf blijft echter langdradig en kil, en het totale gebrek aan humor zorgt ervoor dat de kijker zich na een tijdje gaat vervelen. Gelukkig maken een aantal leuke extra’s en een vermakelijk audiocommentaar het één en ander goed, en je krijgt er ook nog eens een klein storybook bij met tekeningen en foto’s uit de film. Het zou echter leuk zijn als Wiseman leert van zijn fouten en iets meer humor en kleur aanbrengt in het vervolg op Underworld, Underworld: Evolution, die in 2006 in de bios verschijnt.

Film / Films

Zelfredzame verschoppelingen

recensie: My own private Idaho

Met My own private Idaho (1991) maakte Gus van Sant de belofte van Drugstore Cowboy (1989) en Mala Noche (1985) meer dan waar. De film is zonder meer een mijlpaal in de filmgeschiedenis die Van Sant pas met Elephant (2003) wist te evenaren.

Het verhaal van My own private Idaho is gedeeltelijk gebaseerd op Shakespeare’s Henry IV. Van Sant verplaatst het verhaal over Falstaff en Prins Hal naar het hedendaagse Portland en voegt vervolgens zijn eigen accenten toe. Centraal staan twee zichzelf prostituerende zwervers: Mike Waters (fantastisch gespeeld door River Phoenix, die twee jaar na de opnames overleed aan een overdosis en zo een aan James Dean herinnerende cultstatus verkreeg) en Scott Favor (Keanu Reeves). Mike is een gevoelige narcolepticus die op zoek is naar zijn moeder. Scott is een vrijgevochten dandy die in onmin leeft met zijn vader en zich tijdelijk ophoudt met Bob Pigeons (gebaseerd op Shakespeare’s Falstaff) bende van zwervers en drugsgebruikers om hen vervolgens de rug toe te keren.

Collage

~

My own private Idaho is geen film waarin het verhaal een grote rol speelt. Wie een mooie consistente verhaallijn verwacht waarin de betekenis van elke scène duidelijk vastligt, komt dan ook bedrogen uit. De film is eerder een collage van momenten die door een dun rood draadje bij elkaar worden gehouden. Van Sant probeert met zijn film een specifieke tijdgeest, een bepaalde stemming in beeld te brengen. Hij slaagt daar in door de conventies met de voeten te treden, enkele eigenzinnige stijlgrepen te gebruiken en zijn acteurs veel vrijheid te geven waardoor er ruimte ontstaat voor improvisatie.

Stijlgrepen

Van Sant gebruikt enkele interessante stijlgrepen die de film als geheel een gestileerde en theatrale uitstraling geven. De seksscènes worden bijvoorbeeld in beeld gebracht via een serie bewegingloze stills, een briljante ingeving die zeer goed uitpakt. Nog belangrijker is het gestileerde, aan Shakespeare’s Henry IV ontleende taalgebruik, dat slechts gebruikt wordt in de scènes waarin de door Bob Pigeon (William Richert) geleide zwervergemeenschap centraal staat. Dit zal niet iedereen bevallen, aangezien het ook een zekere afstand schept tussen de wereld van de film en die van de kijker. My own private Idaho is dan ook geen realistisch en emotioneel portret van het zwerversbestaan en is evenmin een aanklacht tegen de Amerikaanse maatschappij. Van Sant laat daarentegen zien dat de zwerverswereld net zo echt of onecht is als elke andere wereld, dat mensen niet wezenlijk van elkaar verschillen, ook al leven ze in verschillende sociale werelden. De mythe van de oorspronkelijkheid en authenticiteit van de zwerver wordt doorgeprikt, terwijl de beklagenswaardigheid van zijn lot tegelijkertijd op losse schroeven wordt gezet.

Op ouderwetse wijze

~

Deze dvd staat tjokvol met extra’s die bovendien vaak ook nog de moeite waard zijn. In de uitstekende documentaire Making of My own private Idaho komen verschillende betrokkenen aan het woord en krijgen we een interessante blik achter de schermen te zien. Zo leren we dat de film op een ouderwetse wijze is gemaakt, zonder het gebruik van special effects. Zo blijkt een standbeeld tot stand te zijn gebracht met behulp van een geverfde acteur en verder blijkt dat een rek met levende tijdschriftcovers gecreëerd kon worden door manshoge stellages te gebruiken. Daarnaast komen we te weten dat het merendeel van de zwervers die in de film voorkomen ook daadwerkelijk als zwerver in Portland leefde.

