Muziek / Album

Een grote man blijft overeind

recensie: Pajo - PAJO

Grote jongens in de wereld van de muziek hebben vaak de neiging om een andere afslag te nemen dan je van ze gewend bent. Lovenswaardig? Jawel. Applaus? Soms. Vreemde paden hoeven immers niet altijd beter te zijn. Vaak hebben dergelijke onverwachte wendingen eerder iets pretentieus. Met Neil Young als vaandeldrager van de uitzonderingen blijkt het vaak dat solerende mannen van bands uit vervlogen tijden vroeger een stuk succesvoller waren. Ondanks de duizenden die faalden, blijft de verleiding prikkelen en proberen vele muzikanten het alleen. Hoe dat uit gaat pakken bij de soloplaten van Billy Corgan, Frank Black en Bob Mould moet we maar afwachten. Nu David Pajo in zijn eentje een plaat heeft gemaakt, halen de critici echter zonder twijfel de pluimen uit het vet. Maar of ze terecht gegeven worden is dan de vraag.

~

De naam Pajo klinkt in de underground als een sirene: bij deze naam let iedereen op. En niet voor niks, Pajo mag er immers wezen. Nadat hij in het begin van de jaren negentig met Slint een kleine muzikale aardverschuiving teweegbracht, verscheen hij steeds weer op eigenzinnige wijze aan het firmament. Zo schuwde hij het experiment niet met bands als Papa M, M en Aerial M, verstevigde bij tijd en wijle het geluid van onder andere Tortoise en Bonnie ‘Prince’ Billy, en werd hij ingehuurd door Billy Corgan om Zwan de nodige ‘underground-credibility’ te geven. Toch behield Pajo altijd zijn eigen smoel, bleef hij eerlijk tegenover zichzelf en deed hij wat hem goed leek. Hij is iemand waar critici het later over eens zullen zijn: “Die Pajo, dat was een hele grote.”

Knutselen met een laptop

Wie dacht dat alle kanten van Pajo waren belicht, wordt bij het beluisteren van PAJO voor de zoveelste keer verrast. Er worden opnieuw grenzen verlegd. Waarschijnlijk geïnspireerd door zijn samenspel met Will Oldham, test de man zijn singer/songwriters-kunsten, maar dan wel op een moderne manier. Met een akoestische gitaar onder zijn ene en een laptop onder zijn andere arm werd de zolder opgezocht; daar speelde hij de nummers van PAJO, die na vele jamsessies waren ontstaan, nagenoeg in een take op de laptop in. Zo hier en daar klinkt er wat ondersteuning van knisperende, soms compromisloze, elektronische beats of een drumcomputer, maar het is vooral de gitaar en ’s mans bedeesde stem die naar voren komen. Na de opnames is er wat gerommeld met alle mogelijkheden van het studioprogramma, waardoor het geluid meerdere dimensies heeft gekregen.

Spiderland

Pajo beweegt zich gedurende de plaat tussen wijlen Elliott Smith en Simon & Garfunkel, ten tijde van Bookends in, bijvoorbeeld in het schitterende Ten More Days en Manson Twins. De plaat kent over het algemeen rustige nummers en het tempo gaat eigenlijk alleen omhoog bij het fijne Baby, Please Come Home. Toch is dat kalme tempo niet storend. Nummers als Oh, No, No en Icicles zijn werkelijk pareltjes. Bijna de hele plaat houdt Pajo zijn moderne singer/songwriters-pet op, maar aan het einde blijkt het bloed te kruipen waar het niet gaan kan: het spannende Francie grijpt terug op Pajo’s beste dagen. Die dagen toen hij met Slint bezig was aan misschien wel de mooiste plaat van de jaren ’90; Spiderland. Is PAJO dan zo’n typisch ‘tussendoortje’? Neen, verre van. Werp de pluimen maar in de ring. Pajo heeft het weer eens geflikt.