Kings of the road (ca. 44 minuten) is een video-interview met de zelfverzekerde filmwetenschapper en criticus Paul Arthur, waarin hij zeer gedetailleerd ingaat op Van Sants adaptatie van Shakespeare’s Henry IV en Orson Welles’ Chimes at Midnight. Ook komen de invloeden van de western en de road movie uitgebreid aan bod. Hoewel deze analyse voor veel mensen waarschijnlijk iets te diepgaand en uitgebreid is en soms ook wat al te stellig wordt geponeerd, geeft hij wel een interessant perspectief op de stijlgrepen van Van Sant.

De verschoppelingen een stem geven

Tenslotte is er een groot aantal conversaties opgenomen. Hoewel je hieruit veel interessante informatie verkrijgt, vergt het wel heel wat van je geduld om de soms wel erg lange en vaak beeldloze gesprekken te volgen. In het gesprek tussen Laurie Parker & Rain Phoenix (ca. 20 minuten, met beeld) staan River Phoenix en zijn toewijding aan de film centraal; volgens zijn zus Rain wilde River de verschoppelingen een stem geven. Het gesprek tussen Gus van Sant en Todd Haynes (regisseur van Far from Heaven) is zo lang (ca. 126 minuten, alleen audio) dat alleen de meest toegewijde luisteraar het uit zal zitten. Desondanks komt er wel veel interessants ter sprake, waaruit we vooral Van Sants eigen perspectief te horen krijgen.

Interessanter is dan het gesprek tussen J.T. Leroy (schrijver van het script van Elephant) en Jonathan Caouette (regisseur van Tarnation), die beiden een soortgelijk leven achter de rug hebben als de zwervers uit My own private Idaho. Het is een lang gesprek waar in onder andere de authenticiteit van de film aan bod komt. Tot slot zijn er nog zo’n 10 minuten aan verwijderde scènes opgenomen. Aangezien het vooral variaties zijn op enkele wel gebruikte scènes, zijn ze de moeite van het kijken nauwelijks waard.

Film / Films

Filmexperimenten op dvd

recensie: No Rest for the Brave // AKA // Reconstruction

Experimentele films houden het medium film levend, aangezien er een poging wordt gedaan om buiten de bestaande kaders iets geheel anders te doen. Hoewel deze pogingen zondermeer moeten worden toegejuicht, monden ze maar al te vaak uit in vreselijke resultaten.

In sommige gevallen komt dit doordat de regisseur zich teveel richt op de technische vernieuwing en daarbij vergeet dat een film meer is dan alleen techniek. In andere gevallen is de regisseur te veel bezig om zijn film op te leuken en interessant te maken, wat vaak ten koste gaat van de filmische zuiverheid. Onlangs zijn er drie films verschenen die zich alle presenteren als een experimentele film: No rest for the brave, AKA en Reconstruction. Geen van hen is echt totaal mislukt, maar alleen Reconstruction weet met verve stand te houden.

No Rest for the Brave (Pas de repos pour les braves)

Alain Guiraudie, 2003, Frankrijk • De Filmfreak

~

In veel experimentele films wordt er gegoocheld met de narratieve logica. Er wordt een verhaal verteld zonder dat duidelijk is waar dit verhaal begint, waar het eindigt en wat er feitelijk in gebeurt. No rest for the brave van de Franse regisseur Alain Guiraudie is zo’n film. Hij bestaat uit verschillende plots die allemaal draaien om een aantal terugkerende basiselementen. In de film staat een drietal karakters centraal: Basil, Igor (die later de naam Hector aanneemt) en een naamloze journalist die later Johnny Got wordt genoemd. In de kern draait de film om Basils obsessieve idee dat hij zal sterven zodra hij in slaap valt. Zijn gebrek aan slaap brengt hem tot bizarre daden, zoals het uitmoorden van een compleet dorp. De suggestie wordt gewekt dat de verschillende verhaallijnen in de film beschouwd moeten worden als hallucinaties van Basil, maar deze suggestie wordt nergens bevestigd. De film speelt zich in zijn geheel af in een surreële werkelijkheid waarin alle personages voortdurend in paradoxen spreken. Het doel van alle absurde en hilarische bedoelde scènes wordt echter nergens duidelijk. De film heeft wel degelijk iets, maar weet uiteindelijk toch niet helemaal te overtuigen doordat hij te gekunsteld en te oppervlakkig is.

AKA

Duncan Roy, 2002, Engeland • Homescreen

~

Dean Page is een gladjanus van hetzelfde slag als ’the talented Mr. Ripley’ uit de gelijknamige film. Nadat hij het huis is uitgegooid, geconfronteerd is met zijn eigen sociale minderwaardigheid en in feite nergens meer naartoe kan, begint hij de kluit te belazeren door te frauderen met creditcards. Hij vertrekt naar Parijs, neemt een andere identiteit aan en leeft er lekker op los. Maar in Parijs ontdekt hij ook dat hij zijn eigen demonen nog lang niet bezworen heeft, en zichzelf op den duur toch onder ogen zal moeten komen. De Engelse regisseur Duncan Roy vertelt met AKA in feite het verhaal van zijn eigen leven: net als zijn hoofdpersoon heeft hij in de gevangenis moeten boeten voor zijn bedrog. AKA presenteert zich als een experimentele film die een gewaagde stunt uithaalt met de nieuwe technieken die tegenwoordig voorhanden zijn. Door het gebruik van een splitscreen krijg je in de film een beeldentriptiek te zien: drie naast elkaar geplaatste filmbeelden die elk een eigen perspectief op de gebeurtenissen bieden. Het gebruik van een splitscreen kan heel verassend werken, mits het gedoseerd en op het juiste moment gebruikt wordt. In AKA wordt het echter de hele film door gebruikt, waardoor het eerder een vermoeiend dan een verrijkend effect heeft. Doordat het beeld voortdurend in drieën geknipt is, ga je er als kijker aan wennen en valt het nauwelijks meer op. Dit wordt nog eens versterkt doordat de geluidsband slechts een van de beelden volgt en chaos – gelukkig – vermeden wordt. Op de dvd kun je de film ook zonder splitscreen zien en om heel eerlijk te zijn levert dat toch een net iets interessantere film op.

Reconstruction

Christoffer Boe, 2003, Denemarken • Total Film

~

Aan het begin en het eind van Reconstruction, het speelfilmdebuut van de Deense regisseur Christoffer Boe, merkt de verteller op: “Het is allemaal film, het is allemaal een constructie. En toch doet het pijn.” De schijnbare verwantschap tussen deze opmerking en enkele frasen uit Lynch’s Mulholland Drive, heeft sommige critici ertoe verleid om Christoffer Boe neer te zetten als een nieuwe David Lynch. Hoewel beide regisseurs spelen met artificiële vormen, lijken hun films verder nauwelijks op elkaar. Reconstruction doet veel eerder denken aan The Perfect Human van de Deense meester Jørgen Leth (in Nederland vooral bekend van The Five Obstructions). Beide films zijn artificiële filmexperimenten die, hoewel ze vrij abstract zijn, toch wel degelijk menselijke gevoelens oproepen. Reconstruction is bovenal een prachtig gefilmd kunststukje dat doordrenkt is met een zachte melancholie. Centraal staat de verwoestende kracht van de liefde. We ontmoeten Alex (Nikolaj Lie Kaas), een jonge fotograaf, terwijl hij samen met zijn vriendin Simone (Maria Bonnevie) naar huis wandelt. Wanneer zijn blik die van Aimee (opnieuw gespeeld door Bonnevie) ontmoet, raakt hij door haar geïntrigeerd. Ze beleven een kortstondige nacht samen. Als Alex naar zijn appartement terug wil keren, blijkt dit echter te zijn verdwenen en geen van zijn kennissen lijkt hem nog te kennen. Hij is letterlijk verloren in een stad die niet langer de zijne is. Hij besluit samen met Aimee te vertrekken, maar komt te laat op hun afspraakje. Waarna de geschiedenis zich lijkt te herhalen, en Alex tezamen met de kijker verdwaalt in de tijd.

Qua experimentele films kun je het heel wat beroerder treffen dan met deze drie, maar toch kan alleen Reconstruction echt warm worden aanbevolen. Wie zat is van de geijkte filmverhalen en wel eens wat anders wil proberen, zal echter zondermeer plezier kunnen beleven aan No rest for the brave. AKA zal, mits de splitscreen wordt uitgeschakeld, de meeste kijkers wel aanspreken, maar is dan helaas nog nauwelijks experimenteel en verassend te noemen.

Theater / Voorstelling

Leuke slechte film

recensie: Actor’s Cut (Kassys)

Thuis op de bank weet je het altijd beter dan de regisseur van een film. Je praat tegen het beeldscherm en geeft aanwijzingen alsof je de Louis van Gaal van de filmwereld bent. O, als jij eens een vinger in de pap kon hebben, dan zou het er allemaal stukken beter uit zien. Theatergroep Kassys nam de drang om invloed uit te oefenen op een film als uitgangspunt voor de voorstelling Actor’s Cut. Leuk bedacht, goed uitgevoerd, maar een tikkeltje langdradig.

~

Actor’s Cut bestaat voor de helft uit film en voor de helft uit theater. Het verhaal start op het toneel. Zes acteurs worden door een presentatrice voorgesteld aan het publiek. Ze zitten klaar voor de première van hun film Love. Op het immense doek dat op het podium staat, wordt deze film vertoond. Al snel blijkt dat de acteurs vanaf de planken invloed kunnen uitoefen op het verhaal op het scherm. Door naar het scherm te lopen, verschijnen ze ineens ook in de film. Vanaf het moment dat ze dat ontdekken, komt hun ware aard naar boven. Ze zijn alleen nog maar uit op hun eigen appearence in de film. Ze verrichten heldendaden, maar er worden ook mensen worden doodgeschoten, alles om maar zoveel mogelijk in beeld te zijn.

Schmieren

Love is met opzet een hele slechte film; er wordt geschmierd dat het een lieve lust is. De clichés vliegen in het rond, het geluid is slecht en de dialogen zijn tenenkrommend. Ook het acteerwerk in de film is slecht, wat voor een groep professionele acteurs nog een hele klus moet zijn geweest. Op het podium acteren de acteurs wel erg goed. Vooral hun timing is knap: er zijn steeds maar een paar seconden van stilte in de film waarin ze iets kunnen zeggen en die weten ze goed te benutten. Bovendien weten de acteurs van Kassys overtuigend neer te zetten hoe ze met hun gedachten de karakters uit de film dingen laten doen. Niet alleen worden op die manier opzichtige figuranten verwijderd, ook ontstaan er spontane zwangerschappen en komen acteurs die dood waren weer terug in een andere rol.

Langdradig

~

Helaas duurt alles net even te lang in Actor’s Cut. De introductie van de acteurs is te uitgebreid en het moment dat er invloed wordt uitgeoefend op de film laat lang op zich wachten. Opmerkelijk is wel dat juist de lange scènes in de film het sterkst zijn. Wanneer Wendy haar zieke vader laat ombrengen om haar eigen huilsolo te krijgen bijvoorbeeld, is ze ruim vijf minuten aan het snikken en sniffen. Theatraal laat ze de tranen over haar witte wangen rollen en grient ze de ogen uit haar hoofd. Actrice Willemijn geniet op het podium met heel haar hart van dit moment en volgt de scène op een stoel met haar neus haast tegen het doek gedrukt. En ook wij kijken geboeid naar deze gespeelde emotie en het ongegeneerde egocentrisme dat er uit spreekt.

Hoogtepunten

Andere hoogtepunten uit de film vormen de gastrollen. René van ’t Hof speelt een sullige medewerker in een drukkerij, Duck Jetten is de garderobejuffrouw bij wie een van de acteurs zijn hart uitstort en John Leddy is hilarisch als vader van de bruid. Dit soort dingen maken Love tot een ontzettend leuke slechte film, gecombineerd met goed acteerwerk op het podium. Maar wanneer alles net wat korter was geweest, hadden de hoogtepunten elkaar sneller opgevolgd en had de verveling, die nu helaas soms de kop op steekt, geen kans gehad.

Actor’s Cut is nog te zien tot en met 16 december 2005. Meer informatie over speeldata vind je hier. Aanstaande zondag 16 oktober doet 8WEEKLY voor VPRO’s Nachtpodium verslag van een gesprek met Kassys-acteur Ton Heijligers.